N°. 9168.
Woensdag 8 Januari.
A«. 1890.
ftst (jouraat wordt dagtlijks, att uitsondering
ran fon- on feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 7 Januari.
FeLiilleton.
EEN GELUKSVOGEL.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD
F&lJa DXOTB. OOtTRAJTT:
Tar L«U« p*r t bmdiIullii
Fmeo p«r port......V.~.... Lü
AHoBderltfk* H«
Met genoegen kunnen we mededeelen dat
onze geachte burgemoester van zijne ziekte
zoo ver hersteld is d^t hy heden weder
als voorzitter in het stembureel op het
Raadhuis kon zitting nemen.
B(j de heden alhier gehouden verkiezing
van een lid voor de Provinciale Staten zyn
ingeleverd
a. h. hoofdbureel (Raadhuis) v. d. 735 k. 44.2 b.
2de bi*eel (Burcht)
3de
(Mare)
773 k. 399
867 k. 532
Te zamen dus van de 2375 k. 1373 b.
Aan de Kweekschool voor Bewaarschool-
houderessen alhier zal door de gemeente Zutfen
eene subsidie van 25 worden verleend.
Hedenmiddag ontvingen we per Neder
landsche mail de Indische bladen van 5 en
6 December.
Aan de verschillende universiteiten ware.
op 1 Januari jl. de volgende aantallen studenten
aanwezig, die zyn toegelaten tot de verbin
tenis voor officier van gez. voor het leger
h. t. 1. of dat in Ned.-Indiê: te Leiden 4 voor
h. t. 1. en 36 voor N.-I.; te Utrecht 3 voor
h. t. 1. en 29 voor N.-I.te Groningen 3 voor
h. t. 1. en 18 voor N.-I.; te Amsterdam 12
voor h. t. 1. en 35 voor N.-I.
Voor het jaar 1890 z(jn door den Com
missaris des Konings in deze provincie be
noemd tot secretaris van de militieraden in
Zuid-Holland, de heeren J. A. Reynders, in
het late district, 's-Gravenhagemr. H. B.
Van der Eist, in het 2de district, Rotterdam
A. J. J. S. De Rochemont, ambtenaar ten
stadhuize, in het 3de district, Leiden, en W.
Van den Berg, in het 4de district, Dordrecht.
De Koning-Groothertog heeft tot officier
in de orde der Eikekroon benoemd graaf
Dumonceau, industrieel te Groningen.
Het Staatsblad bevat in de Nrs. 211 216
de wetten tot bekrachtiging van provinciale
belastingen in Noord-Brabant, Gelderland, Zuid-
Holland, Zeeland en Utrecht.
Te rekenen van heden, is mr. C. T. Pahud
de Mortanges, uit Haarlem, buiten bezwaar
van 's Ryks schatkist, werkzaam gesteld aan
het departement van koloniën, naar men zegt
voor de opium-aangelegenheden.
Tot tweeden klerk aan genoemd ministerie
is aangesteld de heer Van de Watering Jr.
Zondag is op den huize .Avegoor", te
Ellekom, na eene ziekte van eenige dagen,
overleden mr. F. H. R. R. baron Fagel,
opperhofmaarschalk en opperintendant der
Koninklyke paleizen.
Behalve het grootkruis van den Nederland-
schen Leeuw en van de Eikekroon, sierden
verschillende buitenlandsche erden de borst van
dezen trouwen dienaar van het koninklijk Huis.
De begrafenis van mr. baron Fagel zal
a. s. Donderdag op de Algemeene Begraafplaats
(Kanaal) te 's-Hage volbracht worden.
Het stoffelijk overschot zal te halfelf per
Rijnspoor uit Gelderland daar ter stede aan
komen.
De 1ste luit. K. A. Enklaar, van het
4de reg. inf. te Gouda, is overgeplaatst bij
het 3de bat. van dat corps te Haarlem.
Te Gouda is het nieuwe gymnasium
plechtig ingewijd. Het prachtige gebouw zelf
heeft de gemeente te danken aan de vrijgevig
heid van den heer G. J. Steens Zjjnen. Ver
schillende autoriteiten waren bij de inwijding
tegenwoordig, o. a. de inspecteur voor de gym
nasia, dr. C. Eggink. Gesproken werd namens
het dageljjksch bestuur door den burgemees
ter, mr. A. A. Van Bergen IJzendoorn, namens
curatoren door mr. D. N. Brouwer, en ten
slotte door den rector, dr. A. Van IJsendyk.
Vervolgens werd de eerewjjn aangeboden en
daarna het gebouw bezichtigd, dat met zijne
keurige behangsels en geschilderde plafonds
aller bewondering opwekte.
Blijkens te Dordrecht ontvangen bericht
van Ternate, dd. 6 November, is Zr. Ms. stoom
schip „Java," met 1000 man hulptroepen van
den sultan van Tidor, van daar vertrokken
naar Nieuw-Guinea, ten einde de Papoea's te
bestrijden, die den oorlog verklaard hebben
aan ons gouvernement. (D. C.)
Op 5 dezer overleed te Deventer jhr. A.
E. C. De Sturler de Frienisbarg, geboren 30
Januari 1807 te Vierlingsbeek. Op 21 Juli
1828 trad hy als 2de luitenant by de cavalerie
in dienst, doorliep alle rangen en nam deel
aan den oorlog met België. Op 24 Juli 1861
werd hy benoemd tot adjudant van Z. M. den
Koning in buitengewonen dienst en op 4 April
1870 gepensionneerd als generaal-majoor met
den rang van luitenant-generaal.
Hy was versierd met den gesp voor 35-jarigen
trouwen dienst, drager van het metalen kruis,
commandeur van de Eikekroon 3de klasse en
een zoer verdiensteiyk officier, die door een
ieder geacht en bemind werd.
„Teyler's Godgeleerd Genootschap" heeft
drie antwoorden ontvangen op de uitgeschre
ven prysvraag: „Onderzoek naar de echtheid
en de ongeschondenheid van den brief aan de
Galatiërs, in verband met de bedenkingen,
in den laatsten tyd daartegen ingebracht,"
allen in de Hoogduitsche taal, één met het
motto: ,Wir konnen nichts wider die Wahrheit,
sondern ftir die Wahrheit," 2 Cor. XIII: 8."
Het andere met het motto„Bin ich denn
also euer Feind geworden, dass ich euch die
Wahrheit sage?" Gal. 4: 16.
Het derde met het motto„Quidquid id est,
timeoDanaos et dona ferentes.DiligoCretensss,
si modo vera ferunt."
Alsmede twee antwoorden op de uitgeschre
ven prysvraag: „Eene geschiedenis van de
Rynsburgers of Collegianten, beiden in de
Nederlandsche taal, één met het motto„Bouo
cum Deo", het andere met het motto„De
draagkracht der hervorming was grooter dan
die der Hervormden. Ch. Dolfuss, De memsche-
lyke natuur, bl. 134.
De minister van koloniën heeft bekend
gemaakt dat by den dienst van den water
staat en de burgerlyke openbare werken in
Nederlandsch-Indiê kunnen worden geplaatst
eenige adspirant-ingenieurs. Zy, die voor plaat
sing in aanmerking wenschen te komen, be-
hooren zich binnen eene maand na 3 Jan.
(dagteekening van deze bekendmaking) by
gezegeld adres te wenden tot het departe
ment van koloniën, onder overlegging van:
o. het diploma van civiel ingenieur, bedoeld
by art. 61 der wet van 2 Mei 1863; h. een
bewys van goed maatschappelyk gedrag, af
gegeven na dagteekening dezer bekendmaking
door burgemeester en wethouders hunner
woonplaats; c. hunne geboorte akte; d. een
door den commissaris des Konings in de be
trokken provincie afgegeven certificaat van
voldoening aan de wet op de nationale militie.
In het adres moet worden vermeld of de
candidaat gehuwd is en c. q. het aantal zyner
kinderen.
Aan de uitzending is verbondena. ever-
tocht voor gouvernementsrekening als passa
gier der 1ste klasse, c. q. ook voor het wet
tig gezinb. eene gratificatie voor uitrusting,
ten bedrage van ƒ1500; c. eene voorloopige
bezoldiging van 150 's maands, ingaande met
den dag van inscheping naar Nederi.-Indië.
De bezoldiging van een adspirant ingenieur
bedraagt 250 's maands.
Het stoomschip „Noord-Holland," van
Batavia naar Rotterdam, vertrok 5 Dec. van
Colombo; de „Prinses Marie," van Amster
dam naar Batavia, arriveerde G Jan. te South
ampton; de „Semarang," van Batavia naar
Rotterdam, is 5 Jan. Punta da Guia gepas
seerd; de „Utrecht," van Rotterdam naar
Batavia, vertrok 6 Jan. van Suez.
Z. M. heeft benoemd tot president der
arr.-rechtbank te Alkmaar mr. J. W. Mouton,
PB1JB Dm AJDWHBTXNTZmi
Tea 1—1 ngela/1.01. Iedere regel aeer/l.lTi.
alertere lettere neer pleeternlmte. Toer bet bt-
eeeeeeren belten de eted ver* kil berekend.
thans rechter in de arr.-rechtbank te Dor
drecht.
Toestemming verleendaan den burge
meester en secretaris van Denekamp, G. W.
Hoogklimmer, om te Losser te wonen (tot
1 Jan. 1893); aan den secretaris van Stad-
Deutichem, S. Horsting G.Jzn., om te Ambt-
Deutichem, en aan den ontvanger van Die-
men, G. C. G. Van Ketel, om te Amster
dam te wonen.
Benoemd jhr. S. Gockinga tot burgemeester
der gemeente 't Zandt.
Aan H. J. P. Meller, geboren te Keulen,
vergunning verleend de geneeskunst uit te
oefenen op Nederlandsche zeeschepen, met
uitzondering van oorlogsvaartuigen, onder
voorwaarde dat hy de wettelyke bepalingen
omtrent de uitoefening der geneeskunst in
Nederland stiptelyk nakome.
Den heer P. W. R. Petri, arts, met in
gang van den llden Januari a. s., benoemd
tot officier van gezondheid 2de klasse by do
zeemacht.
Benoemd by den plaatsetyken staf tot
plaatselyk adjudant te Amersfoort, den kapi
tein C. W. Q. De Flines, van het 6de regt.
inf., die in verband daarmede by genoemden
staf wordt overgeplaatst; en den kapitein
G. L. Meischke, van het 4de regt. inf., krach
tens punt 4o. van art. 38 der wet van 28
Augustus 1851 (Staatsblad No. 128), op non
activiteit gesteld.
Benoemd, met ingang van 1 Mei 1890, tot
betaalmeester te Hoorn den heer F. Rooden-
burg, thans te Sas-van-Gent, en te Sas-
van-Gent den heer A. De Ruyter van Steve-
ninck, thans surnumerair in dienst by de
ryksschatkist.
Gr e ui e ii *1 Nieuws.
Voor het eerst trad gisteren voor
den Hoogen Raad op een verdediger, aangewe
zen door het nieuwe bureau van consultatie
voor strafzaken. Eigenlyk was de werkkring
van dat bureau beperkt tot appèlzaken, maar
de hulpvaardige en welwillende geest, die by
dtze instelling en by de leden der Haagsche
balie voorzit, had het bureau doen besluiten
den eersten cliënt, die zich daarby aanmeldde
en er eigenlyk niet thuis behoorde, niet af
te wyzen. Aan den heer mr. J. M. Van Stip-
riaan Lulscius was de taak toebedeeld als
verdedigor op te treden van een arbeider,
die door het kantongerecht te Leiden was
veroordeeld tot eene geldboete, omdat hy in
boezemwater van Rynland had gebaggerd
Uit de portefeuille van een arts.
2)
Want evenals de Azoren in 't algemeen,
bestond ook de Monte de Cabras uit eene op-
eenhooping van vulkanisch gesteente, welks
verweerde oppervlakte onder den invloed van
het regenryke voorjaar week geworden was
evenals natte klei, zoodat ik niet dan met
moeite voorwaarts kwam.
Ik had juist met vrywat inspanning eene
kleine vlakke plek bereikt, die met verweerden
puimsteen en evervloedig met varens, grassen
en mossen bedekt was, toen ik op eene zy-
waarts liggende klip een kwartel ontdekte.
Aangegrepen door de jacht-koorts, maakte ik
my haastig gereed om te schieten en naderde
een meterhoogen bos varens, waarachter ik
het schot dacht te doen. Nu hadden evenwel
de biezen en het mos, waarin ik nu en dan
I tot de enkels wegzonk, my wantrouwig en
voorzichtig moeten maken, maar ik dacht niet
eerder aan deze waarschuwing, voordat ik
plotseling tot aan de borst in den bodem zonk.
Ik was in eene caldeirinha geraakt, een van
I die kleine, meer of minder diepe trechters,
die onder den invloed van het uit het mos
gezogen vecht in dezen van nature pereusen,
verbrokkelden bodem plegen te ontstaan.
„Verwenscht 1" schreeuwde ik onwillekeu
rig, terwyi ik my uit de met siyk gevulde
gevangenis poogde te bevryden. Al myne po
gingen leidden evenwel tot geen ander resul
taat, dan dat ik my nog eenige duimen die
per in den grond boorde.
Wat nu?
Na een korten tyd te hebben nagedacht,
loste ik het schot en slaakte een langgerekte
kreet. Daarna luisterde ik. Maar alles bleef
stil, en intusschen sypelde bet water yskoud
in myne laarzen en veroorzaakte my kippevel.
Gelukkig had ik eenige patronen in den
borstzak. Ik laadde dus opnieuw, haalde uit den
reeds overstroomden vestzak nog eenige slag
hoedjes en schoot, schreeuwde en luisterde voor
de tweede maal opnieuw zonder resultaat
Myn toestand begon nu van onbehaagiyk
levensgevaariyk te worden! De puimsteen op
den bodem van den trechter begon onder het
gewicht van myn lichaam te bezwyken, en ik
voelde my langzaam, maar ook onophoudelyk
dieper zinken.
Een derde schot en een derde kreet
hoor 1 Daar hoorde ik iets als een langgerekten
kreet van een matroos.
Vlug vuurde ik myne vierde en laatste
patroon af en schreeuwde uit alle macht:
„Hierheen! Help!"
Opnieuw kreeg ik antwoord. Daarna werd
het stil, en eerst na eeuwig lange tien minu
ten bemerkte ik aan het ruischen der varens,
dat er iemand naderde.
„Hierheen, goede vriend 1" schreeuwde ik
opnieuw en strekte daarby, om myn gezichts
kring te vergrooten, den hals uit op eene
wyze, die my eene geheel nieuwe voorstel
ling van de rekbaarheid van dit lichaams
deel gaf.
„Maar hoe, gy zyt het, sennor?" riep
daarop eene onbekende stem ter rechterzyde.
„Vlug, gryp toe!"
Deze uitnoodiging was overbodig. Met de
kracht der wanhoop greep ik de vry sterke
stang, die my op hetzelfde oogenblik voor
den neus werd gehouden. Myn onbekende
redder trok aan, en als een visch aan den
hengel werd ik op het droge getrokken.
„Duizendmaal dank, sennor I" stamelde ik,
terwyi ik trachtte op te springen. Myne beenen
waren evenwel verstyfd en weigerden my den
dienst.
„Kom nu zoo!" zeide myn redder met
een vriendelyken glimlach, terwyl hy my om
het lijf pakte en my op myne voeten zette.
„En nn, voorwaarts. De marsch naar het dorp
zal u goed doen."
Op vry onhandige wyze deed ik thans eene
poging om myne hand in den broekzak te
brengen, ten einde hem myne beurs te geven.
Hy zag evenwel myn voornemen, hing myn
geweer en mijne tasch over zyn rechter
schouder, greep my by den arm en nu ging
het in een looppas den berg af.
Nu eerst kreeg ik myne bezinning in zoo
verre terug, dat ik myn redder nauwkeuriger
kon opnemen. De onbekende moest vier en
twintig a zes en twintig jaar oud zyn, had een
innemend gezicht, met levendige, zwarte oogen
en droeg het kostuum van de landlieden van
het eilandbuis en pantalon van grys linnen,
op hot hoofd een breedgeranden stroohoed en
aan de voeten sandalen van gedroogde geiten
huid. Blykbaar was hy een boer uit het dorp,
die by het snyden van heidekruid myne nood
signalen gehoord had.
„Wildet gy roodborstjes schieten, sennor?"
vroeg hy, toen wy by don voet van den berg
gekomen waren, terwyl by my het geweer
teruggaf.
„Roodborstjes? God beware my voor zulk
eene misdaad!" was mijn antwoord. „Ik wilde
kwartels schieten."
Wordt vervolgd.)