W. 9161
Maandag SO December.
A*. 1839,
TMin DHZHB OOTTRjLEST:
TW UUM f WM<a .V. .TT.V 1J0.
<§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
ran <§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat nlt DRIE
Bladen.
NIEUWJAARSWENSCHEN,
Kikeriki.
Leiden, 28 December.
Eene parapluiegcscliiedenis.
hw ft fL....r.ïTT.v 1.40.
4f"J—T" N.nunm.0.0».
PRIJS DEB ADVERTENTTBJN:
T*a 1—6 r*g«lt 1.05. Ioder# r«g«I meer 0.17$.
GTOOitre lettert mr plAttarolmte. Toor het it-
OMteeren buiten de stad wordt 0.10 berekond.
Evenals vorige jaren zal in ons op
Oudejaarsavond verschijnend num
mer de gelegenheid opengesteld wor
den tot plaatsing van
naar gelang van ieders maatschap
pelijke betrekking, ad 50 cents per
advertentie, mits men ze ons doe
toekomen uiterlijk op Dinsdag 31
Dec. a. s., te halfdrie des namiddags.
Aan de Abonné's daarop, wordt bjj dit
nommer verzonden No. 14 van Kikeriki.
Door de afdeeling Leiden en omstreken
van de Maatschappy tot bevordering der
Bouwkunst zal Maandag den 30sten December,
avonds te halfacht, in het Nutsgebouw
eene vergadering gohouden worden.
De Staatscourant van lieden bevat oen
koninklijk besluit van 23 dezer (Staatsblad
No. 189), houdende voorschriften ter uit
voering van art. 5 2de lid der wet van 8
Dec. 1889 (Staatsblad No. 175), ter gedeel
telijke herziening der wet op h^t lager onder
wijs. Daaraan is bet volgende ontleend:
Art. 1. In de maand Januari 1890 doen
Gedeputeerde Staten aan enzen Minister, die
met de uitvoering der wet tot regeling van
het lager onderwijs is beiast, opgaaf van de
door ben goedgekeurde sommen, die op de
begrooting van elke gemeente in hunne
provincie voor dat dienstjaar zjjn uitge
trokken voor de kosten van het lager onder
wijs, vermeld in art. 44 der wet van 17
Augustus 1878 (Staatsblad No. 127), zooals
dat thans luidt onder letter a-d en onder
letter e, voor zooveel betreft het huren der
schoollokalen en onderwijzerswoningen.
Deze opgaaf bevat tevens het cijfer van
het Rijkssubsidie aan de gemeente, tot be
strijding van jaarwedden van onderwijzers
en onderwijzeressen bjj de lagere scholen,
toegekend vóór het in welking treden der
wet van 17 Augustus 1878 (Staatsblad
No. 127).
Van sommen, nader door hen goedgekeurd
of krachtens artikel 212 der wet van 29
KAAK
C. TICHNOIt.
1)
Het is oen prachtige morgen. Mijnheer en
mevrouw Braby Brown gaan om halfnegen
naar het stationzij loopen hard, want het
is hoog tyd. Plotseling staat mevrouw stil
eu vliegt naar huis toe.
„Waar ga je naar toe, Marie? We missen
den trem nogl"
„O, ik vergeet mijne parapluie mode te
nemen en die moet ik hebben."
Weidra haalt z\j ademloos haren echtgenoot
in, met eene mooie parapluie met zilveren
knop in de hand.
„Je lijkt wel gek, om vandaag eeno para
pluie mede te nemen. Ik zie geen wolkje
aan de lucht."
„Men weet hier immers nooit, Karei, welk
weer het een kwartier later zijn zal. Beter
ten halve gekoerd, dan ten lieela gedwaald;
een wijs man neemt eene parapluie mede als
liet nog mooi weer is; een dwaas, als het
begint te rogenen."
„Zeur nu niet; jullie, vrouwen, loopt altijd
m6t zoo'n ding, regen of goen regen."
Juni 1S51 (Staatsblad No. 85) door hen op
eene gemeente-begrooting gebracht voor do
kosten, bedoeld in het eerste lid van dit ar
tikel, doen Gedeputeerde Staten aan Onzen
voornoemden Minister opgaaf binnen veertien
dagen na dagteekening van hun besluit.
Art. 2. Onze voornoemde Minister stelt
het voorschot vast, waarop elke gemeento
over het dienstjaar 1890 aanspraak heeft,
berekend naar de sommen, in artikel 1 van
Ons tegenwoordig besluit bedoeld, en doet
daarvan mededeeling aan Gedeputeerde Staten.
Van dit voorschot wordt telken drie maanden
na de vaststelling door het Rijk aan de ge
meente een vierde gedeelte betaald.
Art. 3 regelt de op te maken declaration
art. 4 bepaalt dat in de maand Jan. IS92
Ged. Staten den Minister opgaaf dodn van
het bedrag der kosten, die aanspraak geven
op vergoeding, en art. 5 dat de Ministor het
juiste cflfer regelt van het bedrag, waarop
elke gemeente over het dienstjaar 1890 aan
spraak heeft als uitkeering, nadat de be
doelde opgaaf bjj hem zal zijn ontvangen.
De anti-revolutionaire Kamerleden hebben
aan de besturen van lo. de vereeniging voor
thristelyk-nationaal schoolonderwijs, 2o. de
vereeniging voor gereformeerd Bchoolonderwijs,
3o. de Unie „eene school met den bijbel",
4o. de vereeniging van christelijke onderwij
zeressen in Nederland, een schrijven gericht,
dat thans in „De Standaard" is opgenomen.
In dat schrijven wordt betoogd dat door
aanneming van de nieuwe schoolwet de school
strijd een ander tijdperk is ingetreden. Wordt
de wet eerlijk uitgevoerd, dan heeft dio strijd
op politiek terrein veel van zijne belangrijk
heid verloren.
De verhouding van het openbaar onderwijs
tot het bijzonder is echter omgekeerd. Van
principiëele achterstelling van de bijzondere
school is voortaan geen sprake. De wetten
van 1857 en 1878 moesten door gemeente
en rijksambtenaren ten uitvoer worden gelegd,
de nieuwe wet stolt de Christenen zeiven in
de gelegenheid de wet uit te voeren zooals
door de Regeering bedoeld is en scholen op
te richten voor de bevolking, die Christelijke
scholen wenscht.
De bemoeiingen der antirevolutionaire
Kamerloden treden daardoor op den achter
grond, de taak der echoolvereemgingen wordt
gewichtiger, daar zij te zorgen hebben, dat
bijzonder onderwijs regel wordt.
De Kamerleden z(jn van oordeel dat de
besturen van bovengenoemde vereenigingen
gemeen overleg omtrent de te volgen gedrags
lijn zullen moeten plegen, daar toch naijver
of gebrek aan samenwerking hoogst nadeoiige
gevolgen zouden kunnen hebben.
Daarom verzoeken de anti-revolutionaire
Kamerleden den besturen eene samenkomst
te houden, ten einde te beslissen, of in boven-
gemelden geest maatregelen behooren geno
men te worden, en zoo ja, welke. Zij geven
daarbij d°n voorzitter van het bestuur van
Christelijk Nationaal Schoolonderwijs in over
weging, de besturen uit te noodigen:
1. om op eene door bem op te geven plaats
en t(jd eene b(j(B-rkomst te houden;
2. om elk der besturen, waaraan dit schrij
ven gericht is, uit te noodigen eene commissie
van advies, bostaande uit drie leden, te be
noemen, ten einde oen program voor die ver
gadering te ontwerpen.
In zijn antwoord aan de Eerste Kamer
op de Indische begrooting verdedigt de minis
ter van koloniën zijn beleid en wijst op de
beslissingen en maatregelen, waartoe h(j hseft
medegewerkt. Besluiteloos is hij niet, maar
wel voorzichtig en kalm overleggend. Do hand
having der wettige opium-verordeningen ver
dient geene blaam. De minister wil door zyne
godsdienstige uitingen niet aan anderen erger
nis geven on alleen, wanneer hij daartoe wordt
uitgelokt, verkondigt hij ze. Tot herziening
der comptabiliteitswet hoopt hij het initiatief
te nemen. De uitslag der koffieveilingen recht
vaardigt de verhoogde raming tot 48 cents.
Bij alles wat in het belang van Indië wordt
ondernomen, zal hy den toestand der Indi
sche en Nederlandsche financiën raadplegen.
De instructie van den gouverneur van Atjeh
schijnt hem niet dubbelzinnig. Tor gerust
stelling alleen, ofschoon onnoodig, verklaarde
bij den gouverneur in den gewenschten zin
te doen inlichten. Do Rogeering laat behoor
lijke vrijheid van handeion aan den bevel
hebber in Atjeh tegenover don vijand. Daar
de berri-berri in den loop van 1889 vooral
in Atjeh weder toenam, ondanks alle ont
smettingsmaatregelen, heeft de minister op
advies van den chef van den geneeskun
digen dienst het ophouden dier kostbare
maatregelen aanbevolen. Dr. Fiebig onderzoekt
nog steeds, maar tot dusver leverde dit onder
zoek weinig nieuws op. Zoolang dat onderzoek
niet i3 afgeioopen, wil do minister niet be
slissen over de borri-berri-commisaie. Volgens
bet rapport van den resident op Sumatra's
Oostkust, kan do loop van zaken aldaar mot
gorusthoid worden afgewacht.
Men schrijft ons uit Oude-WeteringTot
onderling en diaken der Ned.-Hervormde ge- I gevoelt
meente van Oude- en Nieuwo-Wetering zijn
herkozen de beeren T. C. Los en A. Los.
Onze oude trouwe postlooper, H. Froaman,
heeft tegen 1 Januari a. s. ontslag uit zjjno
betrekking verzocht. De gebreken dos ouder-
doms hebben hem daartoe aanleiding gegeven.
Overigens zullen vele, zoo niet alle ingezetenen
zich nog lang den dienstwiiligen en nauw-
gezetten man herinneren, wion zij zoo gerust
hun vertrouwen konden schenken. „Het ga
u verder met uwe echtgonoote wel!" zoo roepen
wjj hem van harte toe.
Men meldt uit Apeldoorn, dd. 27 Dec.
Dinsdag-namiddag werd ten paleize het Loo
het Kerstfeest geviord, welke feestviering
geleid werd door de» 83-jarigen hof prediker
ds. Van Koetsveld.
Een sierlijke kerstboom was opgericht, prij
kende met tallooze kaarsjesverscheidene kin
deren van ingezetenen waren daarbij genoo-
digd. Nadat H. M. de Koningin en do Prinses
tegenwoordig waren en de kinderen gegroet
hadden, hield ds. Van Koetsveld eene toe
spraak, waarna de geschenken uitgereikt
werden aan do Prinses en de overige kinde
ren, die allen met veel en rijk begiftigd werden.
Ook de hofdames en hofdignitarissen hadden
hun kerstboom; ook zy ontvingen kostbare
geschenken.
In den morgen van den eersten Kerstdag
hield d8. Van Koetsveld eeno Kerstfoestrode
in de kapel ten paleize, weder in tegenwoor
digheid van II. M. de Koningin en de Prinsos.
To 2 uren vertrok ds. Van Koetsveld weder
naar Den Haag.
Maandag brachten H. M. de Koningin en
do Frinsos verscheidene bezoeken in de wonin
gen der beambten van het paleis on domeinon
en bjj weduwon van vroegere beambten, mot
het dool hunne kinderen uit to noodigen tot
bywoning van da viering van het Kerstfeest,
dat later in hot chalet dor Prinses in het
park zal gegeven worden.
Dat zulk een bezoek hen, wien dit to beurt
valt, in de wolken brengt, is duidelijk, doch
evenzeer dat zjj wat verlegen zijn. H. M.
heeft grooten tact hen dadelijk op hun ge
mak te brengen en neemt ieder in door hare
groote minzaamheid. Het Prinsesje volgt ook
hierin het schoono voorbeeld na en is uiterst
lief en hartelijk tegen de kleinen.
Het is wel zeker dat de uitnoodiging ner
gens afgeslagen is, on evenzeer dat ook deze
kleinen, zjj hot ook op andere wijze, groote
bewijzen zullen ontvangen van de genogen-
beid, welke onze geliefde Vorstin voor hen
(U. D.)
yacvCT'swwarMjjafgmy.wy/g-p r.iw.vaïwn.-Kr
„Omdat manlief niet altijd by do hand is
om de parapluie voor ons op te houden. Voor
myn part mogen z(j hot laton, want als het
rogent, denkt een heer enkel om zyn zyden
hoed.
„Toe, Marie, loop een beetje harder; ik
hoor daar de bel al!"
„Ik kan heusch niet; waarom ga je ook
altoos zoo laat van huis?"
„Ik was vroeg genoeg klaar, maar ja hadt
zoolang work met jo nieuwen hoed en dan
moest je weer die paraplnie gaan halen, die
je evenmin noodig hebt als
„Jawel, want rogent het niet, dan zet ik
haar voor de zon op; maar als je toch zag,
dat ik m'n nieuwen hoed opzette, hadt jo
wel om de parapluie mogen denken."
„Apropos, is dat nu die hoed van 35 dollar,
waarvan ik gisteren de rekening kreeg?"
„Karei, ik hoor den trein al."
„Je hebt gelijk en ik heb vanmorgen vroeg
eene vergadering."
Toe, loop dan maar hard vooruit, dan zal
ik den volgenden wel nomendat scheelt
maar vijftien minuutjes."
De heer Brown snolt vooruit en zijne vrouw
komt op haar dooie gemak achteraan. Ais
zy op het perron komt, denkt zyIk was
toch wel g?k om vanmorgen eene parapluie
mede te nomen. Ik zal zo maar by den stations
chef deponeeren.
De torenklok slaat halféén. Mevr. Brown
staat voor de groote glazen deur van een
manufactuurmagazyn en kijkt wanhopig naar
de groote regendroppels, die weinig goeds
voorspellen. Juist wil mevr. Green den win
kel verlatenmevrouw komt regelrecht op
haar af.
„Wat ben ik blij eene kennis met eene
parapluie te zien. Ik heb hier al eene eeuw
staan schuilen. Mag ik tot Tremonstreet met
je medegaan, ten minste als jy dien kant
op moet."
„Wel zeker, wel zeker! Kom maar mee.
Hot doet mij genoegen, dat ik juist vanpas
kom. Mijne paraplnie is in den la&tsten tyd
myne onafscheidolyke gozollin."
„Nu moet ja weten, dat ik my altoos wa
pen voor allerlei waarschynlykheden; ik ging
vanmorgen mot eene parapluie van huis,
maar myn man lachte my braaf uit en toen
was ik dom genoeg haar aan het station ach
ter to laton."
„Ja, zoo zijn do mannen; George heeft zóó
her land eene paraplui9 mede te nomen, dat
hij zich liever honderdmaal nat laat regenen,
dan ééns op oen mooien dag eono parapluio
medo to slopen; ja, zou je wel willen geloo
ven, dat, al regent het, ik hem nog bidden
en smeeken moot eene parapluie op te
stekon
„Ik zal maar de eerste de beste tram ne
men dio gaat toch voorby het station je hebt
me een grooten dienst bewozen."
Ik neem ook die tramzy houdt zoo goed
als voor orize deur stil."
„Hola, hé, conducteur I"
„Ja, damos, er is nog maar één plaatsje
binnen aan dan linker kant.
„Ga daar maar zitten, mevr. Greenik sta
liever en ik ga or toch het eerste uit."
Na veel complimentjes neemt mevr. Green
de open plaats; een heer staat zijne plaats
aan mevr. Brown af. Aan het station geko
men, staat rnovr. Brown haastig op, stelt
hot geduld van den conducteur op eeno har-
da proef, door allorlei boodschapen aan hare
vriendin medo te geven en neemt eindolyk,
per abuis, nog de parapiuia mede, dio tusscheu
haar beiden heeft gostaan. Als zy hare ver
gissing bemerkt, is de tram al een oinöje weg.
Wordt vervolgd.)