DAGBLAD. N°. 9139 Maandag 3 X>eeemt>er. A\ 1839. Feuilleton. HET GEHEIM jouraat wordt dagelijks, mot uitzondering vaii fpn- en feestdagen, uitgegeven. PEUS DBSXX, OOUlU-trr: foor Loidoa por I maanden.1.16. Franco por port.1.66. l&ondorlgko Komman.6.66. Gemengd Nieuwe Voor eenige dagen vervoegde zich by eene notabele familie te Oudshoorn een ale heer gekleed persoon, die zich aan haar bekend maakte als R. H., student in de rechten aan de universiteit te Oxford. Met open armen werd hy ontvangen.Levendig herinnerde men zich den kleinen Richard M., uit Keulen, die in zyne kinderjaren meermalen by zyn toen te Oudshoorn wenenden oom en tante gelogeerd had. Het spreekt vanzelf, dat de nu zoo aardige mynheer, die in het stations koffiehuis logeerde, te dineeTen werd gevraagd. By deze gelegenheid deelde hy mede dat zyn oom en tante, welke sedert eenige jaren Oudshoorn hadden verlaten en nu te Kampen woonden, eerstdaags zouden overkomen. Reik halzend zag hy hunne overkomst te gemoet, te meer daar hy eenigezins „court d'argent" was. Wanneer het niet te onbescheiden was, zou hy gaarne zien, dat zyn nobele gastheer hem ƒ100 leende, welke door zyne uit Kam pen verwacht wordende familie zouden worden gerestitueerd. Niets kwaads vermoedende, vol deed men aan zyn verzoek. Wel bevreemdde het den geldleener eenigszins, toen hy zyn gast eenige woorden in het Latyn toevoegde dat deze niet door den weldra te promovee- ren rechtsgeleerde werden verstaan, doch daar de meester in de rechten in spé beweerde, dat men om te Oxford te promoveeren, met geen Latyn te maken bad, verdwenen by hem de vage vermoedens. Op een ander tydstip leende de heer R. M. van een anderen kennis te Oudshoorn 25. Overigens leidde de Oxfordsche student een vrooiyk leventje en voldeed dagelyks aan zyne studentenliefhebbery om te ryden en te rossen in hooge mate. Naar men verzekert, heeft de kastelein van het stations-koffiehuis, behalve de ver teringen, die zyn gast by'bem heeft gemaakt, bovendien nog 58 van dezen te vorderen, wegens geleend geld. In het begin dezer week bekroop den heer R. M. de lust om per rytuig een uitstapje te maken naar Gouda. Daar het weder guur was, leende de heer O. T., eigenaar van het koffiehuis, hem eene warme overjas, een zoogenaamde „pool". Te Gouda gekomen gelastte „de myn heer" den koetsier eenige Goudscbe pypen te koopen en deze in het rytuig te bezorgen. Men zou dan 's avonds, na de terugkomst, eens heel gezellig te zamen een pyp rooken. Ja, eene pyp werd er gerookt, doch voor van. den Inspecteur van Politie. 93) „En was het dan niet, op zyn minst genomen, de plicht geweest van hen, die zulk eene zware aanklacht durfden uit spreken, ook de reden te verklaren, waar door een jong, aanvallig, zachtaardig meisje plotseling tot zulk eene daad van geweld kon worden gebracht 1 Niets van dit alles was ge ichied. De laatste vraag alleen leverde een zielkundig raadsel op, dat dan toch zeker in de allereerste plaats behoorde te worden opgehelderd. Hy aarzelde niet te beweren, dat de rechters evenmin als hy in staat zouden zyn eene eenigszins geldige oplossing te vinden. Zoolang dit niet was geschied," eindigde de advocaat, „mocht het meisje niet veroordeeld worden, te meer, omdat op veel mensch- kundiger gronden, die hy, helaas, betuigen moest op dit oogenblik niet te kunnen geven, was aan te nemen, dat door den waren moor denaar een helsch schelmstuk was gepleegd, om den schyn op eene onschuldige te werpen 1 Maar had de aanklacht hare zwakke punten, zooals de heer Tremayne krachtig en duide - de betrokken personen eene by uitstek bittere. Mynheer R. M., de te Oxford studeerende jurist, is met pool en noorderzon, terwijl de koetsier de pypen kocht, spoorloos verdwenen. Nadere informatién hebben aan het licht ge bracht dat de heer R. M. met zyne te Kampen wonende familie sedert lang gebrouilleerd is. Hecgeen hy van hare overkomst te Oudshoorn heeft opgedischt, was niets dan eene met opzet verzonnen leugen. Waarschyniyk is uit R. M., dien men te Oudshoorn als knaap gekend heeft, geen stu dent, doch een sluwe oplichter gegroeid, voor wien het niet ondienstig zou zyn eenigen tyd in stille afzondering door te brengen, om da£r voor hem de heilzame ervaring op te doen, dat der Nederlandsche justitie middelen ten dienste staan om aan pseudo Engelsche studenten of aan verloopen Duitsche kellners te leèren, dat we in Nederland in vele op zichten een uitnemend wetboek van strafrecht hebben. (N. R.) Nadat Woensdag reeds in Duit sche dagbladen eenig wantrouwen in Stanley's voorstelling hoe hy Emin-pacha bevrijdde, zich vertoonde, maakt Eduard Glaser, de bekende Oo8tenrijksche reiziger in Afrika, heden eene waarschuwing openbaar, om de phantastische schilderingen van Stanley voorzichtig op te nemen. Stanley's beschrijving van eene groote streek met een eeuwenoud woud tusschen de Congo en Wadelaï heeft zeer de controle noodig van kalme kenners al§.Emin-pacha en Junker. Volgens Glaser zou het duidelijk zijo, dat eerst het leven, dat over Stanley's reis gemaakt werd, aanleiding gegeven heeft tot het op trekken der Mahdisten naar de equatoriale provinciën, en hiermede ook samenhing wat Emin-pacha van zijne eigen lieden te ver duren heeft gehad. Glaser vindt het „unfair" dat Stanley lange berichten openbaar maakt, terwyi Emin-pacha nog zwijgt. Met alle waar deering van Stanley's grootsche daden, verzookt hij de pers, dat zy den armen Emin-pacha niet zyn roem zal doen verliezen. Aan het Berlynsche hof zullen dezen winter groote feesten gegeven worden, waarvoor een nieuw ceremonieel is vastgesteld, en mirabile dictu, zelfs wijzigingen in de etiquette. Van een en ander ontvingen de gezanten der vreemde Mogendheden bericht van den Minister van het Koninklijk Huis, Von Wedell Piesdorf. Ook de quaestie van de galakleeding is opgelost. De „Reichsanzei- ger" bevat een besluit tot vaststelling van de uniformen der ambtenaren, welk beslnit twee kolommen vult. De uniform van een lyk had aangetoond, ze had ook hare sterke zjjde. Het bezit van het met bloed bevlekte sjaaltje was een feit, dat boven alle bedenking vaststond. Juffrouw Gregory had het niet alleen onmiddellijk herkend, maar het zelfs nog vóór zy het gezien had, nauwkeurig be schreven. Mevrouw Hunter had moeten toe geven, hoeveel moeite het haar ook kostte, dat het sinds jaren het eigendom van Char lotte Duvivier was geweest. Ook de andere, 7eel gewichtiger verklaring van juffrouw Gregory was niet in twijfel te trekken. Hoewel her haaldelijk door den verdediger aan haren eed herinnerd, hoezeer hy haar telkens op de mogelijkheid van eene vergissing gewezen en haar van het gewicht harer uitspraak door drongen had, was haar antwoord steeds met de grootste zekerheid en overtuiging hetzelfde geweest: „Zoo waarachtig als ik hier vooru sta, mynheer, dat is het mensch, dat dien avond met de Fransche dame is binnenge komen." Eene zoo bepaalde getuigenis te loochenen of te ontzenuwen was eene onmogelijkheid. Even onmogelijk was het, eene aanneem bare verklaring te geven van de aanwezigheid van den sleutel in den haard van hare slaap kamer, indien zy werkelijk onschuldig was. Het was de sleutel van de achterdeur van het Staatsminister kost 1700 M., waarvan de rok alleen 1400 M. Een rok van een „Landgerichts- rath" komt op 850 M., die van een referen daris op 300 en die van een ondergeschikt ambtenaar zelfs nog op 130 M. en hoogerl Ook de voorschriften met betrekking tot de begroeting van den keizer door de troepen en militaire autoriteiten, aan stations, waar hij passeert, zyn gewijzigd, omdat deze, als af komstig uit een tyd, waarin eene Vorstenreis eene zeldzaamheid was, te veel vorderden van de autoriteiten, die nu dikwijls in het holle van den nacht aan het station moeten zijn, om te zien hoe een trein met slaapwagen, waarin de keizer ligt te slapen, even op houdt. Voortaan mogen deze heeren, tenzij het tegendeel is gelast, wegblijven. Op de burgerlijke overheid is dit nog niet van toe passing. Men schrijft van den 15den Oct. uit Fort-de-Kock Te Soengei-Tanang, laras Banoehampoe, werd een paar dagen geleden een moord ge pleegd onder de volgende zonderlinge omstan digheden. Eene Maleische vrouw, zich „vol zonden" gevoelende, begaf zich, vergezeld van haren zoon, naar de soerau van Toeankoe Patah, bij zyne medekampong-bewoners be kend als een bijzonder godvruchtig hadji, en verzocht dezen haar „vrij van zonden" te maken. Nadat de hadji haar verzoek had over wogen, verdiepte hy zich eenige oogenblikken in het gebed en deelde haar vervolgens mede dat God hem den aard harer zonden had ge openbaard, en dat haar wensch zou vervuld worden, zoodra de twee ijzeren pennen, welke zich in harén bulk bevonden, daaruit zouden verwijderd zijn. Op de vraag der vrouw of daarmede levensgevaar gepaard ging, moet de Toeankoe haar, naar men verneemt, ver zekerd hebben, dat zy daarvoor geene vrees behoefde te koesteren. In de soerau bevonden zich op dat oogen blik een twintigtal moerids (leer- of volge lingen) van den hadji, die, toen de vrouw verklaarde de boetedoening te willen aan vaarden, op eenigen na de soerau verlieten; ook haar zoon verwijderde zich. Aan de biy venden gelastte Toeankoe Patah toen zich om te keeren, zoodat zy met den rug naar de vrouw gekeerd zaten, en droeg hun op, om, tydens de heilige verrichting, de oogen te sluiten. De arme vrouw strekte zich toen op den vloer uit, waarop de hadji haar eene zoodanige wonde in de onderbuik toebracht, dat een PRIJS DXLR ADVBRTHKTDHWl Tu 1—6 regel* 1.06. Iedere regel meer ƒ0.174* Cfoxrtere lettere neer pleeteroimte. Toer bet ia- eeeaeeren bulten de eted wordt 0.10 berekend. groot gedeelte der ingewanden uittrad en zij tijdens de bewerking bezweek. Na nog eenigen tijd voor zyn slachtoffer gebeden te hebben, riep de dader den zoon der over ledene en droeg hem op, zijne moeder naar huis te brengen. Een paar uur later werd de moordenaar door de politie gearresteerd en naar de gevangenis overgebracht. Volgens ingewonnen berichten, zou Toean koe Patah in den laatsten tyd lijdende zijn aan vlagen van waanzin. Opmerkelijk treden hier het fanatisme en het blind vertrouwen op de hadji'8 te voorschijn; de vrouw toch was van beroep doekoen (vroedvrouw) en kon dus het gevaarlijke der operatie wel beoordeelen, maar toch onderwierp zy zich vol vertrouwen aan de bewerking en uitte zelfs geen enkelen kreet. {Sum. Ct.) In Groot-Britannië is de winter ingetreden. Over het gehe^le land woei dezer dagen een krachtige koude noordenwind, uit eene dikke luoht vol sneeuw en hagel, welke op verscheidene plaatsen naar beneden kwamen. In sommige streken sneeuwde het zóó hevig, dat de wegen onbegaanbaar werden. Daarbij heerschte eene gevoelige koude. Te Dungeness wees de thermometer 26 gr.; te Cambridge en andere plaatsen 27 gr. en te Londen 28 gr. Op de windzijde daalde de thermometer daar zelfs tot 18 gr., eene koude, zooals indezen tyd van den winter slechts zelden is waargenomen. De storm heeft hier en daar schade aan gericht, o. a. aan de zeewering te Sandgate, welke niet dan met groote kosten kan worden hersteld. Eene Schotsche stoomboot strandde by het havenhoofd van Sunderland, doch de 13 opvarenden werden gered. Op de buiten- kust is de zee zeer hoog en woest. Een reiziger deelt aan de „Ind." mede dat het historische huis te Longwood op Sfe.-Helena, waar Napoleon woonde en stierf en dat geruimen tijd eene soort van pelgrimsoord was, dat ieder, die St.-Helena aandeed, moest opzoeken, thans eene nieuwe bestemming heeft gekregen. Het huis, dat by eene groote boerdery behoorde, is thans eene bergschuur; de kamer, waar de keizer stierf, is in een stal veranderd en op de plek, waar het lijk op een paradebed ge plaatst was, staat thans eene machine om graan te malen. De weinige nog overgebleven gedecoreerden met de St.-Helena-medaille, zegt het blad, zullen dit zeker met leedwezen hooren. CORRESPONDENTIE. Een paar inge zonden stukken moesten tot een volgend nommer blyven liggen. hotel, welke tot twaalf uren 's nachts open werd gehouden. Hoe kon deze ongemerkt in hare kamer zyn gebracht, wanneer zy den geheelen nacht daarin vertoefd had De heer Tremayne begreep zeer goed dat dit laatste feit de zaak moest beslissen. De rechters namen dan ook niet eens de moeite, zich, zooals steeds de gewoonte was, ter be raadslaging af te zonderen, maar spraken onmiddeliyk het vonnis uit. Zy waren zeiven verheugd van de zaak af te komenaan eene vryspraak viel onder de gegeven omstandig heden niet te denken; was Charlotte Duvivier inderdaad onschuldig, zooals velen onder hen werkelyk geloofden, dan zou hare onschuld voor het hof en de gezworenen veel eerder aan het licht komen; men had dan ook tyd, om voor haar te werken. Zoo verschoonend mogelyk sprak de voor zitter der Sandbankscbe rechtbank de onge lukkige Charlotte toe; hy erkende volkomen, dat er veel in haar voordeel sprak, maar de rechters hadden hier alleen te maken met de feiten, die hen waren voorgelegd, en deze noodzaakten hen, haar naar het hof te ver- wyzen, ten einde zich te hooren terechtstel len: „wegens moord met voorbedachten rade, gepleegd op de persoon van Madeleine Faure, in den nacht van 24 October laatstleden." De vreeseiyke woorden maakten op het arme, in tranen badende meisje een vernieti genden indruk. De president merkte het op, en voegde er daarom den wensch by, dat het haar en haren vrienden gelukken mocht, de aanklacht te niet te doen en hare onschuld klaar en duide- lyk aap het licht te brengen. Met het bevel, de beschuldigde naar de cellulaire gevangenis van het graafschap terug te voeren, werd de zitting gesloten. "Wat Charlotte's vrienden gevreesd had den, was dus geschied. Er bleef hun niets anders over dan de middelen in het werk te stellen, welke zy reeds van te voren beraamd hadden. Na het afleggen zyner getuigenis voor de Sandbankscbe rechters, was Robert Po wer vry, en hy haastte zich aan zyne, met den heer Norfolk afgesproken, plannen ge volg te geven. De hoofd-inspecteur had reeds dadelyk, volgens zyne belofte, aan den gouverneur van de strafgevangenis te Dart moor geschreven; hy had dezen alles mede gedeeld en hem verzocht, Robert Power als buitengewoon opzichter aan te stellen, maar hem zooveel mogelyk vry te laten. (Wordt vervolfjd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 13