W 9115. Maasidaa' *4 November A0. 1889. |in fiourant wordt dagelijks, met uitzondering van on- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 2 November. Feuilleton. HET GEHEIM FBI» Smi OOUBABT: Thi Lsldsn h> is»»*»1.10. VlUM p«r fSSt.1.40, Afenduigk* Nsmmen.0.00. PRIJS DUB UDVHBTHNTTHN: Tu 1—1 1.08. I«d«r« mwr/0.174. Gt«oUt« utt«n sur plftftternlmt*. Voor hei in* «ren bnHen de «tod wordt 0.10 berekend. Zooals reeds bekend gemaakt is, zal het Rotterdamsch Tooneelgezelschap hier Maandag a. s. „Suzanne" en „Alphonse" opvoeren. Wy kunnen onzen lezers in gemoede aanraden dien avond den schouwburg met een bezoek te vereeren. „Suzanne", door den talentvollen Jan C. De Vos geschreven, is een der beste stukkon, waarop onze nationale tooneelliteratuur kan bogenhet is in de hoogste mate boeiend met krachtige, gloedqjke dialogen en met een ver heven tendenz. In „Alphonse", van Alex. Dumas, zal men mevrouw Beersmans kunnen bewonderen in een harer beste creaties. Bp gelegenheid van haar vyf-en-twintig-jarig jubileum als tooneelspeelster hebben wy haar als mejuffrouw Oulchard, de heldin van dit tooneelspel, de (meest uitbundige loftuitingen mogen toezwaaien Wy verwachten dan ook dat Leidens inge zetenen, begeerig om aan werkelijk verdienste lijke stukken en aan goed spel hunne bewon dering te schenken, van deze gelegenheid partjj zullen trekken. Morgen, Zondag-avond, zal in de kerk der Chr.-Gereform. gemeente, afd. Hooigracht, optreden de heer Kruidenier, zendelingleeraar, die door de Vereenigde Presbyteriaansche Zending-vereeniging in Noord-Amerika is aan genomen, en uitgezonden om in Egypte het Evangelie te gaan verkondigen. Op zijne doorreis bezoekt hy z(jn moeder land! en zal hü in enkele gemeenten optreden, ten einde een woord tot opwekking te spreken in het belang der buitenlandsche Zending. De heer Kruidenier is een zoon van een zeer geacht ouderling, die een tal van jaren de Chr.-Gereform. gemeente te Zufd-Beierland gediend heeft en indertijd met zijn gezin naar Noord-Amerika is verhuisd. De Nederlandsche mail met berichten uit IndiS wordt morgenochtend alhier verwacht. Bjj de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp tot herziening der wet op de consulaatrechten. Daarbij is aangenomen een vast recht van f 2.50 voor de expeditie va» een zeeschip met een maximum van f 25 voor een zelfde schip in dezelfde haven per jaar. Enkele consuls, die daardoor in hunne inkomsten getroffen worden, ontvangen ver goeding. TuBSchen de Gouwe, b(j Gouda, en den Kjjn, bfl Bodegrave, zal, als het Bodegraves gemeentebestuur bestaande plan doorgaat, eene verbinding tot stand komen. Den heer H. Paul te Gouda is het maken van een ontwerp opgedragen. De heer I. H. J. Campagne, magazijn meester van den Ned. Rijnspoorweg te Utrecht, die gisteren zijn 25-jarig jubileum bij de Maat- 8«happij herdacht, ontving van z(jne mede- ambtenaren een - zilveren inktkoker, twee kristallen karaffen met zilver gemonteerd en een benheur du jour. Een paar maanden geledon heeft het „Hbl." zich met een beleefd verzoek tot dén minister van koloniën gewend. Bezuiden Padang wordt thans op staats kosten eene nieuwe en schoone haven ge maakt. Deze veilige ligplaats voor schepen wordt door een spoor in verbinding gebracht met Padang en de Padangsche Bovenlanden. Wanneer die ijzeren weg gereed is, kan ge makkelijk eene lijn gelegd worden naar de Ombilin-kolenvelden. In andere woorden: deze nieuwe baven, deze aanlegplaats voor stoombooten, dit eindstation van spoorwegen gaat eene groote toekomst te gemoet. Het blad gelooft in haar voorspoed, het is zeker dat ze naam zal maken.maar daartoe moet zij eerst een naam hebben. Nu voorzagen wij echter, zegt het „Hbl.", dat, indien minister en gouverneur-generaal niet bijtijds deze haven een naam gaven, zy gedoopt zou worden door de spraakmakende gemeente met die van de baai, waarin ze gelegen is. Deze inham heet de Brandewijns baai I Reeds meer dan één schip heeft spoor- wegmateriëel en bouwstoffen in de Brande wijnsbaai gelost. De naam begint dus reeds bekend te worden ook buiten ons vaderland. We vroegen daarom, terwijl het nog even tijd was, ter wille van onzen eigen naam en ter wille der bewoners van die groote havenstad der toekomst, een beteren naam, dan dien leelyken alcoholischen klank van brandewijn. De minister van koloniën, de heer L. W. C. Keuchenius, heeft ons verzoek in overweging genomen en ons de eer aangedaan zijn besluit ons in de volgende woorden mede te deelen „Ik heb dankbaar van uwen wenk gebruik gemaakt om aan de „Brandewyns baai" eenen voor het Nederlandsche oor beter klinkenden naam te doen geven. „Met 'b Konings vergunning zal die baai voortaan heeten „Wilhelmina-baai" en de daarbij gelegene nieuwe haven „Emma-haven". „Deze beide namen herinneren voortaan Indië aan de beide Vorstinnen, aan Wie Nederland zijne liefde wijden blijft. Mogen zfl eok nauweren band leggen tusschen Neder land en Indié en ons doen hopen, dat, bij toenemende vereering van wat waar, schoon en goed is, het niet lang dure, of met den naam van „Brandowijns-baai" ook in Neder land de trek tot brandewijn of jenever, in Indië die tot opium geheel vergeten worde. „Welke goede invloed ook van die naams verandering uitga, U komt de eer toe, van daartoe het eerst te hebben bijgedragen." De redactie van het „Hbl." is Zflne Excel lentie de» minister van koloniën hartelijk dankbaar voor zijne beslissing en voor de eer welke hij haar aandoet, door hare tusschen- komst het besluit, met goedkeuring van Z. M. den Koning genomen, het eerst mede te deelen. De heer Keuchenius heeft aan de „Vorste lijke Ankerplaats" een vorsteljjken naam gegeven. „Ochl m'n ouwe maata zouden er ook zoo graag in willen, maar de heeren zeg gen daar is nog geen geld voor; zou daar geen raad voor wezen?" Aldus luidt het onderschrift van eene door den heer Joh. Braakensiek geteekende plaat-, welke de „Prins-Hendrik-stichting" kosteloos verspreidt. Die weinige woorden worden aan een oud zeeman, verpleegde dier stichting, in den mond gelegd, terwijl hy wijst op eenige kameraden op den achtergrond, wier uiterlijk bewijst dat zij recht hebben op eene welverdiende rust. De beteekonis der woorden is zoo duidelijk, dat wij eene nadere verklaring onnoodig achte». Slechts zij medegedeeld, dat, terwijl 80 oud zeelieden in de „Prins Hendrik-stichting" ver pleegd worden, 35 op opneming wachten. Van Rijkswege zijn twee huizen in de Utrechtschestraat te Amersfoort aangekocht voor f 11,000 om te worden ingericht tot postkantoor. Het tegenwoordige postkantoor met directeurswoning is in een huurhuis, waarvan de huur met 1 Mei 1891 eindigt. INGEZONDEN. Mijnheer dé Redacteur I Een tuinbouwkundige vraagt een plaatsje in uw veelgelezen blad. Batavus is zeer ontstemd over de mishan deling der boomen op het Rapenburg alhier. Voor een onkundige laat dit zich gemakkelijk begrilpen. Dit neemt echter niet weg dat vele deskundigen met die klacht niet kunnen in stemmen en zelfs gaarne hunne ingenomen heid aan het Gemeentebestuur met deze oordeelkundige besnoeiing willen betuigen; evenzoo aan de werklieden, die deze levens gevaarlijke werkzaamheden zoo uitstekend verricht hebben. Het Gemeentebestuur zal ons bereid vinden elke schande te willen dragen, welke deze boomen-mishandeling ten gevolge mocht heb ben, daar wy bij voorbaat weten dat deze monumentale boomen nu zich met alleen zullen verjeugdigen, maar minstens nog een vijftigtal jaren een waar sieraad van Leiden zullen uitmaken. Ik geloof nu, M. de R., dat overigens Gemeentebestuur na al de verkregen - komsten, zooals aan den Vestwal d-i' v. m. Koepoort, alwaar evenaoo ze - boomen zijn verjougdigd, alsook bi v. m. Hoogewoerdspoort verdere ting van ons niet noodig zal hebben, - ik U dank zeg voor de opname l->- mij noem Uw dw. it. - L., 2 Nov. 1889. Neighbour. Winterdlenet Mselstoomtram- Blaafschapplj. Gistermiddag schreef ik van hier een brief kaart naar Leiden, om mij zonder fout Vrij dag per tram van 11.55 te zendon iets dat ik tegen dien tijd bepaald noodig had. Gisteravond laat vernam ik dat de winter- dienst, welke immer 15 Oct. aanving, morgen 1 Nov. zal in werking treden. Daarop nam ik direct het „Leidsch Dagblad" op, om te zien of er ook veranderingen in de uren van vertrek en aankomst plaats hadden. Er was van eene winterdienstregeling niets te vinden. Later kreeg ik een biljet in handen, en zag tot myne teleurstelling dat de tram van 11.55 uit Leiden vervallen was. Nu vraag ik of zulk eene willekeurige wijze, om den winter- dienst te doen ingaan, van de directie der IJselstoomtram-Maatschappij (directeur de heer Knottenbelt), door heeren commissarissen kan goedgevonden worden. Op het biljet, dat ik avonds ontving, komt de dienstregeling van de lijn Voor schoten-Wassenaar niet meer voor, en nu zal iedereen denken dat, zooals de directeur reeds maanden geleden vertelde, de dienst tusschen Voorschoten en Wassenaar is opgeheven. Gelooft er echter niets van, want uit zeer goede bron vernam ik dat hy bleef bestaan, doch dat de dienstregeling 1 Nov. veranderde. Mocht u nu die verandering in den dienst gaarne heden willen weten, zoo verzoek ik u eerst eene reis naar de directie op den Schenkweg te 's Hage te doen. Voorschoten, 1 Nov. 1889. H. van den Inspecteur van Politie. 39) Inmiddels zat onze waardige commissaris Grand als op gloeiende kolen. De waarheid eischt te vermelden, dat ook de stemming der beide inspecteurs verre van opgewekt of hoopvol was. Het gedrag van hun gevangene was, na zijne arrestatie, steeds even kalm en terughoudend gebleven. Zjjn minachtende, hooge toon was zijn krachtigste wapen, en hy liet het zich geen oogenblik uit de handen nemen. Toen hem op het politie-bureau de aanklacht werd voorgelezen, antwoordde hij alleen met zijn eigenaardigen spotachtigen glimlach, dat eeme politie, welke zoo uitstekend op de hoogte bleek te zijn, zeker ook wel zou weten, wat zjj verder had te doen, en dat er dus voor hem niets anders overschoot dan zich ootmoedig te onderwerpen en af te wachten, wat ze verder in hare wijsheid om trent hem zou besluiten. De toon, waarop deze woorden gesproken werden, deed den armen commissaris het koude angstzweet uitbreken. De heer Grand behoorde niet tot de moedigsten. Hij was zeer aan zijne betrekking gehecht, die hij jaren lang vervuld hadhy wist wat hem by het begaan van een misgreep boven het hoofd kon hangen, en als deze man, die Sint Alba, nu eens werkeiyk onschuldig was?.Hy be zat geen moed genoeg om in te denken, wat iemand van zooveel invloed na zyne invrijheid stelling met hem, arm verleid slachtoffer, zou kunnen aanvaDgen. En telkens weer ontsnapte hem de oude verzuchtingDat die ellendige moord nu juist hier meest gebeuren I Onder deze omstandigheden kan men zich voorstellen, dat zyne beide verleiders, zooals hy ze begon te noemen, niet weinig van hem te lyden hadden. „Als we maar niet den verkeerde gepakt hebben!" jammerde hy tegen Brusel. „'t Is eene ellendige geschiedenis. Hoe zal ik het, God help me! ooit voor don rechter verant woorden, als hst uitkomt, zooals ik maar al te zeer vrees? Had ik my maar niet laten overhalen. Je weet, hoe ik er tegen ben geweest 1" „Hoor eens, commissaris," antwoordde Brusel, met de grootste bedaardheid, „dat hy de man is, die het gedaan heeft, daarvan ben ik volkomen overtuigd. Power heeft goed gezien niemand anders dan hij heeft het gedaan. Ik heb myne oogen den ko3t gege ven, toen wy hem beetpakten, dat is zeker; en die bedriegen my niet gauw. Ik las den moord op zyn gezicht, zoo duideiyk als ik verleden by de gerechtszitting op Powers ge zicht las, dat hy meer wist dan h0 zeggen wilde. Die kerel heeft het gedaan, dat is zeker 1 Maar.en dat is eene leelyke zaak hoe zullen we het bewijzen Die Sint-Alba is een duivel van slimheid; dat kan ik u zeggen. Ik heb zyne kamers onderzocht van stukje tot beetje; geen hoekje heb ik over geslagen en toch geen drommel gevonden 1 zelfs geen snippertje papier, geen spatje bloed niets! Dat is leelyk, heelleeiyk,dat geef ik toe. Maar wat zullen we er aan doen?We zitten nu eenmaal in het schuitje en moeten er nu maar het beste van hopen. We hebben nog een dag den tyd de zit ting begint morgenochtendwie weet of zich nog niet wat opdoet!" Ook Power troostte zich met dezelfde hoop. Hy gevoelde diep welk eene verantwoording hy op zich genomen had. Zedelyk was hy overtuigd, den moordenaar van Madeleine Faure te hebben aangewezen. Het stukje van den brief, het onbedrieglyke handschrift, de tegenwoordigheid van den man in Sandbank voor en tydens den moord, zyn hevige schrik en ontstelde gebaren, toen hy hem in de gang van het Marine-hotel onverwacht onder de oogen trad, dat alles waren immers onloo- ehenbare bewyzen voor zyne schuld; Power twyfelde er niet aanmaar hoe kon hy anderen deze overtuiging mededeelen? Van waar moest b* de feiten halen, waar de bewyzen vinden, krachtig genoeg om rech ters en gezworenen te doordringen van het besef, dat zy inderdaad den moordenaar voor zich hadden? De beschikbare tyd was slechts kort, in elk geval te kort om meer gegevens omtrent het verleden der vermoorde vrouw byeen te zamelen. De pogingen van Brusel in die richting hadden niets opgeleverd. Eene photografie, na den dood genomen, was zoo veel mogeiyk door het land verspreid, maar ook dit middel had tot nu toe geen gevolg gehad. Madeleine Faure, die in Sandbank zulk een gruwzaam einde had gevonden, bleef even onbekend, wat hare herkomst en haar verleden betrof, als op den dag harer aan komst. Met spyt dacht Power aan de midde len, die in Parys en anders groote steden van Frankryk der politie ten dienste staan. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 5