S1Ö3,
iTa. a 12 cl a«£ S3L Octdlbei*.
A0. 1889.
$888 <§mraat wordt dmnlifks. m§i uitsondertn-ff
■73a .$>a- ta $mtdag2a, uiipgcvsn.
pit noraraer bestaat nit DRIE
Bladen.
Kikeriki.
WAAR Z IJ N!
Leiden, 19 October.
Feuilleton.
HET GEHEIM
ftr
LEIDSCI
DAftBLAD.
PHIJB D5ESÏ33. OOÜBAITT:
?>sr T.sioen per 8 mp.widta,.V".I.IS.
pot poai1.4®.
dorlijh© Nemmers.G.69.
ritus Dira jijïvsBTaapraatt
Van l6 rsgals 1.Q5. Iedoro rcgel mear 3.1
Greotero !ottora-sanr p!s:\tira39ite. Voor hei te-
o-asassrar. bnJtOB do aïail v.'erdl 0.10 baro&jsad.
Aan de Abonné's daarop, wordt by dit
nommer verzonden No. 4 van Kikeriki.
„Onder de dingen," zegt Simon Gorter,
„die ten monde uitgaan en den mensch ver-
ontreinigen, onder de boosdoener der lippen
behoort ook het laffe woord: „Ze zeggen,
dat het waar is."
Hebt ge het zelf gezien, gehoord, bijge
woond
Neen, ze zeggen
Wie zeggen?
Nu, „zo," ik weet het niet, „men", de
menschon natuurlijk.
„Goed, hebben d i e het zeiven gezien, ge
hoord, biigowoond?
Wat dan? Weten „ze" het dan zeker? Kun
nen ze man en paard noemen?
G(j vraagt zooveel: weet ik alles? Of
ze man en paard weten? Dat kan ik juist
niet zeggen, maar
Maar mensch, gij martelt mij I Mijne
fortuin, mijn levensgeluk, mijn goede naam
en mllne eer staan op het spel
Noem mj een bewijs, dat ik weerleggen,
een getuige, dien ik tot verantwoording
dwingen kan.
Ik weet het niet, maar het moet toch
waar wezen, zeggen ze.
O, wie verlost ons van dat laffe, van dat
laaghartige woord?
s
Het is herfst. Spoedig zal het winter ziln.
Meer dan gedurende den zomer hebben we dan
gelegenheid gezellig met vrienden en kennissen
samen te zfln.
Nu, dat kan geen kwaad, als er maar stof
is om het di(#ours levendig te houden. Wie
echter eenige levenservaring heeft opgedaan
en in menig gezolschap een kijkje genomen
heeft, hij weet het, dat zulke gezellige bijeen
komsten maar al te vaak misbruikt wordon
om afwezige personen eens over den hekel
te halen en te belasteren.
Soms is het eigenbelang, haat of nijd, die
zoo doen spreken, maar in allen gevalle is
het laf en karakterloos en getuigt het,
dat we niet waar zijn.
Wanneer we in anderen eigenschappen en
hoedanigheden opmerken, welke onze goed
keuring niet kunnen verwerven; wanneer
anderen het een of ander doen, dat strijdig
is met eer en plicht, dan moesten we eigenlijk
de roeping in ons voelen opkomen om hen-
zelven daarover te onderhouden en te pogen
hen op den geeden weg te doen terugkeeren.
Maar daartoe behoort fiere moed, een moed,
welken heel veel menschen missen.
Niet dat dezen de leugen opzettelijk ver
eeren, liefhebben en plaats geven in hun
spreken en handelen, dat niet: maar waar
zijn, geheel en in alles waar zfln, de
leugen en den laster bestrijden, neen, dat
durven ze toch in alle omstandigheden
niet altijd.
Of zouden ze zich daarvan willen afmaken
of althans hun geweten geruststellen met de
zelfzuchtige vraag:
Ben ik mijns broeders hoeder?
Dat zouden ze voorzeker niot willen.
Maar waarom dan wel uws broeders
bediller?
Indien we toch de waarheid beminnen,
indien we niet maar in enkele zaken, doch in
alles, in ieder opzicht waar willen zyn, dan
verfoeien we immers de laaghartige gewoonte,
die nog al te veel aanbidders (en aanbidsters)
telt, om anderen in htm afzijn te bebabbelen
of over den hekel te halen.
Waar zjjn?
Dat is intusschen eene moeilijker zaak dan
men denkt. Die 't wil zijn, moot zich tot taak
stellen duizendmaal voor zijn medemensch
in de bres te springen tegen kwaadsprekers
en lasteraars, op te komen tegen elke on
waarheid, die er uitgesproken wordt.
Die het wil zjjn, moet bovendien niet lan
ger heulen met karakterloosheid, met lafheid,
niet bluffen op grootheid, die hij niet oezit,
niet roemen op zijne knapheid, niet pochen op
zijne kennis, ervaring en bekwaamheid. Want
wie zichzelven niot kent, ondervindt later
maar al te goed, in hoe menig opzicht hij
nog te kort geschoten is.
Niet alleen dus in de eigenschap om bij
anderen leugen en laster te bestrijden is de
fiere moed gelegen om waar te z (j n,
maar tevens in het controloeren onzer eigene
woorden en daden.
In duizenderlei handelingen merken we,
dat het waar z ij n nog niet algemeen go
huldigd wordt.
We prijzen en laken veelal, we keuren
goed en keuren af, omdat atldoron dit ook
doon, of om hun, aan wien we ons verplicht
gevoelen, genoegen te geven. We nemen soms
niet eens de moeite om een onderzoek in te
stellen naar de gronden van ons onbedacht
oordeel.
Maar zoo'n onbedachtzaamheid wreekt zich
in hare gevolgen.
Daardoor toch is heel wat voorspoed en
geluk vernietigd, heel wat liefde en eensge
zindheid verstoord. En hoeveel levensgeluk,
hoeveel reine vreugde is er niet verwoest
door opzettelijke schandelijke aantijgingen
In dit geval zijn het veelal haat, nijd en
afgunst, welke op zedelijk gebied zulke ram
pen veroorzaken; in andere, moer onschuldige
gevallen is het meer de vrees, dat deze of
gene ons gedrag, onze houding, onze over
tuiging zou afkeuren.
Is dat waar z (j n?
Indien we er eens toe overgingen om in
elk opzicht der waarheid hulde te doen, haar
gezag alleen te eerbiedigen, zondor daarbij
eenige, ook niet de geringste menschenvrees
aan den dag te leggen, o, wat zouden we
gemakkelijk, prettig en gelukkig leven 1
Wat zouden we in een jaar tjjds, hoe snel
zoo'n tijdperk ook vervliegt, veel vorderen,
veel goeds tot stand brengen 1
Waar zij nl
Die het wil, heeft natuurlijk s t r ij d te
voeren. S t r ij d tegen leugen en laster, tegen
lafheid en karakterloosheid, tegen hoogmoed
en inbeelding, tegen eerzucht en betweterij.
Hoe beter en moediger we ons in dien
strijd toonen, des te meer ovorwinningen
zullen we behalen, des te meer volgers zullen
we krjjgen.
Waar z ij n!
Welaan, bannen we uit hoofd, hart, huis
'en "samenleving alles, wat daarmee in strijd is!
Zegeviere ook door ons toedoen de waarheid
telkens meer over leugen en laster!
Waar z ij n blijve het parool.
De commissie van financiën heeft goene
bedenkingen op den in hare handen gostelden
suppletoiren staat van begrooting, dienst 1880,
van het Heilige Geest- of Arme Wees- en
Kinderhuis alhier, strekkende tot verhooging
van den post brandstoffen met 71.66 van
het batig saldo van de rekening over 188S.
Zjj stelt den gemeenteraad derhalve voor
dezen staat goed te keuren.
Hot onderzoek der rekening over 1888 van
het college van Vrouwenkraammoedors, heeft
bfi de commissie tot geone bedenkingen ge
van den Inspecteur van Politie.
13)
Eenmaal hiervan verzekerd, naderde hjj
weder langzaam het meer bewoonde gedeelte,
sloeg een hoek om en stormde, zoo snel hij
kon, een dwarsweg in, welke hem in een oog
wenk bij het bedreigde buiten bracht.
Het was zooals hjj gedacht had. Een schui
felend geluid, gevolgd door een onderdrukt
gefluister, overtuigde hem dat de dieven reeds
aan het werk waren. Zich zooveel mogelijk
in het donker houdende, naderde hij de
veranda, waarop drie openslaande glazen
deuron uitkwamen. Hij posteerde zich naast
de eerste en nam een korten, zwaren stok
waarmede de Engelsche politie agenten ge
wapend zijn in de rechterhand, juist op
het oogenblik, dat de deur door de dieven,
die reeds binnen waren, voorzichtig ge
opend werd.
Zonder zich te bedenken, vloog Power naar
binnen, bracht den eersten der inbrekers een
goed geroikten slag boven op het hoofd toe,
zoodat deze kermend en bewusteloos inéén-
zakte, draaide met. de linkerhand het schuifje
van zijne lantaarn open en riep den tweede,
die aan het openbreken van de zilverkast
bozig bleek te zijn, toe, om zich over te geven.
Een schot uit eene revolver was het ant
woord. De jonge agent voelde, dat de kogel
zijn rechterschouder wondde, maar de pijn
wekte slechts te meer zijne woede op. Eene
seconde later had hij zijn tegenstander bij de
keel. Het was een strjjd op loven en dood,
maar de agent overwon. Hij sloeg den inbreker
het vuurwapen uit de hand en wist hem
onder de knie te krijgen. De heer Kingsford,
reeds door het eerste pistoolschot gewekt,
kwam met eenige bedienden ter hulp, on
weldra waren de beide boosdoeners behoorlijk
gekneveld en weerloos gemaakt.
Toevallig kwam het uit, dat de inbrekers
tot eene der gevaarlijkste dievenbenden be
hoorden, waarnaar de Londensche „detectives"
sedert lang tevergeefs gezocht hadden, zoodat
Power aan de politie een zeer gewichtigen
dienst had bewezen. Van alle zijden werd
hem lof toegezwaaid, wegens zjjn beleidvol
en stoutmoedig optreden, en de heer Kings
ford toonde niet de man te zjjn om den hem
bewezen dienst te vergeten. Daarby kwam,
dat hij in Power reeds dadelijk nog iets meer
zag dan een gewoon flink en dapper politie
agent. Power was, zooals wjj verhaald hebben,
leid, weshalve zij voorstelt, ook die rekening
goed te keurenhet bedrag der ontvangsten
op ƒ2443.635 en dat der uitgaven op 2134.88,
zoodat het dienstjaar 1888 oplevert een batig
slot van ƒ308.75', onder bepaling dat in de
eerstvolgende rekening verantwoording van dit
saldo zal bebooren te worden gedaan.
Ten aanzien van het verzoek van mevrouw
C. B. E. C. Van Hasselt, geb. Gelpke, geve»
B. en Ws. in overweging aan adressante
wegens vestiging in de gemeente met 1 Sep
tember jl. terugbetaling te verleenen van
schoolgeld, lager onderwijs, over de maanden
Juli en Augustus voor twee zoons, leerlingen
der Jongensschool lste klasse ad 15 en
voor eeno dochter, leerlinge der Meisjesschool
2de klasse, hoogste afdeeling, ad 4, te zamen
uitmakende een bedrag van 19.
Tevens geven zy in overweging aan A. H.
Rëmer vergunning te verleenen om eeno brug
te loggen over de Zoeterwoudsche singeisloot
ondor de door de commissie van fabricage
voorgestelde voorwaarden, terwyi aan adres-
sant's verzoek tot verplaatsing van do zitbank
zal worden gevolg gegeven.
Verder stellen zy voor overeenkomstig het
advies van het hoofd der school 3de klasse
No. 3, aan mejuffr. C. A. Fischer tegen 1
November a. s. eervol ontslag te verleenen
uit hare betrekking van derde onderwyzeres
aan de genoemde school, wegens hare be
noeming te Ylissingen.
Ook leggen zy den gemeenteraad over de
stukkon der sollicitanten naar de betrekking
van stadsvroedvrouw, opengevallen ten ge
volge van het by Raadsbesluit van 25 Juli
jl. aan mej. J. M. Van Wyk, wed. Veld-
huyzen verleend oervol ontslag, met het ad
vies van den praelector in de verloskunde,
dour wien wordt aanbevolen mej. G. M.
Westerhoff, verloskundige to Gorkum.
Zich gaarne met die aanbeveling vereeni-
gonde, geven B. en Ws. in overweging tot
eene benoeming over te gaan.
Ondor overlegging van het rapport van
Commissarissen dor Bank van Leening, met
don inhoud waarvan zy zich vereenigen,
geven zy in overweging hen te machtigen
om aan de Regeering voor te stollen de
tarieven van de rente en van hot adminis-
tratieloon wederom voor een tormyn van
drie jaren, aanvangende op 1 Januari 1890,
te bestendigen.
Eindeiyk leggen zy ter vaststelling over
het Eerste Suppletoir Kehior der Plaatselyke
I Directe Belasting, dienst 1S89, bevattende
125 aanslagen, tot een bedrag van 2038.69.
in den schouder gowond, en de wyze, waarop
hy den ter hulp toegeschoten bedienden ver
zocht hem te verbinden en hun aanwees, hoe
het verband het gemakkelykst kon worden
aangelegd, had de aandacht van dien heer
getrokken.
De heer Kingsford bleef in zwygende ver
bazing toezienniet alleen de taal van dezen
jongen man verschilde van die der andere
agenten der plattelandspolitie, die hy dagolyks
onder de oogen kreeg, maar de aanwyzingen
omtrent zijne wond getuigden van 69ne zeld
zame kennis van de genees- en heelkunde.
„Zeg eens, myn dappere vriend," begon de
heer Kingsford, die zyne verwondering niet
langer voor zich kon houden, wat was je
vroeger, vóór je politie-agent werd?
Robert Power, wiens zenuwen door het
levensgevaar, dat hy had geloopen, en den
daarop gevolgden verwoeden stryd met den
inbreker, in hoogen graad van spanning ver
keerden, antwoordde op deze vraag met eene
openhartigheid, welke sterk verschilde van
de teruggetrokkenheid, welke hy gewooniyk
in acht nam en onder andere, meer kalme
omstandigheden zeer zeker zou bewaard hebben.
Hy zag den hoer Kingsford trotsch on min of
meer uitdagond in het gelaatzyn groote, blauwe
oogen schitterden van een zeldzaam vuur.
„Het zal toch wel de eerste keer niot zyn,
mynheer," sprak hy op bitteren, spottenden
toon, „dat u iemaud voor u ziet, die door de
omstandigheden er onder is goraakt?" Wat
gaat het ook iemand aan Ik ben te
vreden. ik klaag niet.en vraag niets."
De heer Kingsford was to zeer een man
van eer om zich beleedigd te gevoelen door
den toon, waarop de laatste woorden gespro
ken werden en ook niet iemand om den wenk
niet te verstaan, welke er in lag opgesloten.
Daarom liet hy do zaak echter toch niet
rusten. Toen alles weder in zyn huis tot rust
was gekomen, vertelde hy aan zyne vrouw,
dat hy onder de Sandbankeche politie een
agent had gevonden, waarvan hy niets be
greep. Hy meet er nog maar kort by zyn,
zei hy, anders had ik hem al eerder gezion.
Verbeeld je: een jongmensch, knap van uiter-
lyk, groote sprekende oogen, en eene houding,
eeno manier van doen, als een prins.ik
verzeker het jel
Hoor eens, we moeten wat voor dien jon
gen doenhy heeft on« een groeten dienst
bewezen, maar dan moet ik weten, wat hy
geweest is!
Wordt vervolgd.)