N°, 9076.
■Ooiidei'clag 10 ^epteoil>er.
A0. 1889.
geze jouraat wordt dagelijks, met uitzoadering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
Ut nommer bestaat alt TWEE
Bladen.
Leiden, 18 September.
Feuilleton.
De lange Hollander.
LEIDSCH
DAGBLAD.
F BUB DRZBR COURANT:
▼•or Ltldoa ft I maandf.7r.T.1.16.
fnaeo per pooi..7..7.'.7.TT..1.40.
Alfconderljjke Nommere.0.06.
PRUS DBR ADVHB.TENTUEN:
1—6 regelo 1.06. Iedere regel meer ƒ0.171.
Orootere lettere neer pleeternlmte. Voor het in-
ceeeeeren buiten de ited wordt 0.10 berekend.
In z()n verslag, door den hoogleeraar dr. J. M.
Van Bemmelen gisternamiddag uitgebracht by
het overdragen van het rectoraat aan prof.
dr. A. P. N. Franchimont, bracht epr. ook in
herinnering het zilveren feest, onder groote
belangstelling gevierd door dr. W. N. Du Rieu,
den directeur der universiteitsbibliotheek,
waarvan de boekenschat en het gebruik, naar
spr. aantoonde, in de laatste jaren belangryk
z()n toegenomen. Het gebouw wordt te klein,
zelfs de directeur heeft geene behoorlijke werk
kamer meer, en het personeel is niet meer in
staat den arbeid behoorlijk te vervullen. Terwijl
de Bibliotheek in 1864 immers 670 kasten
telde, bevat ze thans 1040 kasten vol werken
over alle takken van wetenschap. Maar veel
blijft nog noodig voor uitbreiding. Spreker
huldigde het denkbeeld dat het voor de vol
ledigheid en de uitbreiding van eene inrichting
als deze zijn nut kon hebben, dat in een klein
land als het onze, waar zóóveel voor de weten
schap wordt gevraagd, de zorg voor de meer
speciale richtingen van wetenschap over de
vier universiteiten werd verdeeld.
Het aantal periodieke werken klom van
200 tot 1000. Hiervan is echter het gevolg,
dat voor niet-periodieke werken slechts luttel
van het subsidie overblijft.
Een middel om aan den tegenwoordigen
euvelstand tegemoet te komen, scheen spr.
dus een Bond van directeuren der verschillende
bibliotheken in ons land.
In de tweede plaats mag onze hoop daarop
gevestigd worden, dat Maecenassen hunne
boekenrtjen of aanzienlijke legaten in geld
aan de bibliotheek vermaken. Noord-Amerika
geeft daartoe een navolgenswaardig voorbeeld.
Van de verzameling Oostersche handschrif
ten verscheen een tweede druk van deel I
van den catalogus, bewerkt door dr. De Goeje
en dr. Houtsma.
Het getal der handschriften bedraagt thans
3100. Een van de meest merkwaardige aan
winsten werd verkregen door een geschenk
van de erven van dr. I. J. E. Rau, zoon van
den bekenden hoogleeraar Sebaldus Fulco
Johannes Rau, die in het jaar van de Leidsche
ramp Interpres legati Warneriani was. In
1817 bemerkte professor Hamaker dat drie
kostbare nummers aan de verzameling ont
braken, welke daarin kort vóór 1807 nog
aanwezig waren. Hy vermoedde dat Rau deze
in zyn huis had gehad en zy by de ramp
verbrand waren. Doch ziet, toen de kist, door
de erven Rau aan de Universiteit geschon
ken, geopend werd, kwamen de drie verloren
gewaande handschriften voor den dag, en niet
alleen deze, maar verscheidene uit Rau's eigene
boekery. Blykbaar waren zy uit den brand
gered en haastig in de kist geworpen. Rau
overleed den lOden December van hetzelfde
jaar, en zoo zyn deze stukken 80 jaren lang
verborgen gebleven.
Hulde werd gebracht aan den hoogleeraar
dr. De Goeje, die op het gebied der Oostersche
wetenschappen den roem der Leidsche hooge-
school zoo hoog houdt.
Omtrent het Academisch Ziekenhuis, waar
de hoogleeraar Hector Treub eene nieuwe af-
deeling stichtte voor gynaecologie, moest spr.
de opmerking maken dat de inrichting meer
en meer blykt te klein te wezen. Tydens den
bouw van het ziekenhuis werden de klinieken
bezocht door ten hoogste een 30 studenten;
thans is een bezoek van 120 niet zeldzaam.
De maatregel om zoo weinig mogeiyk zieken
in de vacanties op te nemen laat niet na
nadeelige gevolgen met zich te sleepen ten
opzichte van het verbiyf der studenten, waar
van er zich enkelen daardoor naar het bui
tenland begaven, naar spreker meende te
weten in het laatste jaar 10, om daar In dien
tyd te zoeken wat zy aan 's lands eerste
hoogeschool, ten gevolge der bevolen bezui
nigingen, niet meer vinden. Verandering is
dringend noodig.
Het Boerhaave-laboratorium voldoet uitmun
tend en de pathologische objecten, ook van
het „Hópital Wallon," vloeien daarheen steeds
ryker toe.
Het geologisch museum eischt dringend
uitbreiding. Was het tot 1877 meer een mau
soleum dan een museum, sedert is er verba
zend gewerkt, uitgezocht, geordend; terwyi
de verzameling, ook door giften van byzon-
dere personen, zich steeds uitbreidt. Het
bezit van Indië maakt het ons tot een duren
plicht, in de beoefening der geologie niet by
België of Duitschland achter te staan. Veel
is er gearbeid, veel is nog te arbeiden, en de
wensch is gegrond, dat den hoogleeraar, die
drie vakken moet onderwyzen en het museum
beheeren, niet langer de hulp worde gewei
gerd, die hy dringend behoeft, nl. een con
servator, en voorts dat een afzonderlyk ge
bouw voor de mineralogische en palaeontho-
logische verzamelingen in Leiden verryze.
In de sterrenwacht is een belangryk werk
voltooid, nl. de vernieuwing van den koepel
des grooten refractors, waarby de houtbouw
vervangen is door een yzeren van zuiveren
bolvorm. Een nieuw deel van de „Annalen
der Sterrewacht" is zoo goed als gereed ge
komen. De waterpassing van Nederland is in
het vorige jaar tot afsluiting gebracht, een
werk zóó nauwkeurig, dat het algemeen wordt
gewaardeerd, o. a. blykende uit de schenking
der Kroonorde 2de klasse door den koning
van Pruisen aan prof. Van de Sande Bak-
huyzen.
By de dit jaar plaats gehad hebbende 66
prorqotiën, waarvan drie publiek, behaalden
49 juriBten, 5 medici den doctorsgraad en 10
dien titel in de overige faculteiten.
Het aantal medische promotiën is opval
lend klein, doch het zal zeker toenemen nu
de gymnasia weer meer medici toevoeren.
Van de ingeschreven juristen bracht 1/5 tot
1/4 het niet tot de promotie. Onder hen
immers zyn velen, die niet uit roeping of uit
plicht studeeren, en wien het daardoor aan
lust en volharding ontbreekt om de examina
af te loggen.
Over het studentenleven aan de hoogeschool
sprekende, wees de redenaar er op, dat, hoe
zeer strenger examen-eischen en scherper
mededinging na den studententyd tot ernstige
inspanning prikkelen, toch aan de opleiding
der jeugd veel ontbreekt, dat geschikt is om
de zenuwen te stalen en zedelyke zelfbeheer-
sching te kweeken. Wel zyn de lichaamsoefe
ningen aan de orde van den dag, maar slechts
zeer weinigen nemen zelf aan de wodstryden
deel. Hy uitte den wensch, dat ook gewone
lichaamsoefeningen meer in eere zouden komen
en de studenten eene gezonde en eenvoudige
levenswijze meer op prjjs zouden stellen.
De wensch van den vorigen rector tot af
schaffing van den groentyd is niet vervuld;
de Ijver van het Collegium by het zich ver-
toonen van ongunstige teekenen in den vorigen
groentyd valt alleszins te roemen. Toen toch
in het begin van den cursus het groenwezen
weder trachtte te ontaarden, slaagde men er
in, dank z(j ook den steun der ouderen studenten,
spoedig het kwaad den kop in te diukken.
De goede verstandhouding tusschen hoog
leeraren en studenten is by de viering van
het vyftigjarig bestaan van het corps nog
versterkt.
De student in de klassieke letteren J. Liezen-
berg genoot dit jaar de toelage uit het fonds
der studiereizen en werd daardoor in de ge
legenheid gestold zyne studiën in Berlyn voort
te zetten. Voor het volgende jaar is die toe
lage verleend aan den student iri de Neder-
landsche letteren J. H. Kern. De student in
de rechten J. Limburg werd in September 11.
met goud bekroond voor zyne beantwoording
van de jur. prysvraag, door de universiteit van
Amsterdam uitgeschreven.
Omtrent de klacht over opvoering van de
eischen by de examens, bracht spreker in het
midden dat de toepassing in deze in handen
der professoren is, die wèl zullen doen hun
oordeel niet alleen te doen afhangen van bet
examen, maar ook van de gebleken mate van
kennis op de colleges en by de oefeningen
gedurende den studietyd. Toor de wederin
voering van 8taat3 examens hoopte spreker
dat wy altyd bewaard zullen blyvenintegen
deel wenschte hy de akte-examens voor het
middelbaar onderwas naar de hoogescholen
over te brengen.
Wat de promotie betreft van jongelui, die
niet aan gymnasia hunne opleiding voor de
academie genoten, wees spr. op hetverschynsel,
dat vele Btudenten in de geneeskunde, die
hier den graad van arts hebben verworven,
den doctorstitel in het buitenland gaan ver
werven (in het laatste jaar 8). Hunne disser-
tatiën zyn zeker niet van minder waarde dan
de hier verkregene, evenmin hun vreemde
doctorstitel. Het is bekend dat de buitenland-
sche hoogleeraren eene gunstige meening
koesteren omtrent de kennis en bekwaamheid
onzer medische studonten. Zoo zal zich ook
hier de overtuiging vestigen, dat het eind
examen-diploma Hoogere Burgerschool, dat
toegang geeft tot de medische studie, ook ge
legenheid moet geven tot de promotie aan
onze hoogescholen.
Met een heilwensch voor de hoogeschool
legde spr. de rectorale waardigheid neder. Een
luid applaus dankte hem voor zyn boeiend
verslag.
In het „Kaapsche Volksblad" wordt het
overlyden vermeld van den ouden heer Fad-
degon, sedert jaren horlogemaker aan de Kaap.
Het blad voegt er by „Wy herinneren ons
uit de dagen onzer jeugd hoe de heer Fad-
degon, toenmaals nog als ingenieur in zyn
vaderland Holland gevestigd, een plan opperde
om de Zuiderzee droog te maken en Amster
dam door een kanaal met de Noordzee te ver
binden. Het kanaal is er, en een „togtje naar
IJinuiden", door nu wylen prof. Vissering zoo
wat veertig jaren geleden als een droom be
schreven, dien de lezing van een boekje van
den heer Faddegon hem had ingegeven, kan
thans iedereen maken, die maar wil.
„De Zuiderzee is [nog niet droog, maar plan
nen tot de indyking er van worden nog steeds
NAAR
RUDOLPH LEND AU.
34)
Het was eene ingewikkelde geschiedenis,
welke echter volkomen werd opgehelderd.
De comprador had op de goudhaar, die hy
in Prati's koffer had gevonden, by den eersten
blik den hem welbekenden stempel van Ki-
tschong herkend, en deze had uit zyne boeken
het ontwyfelbare bewys kunnen leveren, dat
deze baar, die eene waarde had van omstreeks
vyfhonderd dollar, tot het goud had behoord,
hetwelk hy Buchner had betaald, en dat dezen,
op eene tot dusverre onopgehelderde wyze,
afhandig was gemaakt. Toen men eenmaal
het goede spoor van den dief gevonden had,
helderde alles zich als vanzelf op.
Het kwam ook uit, dat Prati zich vóór den
diefstal by een Chineeschen slotenmaker een
sleutel had laten maken, die door dezen her
kend werd als geiyksoortig aan die van de
yzeren kast. Dit was hem gemakkelyk. In
de kast werd slechts zelden geld bewaard.
In de eerste plaats diende zy om de hoofd-
boeken van het huis en sommige belangryke
papieren cognossementen, wissels, contrac
ten, polissen, enz. daarin te bewaren. Niet
alleen stond de kast gedurende de kantoor
uren gewoonlyk open, door niemand byzonder
bewaakt, daar haar inhoud voor een dief
zonder waarde was, maar ook was het meer
malen voorgekomen, dat Prati, by afwezigheid
van Buchner, diens plaats had vervangen en
op deze wyze den sleutel voor langoren tyd
ter zyner beschikking had gehad.
De diefstal was op een Dinsdag-avond
gepleegd. Zondag bevorens had Prati, voor
eene van zyne veelvuldige reizen in het
binnenland, Shanghai verlaten. Eene dagreize
van de stad, des Maandags-avonds, toen zyne
boot in de nabyheid kwam van de streek,
door de Tai-ping-rebellen bezet, had hy tot zyn
schrik bemerkt, dat hy zyn pas vergeten
had. Zonder pas verder te trekken, was ge-
vaariyk. Prati bezat er een, die in de beste
orde was, met alle noodige ambtelyke stem
pels en door een half dozy'n hoofden geviseerd.
Maar hy was te Shanghai achtergebleven.
Prati had er wellicht bezwaar tegen, om den
sleutel van zyn lessenaar aan een ander toe
te vertrouwenhy besloot tenminste zelf naar
Shanghai terug te keeren. Daar de strooming
in het kanaal, waarin hy zich bevond, de
terugreis per boot belemmerde, beval hij
zynen lieden te blyven, waar zy waren en
hem daar, in den nacht van Dinsdag op
TVoensdag, op te wachten. Hyzelf huurde
eene door menschen getrokken kar, zooals
die te lande in China gebruikelyk zyn, om
daarin naar Shanghai terug te keeren. Hy
verliet de boot Dinsdag met het krieken van
den dag en kwam des avonds tegen vyf uren
in de Chineesche voorstad van Shanghai aan.
Daar liet hy het voerwerk wachten en begaf
zich te voet naar zyne woning. In de naby
heid er van ontmoette hy den koopman
Ki-tschong, die hem terloops vertelde, dat hy
zoo juist van Rawlston en Co. kwam, waar
hy tien duizend dollar had betaald. Zeven uren
later, kort na middernacht, was Prati weer
op zyne boot.
Over de wyze, waarop de Italiaan een deel
van dien tyd besteed had, ontbraken bepaalde
aanwyzingen; toch was het niet moeilyk
zich daarvan eene voorstelling te maken. Prati
was zoo meende men ongezien in het
kanttor gekomen. Hy had zyn lessenaar ge
opend en zyn pas tot zich genomen. In dien
zelfden lessenaar was wellicht ook de nage
maakte sleutel. Het kantoor was ledig. Toen
kwam de verzoeking by den Italiaan op en
hy was zwak. Onder zyn bereik lagen tien
duizend dollar. Hij opende de kast, maakte
zich meester van het geld, sloot de deur
weder en verdween. De diefstal was in een
oogenblik uitgevoerd. Van vyf tot zes uren
In den namiddag zyn de straten in de vreem-
delingenwy'k geheel verlaten; ieder zit dan
aan tafel of slaapt. Prati had vermoedeiyk
voor zyn terugkeer naar de Chineesche stad
de stille straten gekozen en geen bekende
ontmoet, en om halfzeven relde hy reeds
weder op zyn karretje zyne boot tegemoet.
Het grootste deel van het gestolene had
hy waarschynlyk dadelyk tegen zyde omgezet.
De rebellen, met wie Prati op eene toenmalige
reis in aanraking was geweest, bekommerden
zich weinig om de herkomst van het goud,
hetwelk zy voor de gestolene zyde ontvingen.
Het was ook hun belang, zooveel mogeiyk
hunne chefs onkundig te laten van de zaken,
die zy dreven. De baren goud met Ki-tschong's
stempel waren vermoedeiyk terstond omge
smolten. Onverklaarbaar bleef het, hoe die
ééne baar in Prati's bezit was gebleven.
Misschien had hy geene gelegenheid gehad,
die om te zetton en haar toen met do onvoor
zichtigheid, sluwe misdadigers eigen, tydelyk
in een koffer onder kloederon verborgen en
daar vergeten.
(Wordt vervolgd.)