LEIDSCÏÏ DAGBLAD. N°. 9068. Dinsdag lO September A°. 1889. <(}ourant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. Ramp te Antwerpen. PBUB DEZER COURANT: Toor L«iden per 8 mwmden..1.10. Franoo per post1.40. ACsonderl^ke NommeraB 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor hot in- caaseeren buiten de stad wordt 0.10 borokend. Ik heb menigmaal met aandacht de platen beschouwd, de verschrikkelijke ramp voor stellende, welke in het jaar 1807 Leiden door het springen van het kruitschip heeft gotroffen. Ik aanschouwde toen met afgrijzen die geweldige puinhoopen der eenmaal zoo siorlijko huizen, aan beide zijden der gracht staande; met ontzetting ontwaarde mjjn oog dio stukken van menschelyke lichamen, hoog in do lucht geslingerd, en toch was het mij onmogelijk zulk eene verwoesting, zulk eeno verschrikkelijke vernieling mjj voor den geest te tooveren. Toen zich dan ook de gelegenheid aanbood oen dergelijk ongeluk van vrjj nabj] te kunnen gadeslaan, met eigen oogen te kunnen aan schouwen, aarzelde ik niet, daarvan gebruik lo maken. Met don trein van halftwee spoedde ik mjj Z itordag naar Antwerpen, naar de plaats, zoo verschrikkelijk geteisterd. Nog vier andere Leidenaars, door dezelfde nieuwsgierigheid gedreven, ontmoette ik aan hut station alhier en gezamenlijk aanvaard den wij do reis. Esschen, hot eerste plaatsje op Belgisch grondgebied, voorbjjstoomende, ontwaarden wjj weldra ontzaglijke rookkolommen en toch waren wij toen nog twintig minuten sporens van de grooto koopstad verwijderd. Langzamerhand kregen wjj Antwerpen in hot gezicht; overal zagen wjj reeds de ge volgen van de ramp: wjj reden langs hui zen wier daken weggeslingerd, waarvan de ruiten en de vonsters geheel en al ver nield waren en toch waren wjj nog een go- heel eind verwijderd van de plaats des onheils. Eindelijk zijn wjj aangekomende trein was bijna geheel en al bezet door landgenooten, allon met hetzelfde doel daarheen gekomen. Mot moeite maakten wij ons van een rijtuig moester, dat wij na eenige besprekingen met don koetsier huurden, doch niet dan na de stel bgo belofte ontvangen te hebben, dat lij) ons ai het moois (zooals deze automedon het uit drukte), zou laten zion. Ik had mij van de plaats naast hem, op den bok, meester gomaakt, hopende uit zijn mond nog eenige nadere bijzonderheden te vernomen. „Verschrikkelijk ongeluk 1" ving ik aan. Daar hebt gij wel gelijk in, Mijnheer antwoordde hij m(j in zjjn onmogelijk weer te geven Vlaamschen tongvalziede gij, dat do boel hior kapot ligt, das zoo erg nog niet, maar die maskes (meisjes), die dood geble ven zjjn, da's tristig. Kjjk ins hier, mijnheer! hier hebt gij het athenaeum, van achteron heel kapot, en de schouwburg, die er neven staat, lieoft niks goleje. Ja da's opmerkelijk, hior zijn we nu op den Boulevard de Commerce; daar ziet gij een hoele rij huizon, waarvan geen enkele ruit is gansch gebleven, daarnaast weer drie, vier huizen, die niks hebben geleje en dan al weer een hoele boel, waarvan alles kapot is't is vorwondorlgk hoe dat gewerkt heeft. Ziet do ge eens hier op don hoek die entre pots, daarvan staan alleenig nog maar do murennu komen wij in de Rue do Naples, in dozo straat is geen enkele ruit heel gebleven, in dat huis boven woont een vriend van mij, z\jn vrouw heeft tot nog toe geen woord kunnen,zeggenhij is bang dat ze stom is geworden. Zoo zijn wjj eindelijk op de Nieuwe Bassin gekomen, van waar zich het gselgke pano rama met al zijne verschrikkelijkheden aan ons oog voordoet. Een ontzaglijke rij van rijtuigen staat geschaard voor eene open brug, het oogonblik afwachtend dat do schepen vporbg zijn gevaren en de brug gesloten kan worden. Niettegenstaande de bewering van onzen Koetsier, dat dit zoo heel lang niot kau duren, omdat de aan de brug gevestigde roode bal slechts tor halver hoogte was, omdat do bal maar halfstok hing, zooals hij dit uit drukte, verlieten wjj toch voor een oogenblik ons voertuig om alles van meer nabij to aan schouwen. Rechts van ons zagen wjj de vreoselgk gehavende Guano dokken. Een hou ten beschot, een rijnlandscho duim dik, was weggeslingerd tot midden in het gebouw. Juffers van houten kapspanton van 20 cen timeters bjj 10 centimeters, door een mijner deskundige reisgenooten mjj zoo medegedeeld, waron gescheurd als waren het lucifers ge weest. Waart gij gisteron hier ook aan het werk vroeg ik aan een werkman, bozig die open dokken mot nieuwe planken dicht te spij keren. Welzeker, mijnheer! En hebt gij geen letsel bekomen? Neon, mijnheer, aan dezen kant is het zoo erg niet geweest mot dooie menseken, do slag heeft meer den anderen kant getroffen. Hebt gij er dan niots van gevoeld O jawel, mijnheel', ik ben zóó hoog (en de man wees mjj met zjjn arm oeno hoogte, grooter dan hij zelf was) van den grond ge slingerd. En k(jk dan" eens die cafo's, mynhoer, en hy wees mjj eene rjj huizen met heel en half stuk geslagon uithangborden. Ziet gij wel daar is alles, alles weggeslagen, daar is niets meer van over. Ze zijn nog stampvol men- schen, die dat komen kijken. Geheel weggeslagen en toch stampvol, vroeg ik eenigszins verbaasd. Ja, Mijnheer, gaat maar eens met mij dat café binnen, dan zal ik u dat eens laton zien. Ik had niet bepaald heel veel genegenheid om aan die uitnoodiging te voldoenm(jn oog aanschouwde dat zeer van uit de vrjje lucht op voldoende wijze, ik stelde mjjn gezolligon verteller echter in staat om zelf die stamp volle, geheel weggeslingerde koffiehuizen nog eens nauwkeurig te onderzoeken. Hij ging niet terstond, maar achtte zich verplicht mg nog verdere inlichtingen te geven. Ziede ge, mijnheer dat bureau de merchan dise, die gaarkeuken, die huizen daar heel achter, die zjjn minstens een kilometer van het polv ermagazien af geweest en toch ook alles, alles kapot, 't Is een malheur gewees mijnheer, een verschrikkelijk malheur. Inmiddels was de bal omhoog gegaan, ten teeken, dat de brug gesloten werd. Nog oonigen tjjd gewacht op al de voet gangers en eindelijk konden wjj, na eerst ons rjjtuig opgezocht te hebben, verder onze onderzoekingstocht voortzetten. Het was geen blijde rit; alles wat wjj zagen stemde ons bepaald zwaarmoedig, links do kolossale potroleummagazjjnen in vollen gloed, waarvan de roode, puntige vlammen zich loodrecht verhieven, alle die sierlijke groot- sche, monumentale gebouwen vernield, rechts eveneons, op verre afstanden zelfs, eene onaf zienbare roeks van puinhoopen en dan te middon van duizenden en duizenden menschen even melancholiek, oven zwaarmoedig gestemd. Op aller gelaat zag men treurigheid en droefenis; lusteloos en dof keken zg uit hunne oogen, de wenkbrauwen waren samengetrok ken, langzaam, zonder spreken, liepen zjj voort; velen hadden wonden in het aange zicht; anderen hadden hun arm in een doek verbonden, 't Was duidelijk, dat allen slechts ééno gedachte bezielde, dat allen treurden over het beklagenswaardig lot der talrijke slachtoffers. Langzaam schreed ons voertuig heen door die menschenmenigte; eindelijk zijn wjj ge komen tot vlak bij de plaats van het onheil. Uitgestegen begeven wjj ons het eerst naar het brandend potroleummagazijn, waarvan nog slechts enkele brokstukken der muren overeind zjjn blijven staan: over eene oppervlakte als ruim de helft onzer Ruïne, verheffen zich aller wegen verschrikkelijke rookkolommen, die het on3 onmogelijk maken, de anders helder schij nende zon te aanschouwen; van alle zijden zijn met den meest mogelijke spoed dammen opgeworpen om de brandende petroleum te beletten in de Schelde te vloeien, hetgeen een buitengewoon gevaar zoude opleveren voor de aldaar liggende schepen. Toch hebben ook dezen buitengewoon veel schade geleden: deuren, meubelen, alles wat beweegbaar was, is stukgeslagen, stukken glazen der vensters zjjn met zulk eene kracht in het houten beschot geslingerd, dat men ze onmogelijk mot de hand er kon uittrekken een aan een schip hangend ijzeren anker, is midden doorgescheurdde zwaar ijzeren petro leum-reservoirs, lagen ineengedeukt en zijn gescheurd, als ware hot eenvoudig bordpapier geweest. Op den grond liggen millioenen patronen, velen nog in hunne doozen, geheel en al in gaven toestand, verder de ledige geheel mis vormde platgedrukte huizon, die w(j opraap ten. Om onzen lezers, welke er belang in stellen de ontzettende kracht met eigen oogen te doen aanschouwen, hebben wjj zulk een doos met patronen en daar naast eenige dier ledige hulzen in ons gewoon bulletinkastje aan ons bureau tentoongesteld. Een groot terrein is door soldaten afgezet het was de plaats waar het gesprongen kruitmagazijn stond en waar op het oogen blik de mineurs bezig z(jn de lijken der onge lukkigen uit te graven. Voorgevende dat ik expressiovelgk uit Parijs ter beschrijving van den ontzettende ramp was overgekomen, gelukte het mij hot cordon door te dringen en getuige to zijn van het verschrikkelijk schouwspel. Doodstil stonden die honderdon menschen, die den toegang tot deze plaats hadden weten te verkrijgen, de suldaten werkten met hur.ne spaden zwijgend voort; van tijd tot tijd hoorde ik slechts het weenen en snikken van oenige vrouwen, wier zusters of dochters nog niet weergevonden waren. Het was een aandoen lijk tafereel. Plotseling legt een der soldaten de spade uit da hand, wenkt eemgo zijner kameraden en daarop boginnen zjj met hunne handen de aarde weg te wroetenalles dringt zich om hen heen, men hoort niets als de angstig en gejaagde ademhaling van alle omstanders weldra ontwaar ik iets geheel vormloos van viez9 bruine kleur; ik kon nog niet onder scheiden of dat een menscheiyk lichaam of een stuk hout was; de soldaten wroeten in middels verder; eindelpk is het geheele lichaam vrö; aan de beenen hangen nog flarden van eene roode rok; zy lichten h9t lichaam op en toen merkten wy dat er een arm aan ontbreekt; een kreet van afgrgzen stggt onder die menigte op; ik hoor gissingen maken door verschillende vrouwen geuit, wie de ongelukkige kon zgn, niemand kon het ech ter met zekerheid zeggonik verwyder mg, onmogelgk dit schouwspel langer kunnende aanzien, die wanhoopskreten niet meer kun nende hoeren. Ik begaf my naar het achter het dorp ge legen dorpje Austruweel. Over de millioenen patronen en ledige hulzen loopende, welke overal verspreid lagen, bereik ik dat dorp, na vooraf nog mgn blik te hebben laten dwalen over de hangars, waarvan do gegalvaniseerde daken ten eenenmale waren weggeslagen; twee daarin zich bevindende spoorwagens zyn gohoel in elkander gedrongen. Austruweel is een armoedig dorpje: wg aanschouwon eerst een drietal tentwagens van kermisreizigers; de wagens liggen schier uit elkander, de wielen zgn gescheurd, in het inwendige is niets meer, op het hout ziet men papieren geplakt, waarop mot slechte letters en bevende hand is geschreven Heb medel yden met ons, het been van vador is gisteren stukgoslagen h(j is niot moer in staat voor ons te werken. Wij werpen eenige geld stukkon op de borden, die armzalig gokleede vrouwen met verwonde gezichten en kleine kinderen op bloote voeten ons voorhouden. Eene kleine herberg „In den groenen jager" van L. Walters, trekt vooral de aandacht; hot dak bestaat niet meer, de pannen zijn wgd en zgd verspreid, de muren zgn gescheurd en op de nog staande brokken kleven groote plakken klei door de kracht van de ontplof fing van een afstand van minstens een halven kilometer hiertegen geslingerd. Ik begeef my even in het huis; de toonbank ligt op den grond in verschillende stukken, tafels en stoelen liggen allon kapot door elkander, over al deze puinhoopen stappende, bogaf ik my naar de stallen, twee koeion en enkele goiten liggen dood en hunne zyden zyn opengescheurd. Ik ga verder, alle huizen liggen door elkanderop een tegen een boom gezette plank lees ik „Heb medelgaen met een vader mot zes kinderen, moeder en kind van 14 jaren dood; op eene andere plaats ontwaar ik een papier op een boom geplakt, waarbg ook de mensch- lievendheid en barmhartigheid der menschen wordt ingeroepen, omdat ook daar dooden zgn gevallen; een klein wiegje vol bloed trekt overal de opmerkzaamheid. Mg willende overtuigen of alles werkelgk waar was, of er niet party getrokken werd van dit onge luk om misbruik te maken van 's menschen goedheid, wend ik mg tot een politie agent met deze vraag. Helaas, neen, mgnheor, krgg ik ten antwoord, 't is hier alles de treurige waarheid. Het was een verschrikkelgk schouwspel. Overal ineengestorte huizen, waarin talrgke dooden rusten; huilende, weenende, achterge bleven betrekkingen, vrouwen met kinderen op hunnen arm, nog niet bewust van het ver lies van moeder of zuster, dat hen getroffen heeft, en daarachter in de verte die heldere glood der vlammen, die vorschrikkelgke rook kolommen, die dit treurig tafereel verlichtten, dat alles deed mg denken aan de verschrik kingen, welke oen oorlog teweeg brengt, 't Was een prachtig, trotsch, verheven schouwspel, maar het deed onnoemelgk veel pgn. Lusteloos aanvaardden wy den terugtocht, mgne medereizigers spraken niet voel, alleen mgn persoon knoopte wederom met de gezellige koetsier een gesprek aan over het ongeluk. Ryd ons nu langs de meest geteisterde buurten, vroeg ik hem. Zeer goed, mgnheerdan zal ik u het. eerst brengen naar do Londensche straat, daar is geon enkel venster heel gebleven en dat zgn allemaal winkelmenschon, die daar wonen. Ze drgven nu allemaal hun negotie in de open lucht. Wat hy my vertelde, was workelgk het gevalik zag slagerswinkels, waar het vleesch geheel en al binnen het bereik van alle voorbij gangers hing; in de bankotwinkels lagen de taartjes en koekjes op de kozynenin oon anderen winkel ontwaarde ik oen opeengesta- pelden hoop glasscherven van minstens ander- halven meter hoog. Toen ik onzen koetsier de reden hiervan vroeg, antwoordde hg mg „zooveel is nu alleenig in die boutique stuk goslagen." Zoo kwamen wg langzamerhand in de Nassausche straat. Daar vestigde hij vooral myne aandacht op eon groot bankiershuis. Hier, verhaalde hg my, lagen gistermorgen nog honderden goud- en zilverstukken en ook papierengeld van alle landen voor de vensters en na de ontploffing lag alles midden op straat en wilt ge wel gelooven mynbeer, vroeg hy mg, dat er toen niemand aan dacht om het op te rapenhet hooft er wel een half uur gelogen, voordat zy in 't huis zeiven er aan dachten om hot te halen. Hg wees mg een ander huis, waar iemand dood is gebleven van den schrik.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 5