N°. S067. Maandag O September. A°. 1889. feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgegeven. pit nommer bestaat uit DRIE Bladen. Kikeriki. Een tentoonstellingsplan. Feuilleton. De lange Hollander. Leiden, 1 September. PBXJB DEZER COURANT: Toor L«5den p»r 8 nuundea.V.1.10. Fraieo per poet1.40. Afiwnderiyb® Nommera0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Yaa 16 regel» 1.05. Iedere regel me6r/0.17|. Grootere lettere near plaat» ruim te. Voor hot m- oa»»eeren buiten de »tad wordt 0.10 berekend. Aan de Abonné'a daarop, wordt bi) dit nommer verzonden No. 50 van Kikeriki. Op het oogenblik dat een tijdruimte van vier eeuwen ons zal scheiden van den stond, waarop Christobal Colon voet aan wal zette op een onbeduidend eiland van de Nieuwe Wereld, welker bostaan hij niet vermoedde, zal Nieuw-York oen wereldtentoonstelling openen. De mededeeling van het feit is eenvoudig ge noeg, en bij oppervlakkig denken schijnt het, alsof we kunnen volstaan met het voor kennis geving aan te nemen. Immers, men zou haast mogen zeggen, dat de wereld des tentoonstel lens moede wordt: in telkens reusachtiger afmetingen en grilliger verscheidenheid ver rijzen, op immer uitgebreider terrein, de ge bouwen, die de producten van nijverheid en kunst bevatten, maar ook de tempels louter aan het vermaak gewijdal wat de oogen kan trekken en de belangstelling wekken, van welken aard het ook zijn moge, wordt byeen gehaald en in rubrieken verdeeldnamaak van kostbare voorwerpen komt brutaalweg oen plaats vragen te midden van industriöele voor werpen, die de waarachtige glorie van ons geslacht uitmakenhet een met het ander vormt een ontzaglijke kermis, een geliefkoosd voorwendsel voor een protzoekende menigte, die, ondanks den alom bekenden „druk der "tijden", in telkens dichter drommen komt toestroomen. Zoo wordt er, on niet geheel ten on rechte, geredeneerd. En toch, wanneer men voor een oogenblik alles wegdenkt, wat slechts is aangebracht om de zinnen te streelen en het geld uit de zak ken te lokken, alzoo het ruime deel van de tentoonstelling, dat alleen strekt om de kosten goed te maken, dan blijft er genoeg, meer dan genoeg over om den beoefenaar van eenig nijverheidsrak gelegenheid te geven tot vergelijkende studie. Uit dat oogpunt bezion, zijn de exposities mijlpalen op den weg der beschaving, die alleen in den laatsten tijd het verschijnsel vertoonen, dat zij wat al te dicht op elkander volgen. Reiken zü elkander als het ware de hand, dan wordt er het doel niet mede bereikt. Immers, de nijverheidsmannen zijn niet by machte, zich behoorlijk voor te bereidenvelen hunner stellen zich tevreden met eenvoudig dezelfde voorwerpen by opeen volgende gelegenheden in te zenden, bjjwjjzo van een reclamekaart. Het spreekt vanzelf dat er dan geen vooruitgang kan worden ge constateerd. Hadden wij hst voor 't zeggen, we zoudén in overweging willen geven de jaren 1890 en 1891 eens geheol tentoonstellingloos voorbij te laten gaan, om in 1892, te Nieuw-York, bijzonder flink voor den dag te kunnen komen. Want de uitnoodiging, die eerlang van de overzijde des Oceaans tot de volken van Europa zal wordon gericht, is zoo volkomen ge rechtvaardigd door de belangrijkheid van de historische herinnering, di9 er aan wordt ver bonden, dat er omtrent het al of niet beant woorden geen zweem van twijfel kan bestaan. Het is niet zonder reden, dat de historie schrijvers een zvraren paal hebbon geslagen bjj het jaartal 1492, om de grens aan te wijzen tusschen de Middeleeuwen en de Nieuwe Geschiedenis; door het vormen van niouwe handelsbetrekkingen en de verovering en kolonisatie van landen, in uitgestrektheid elke voorstelling overtreffende, werd de ge- heele maatschappij gemoderniseerd. De men- schelijke geest kreeg een nieuwe vlucht en verbrak de banden der feudaliteit; de betrek kingen tusschen vorsten en volken hielden op te z(jn een keten, welke do onderdanen aan den heerscher bond; zjj hervormden zich tot eon stelsel van samenwerking van de» bestuurder eener vrije gemeenschap met hare leden. Dat wereldhistorisch proces, welks volledige oplossing bjj tal van natiën nog in de toekomst ligt, nam met de ontdekking van Amerika een aanvang. Was Columbus van meening dat hij slechts langs een anderen weg dan den tot dusver ingeslagenen, tot het doel van zoo menige ontdekkingsreis van zijn tydgenooten was gekomen, dat hij een onbekend eiland van Japan of van Indië had gevonden, zijn verdienste is er niet geringer om, dewijl hjj de volharding bezat van een diepgewor telde overtuiging. Nooit heeft een onverzet telijk vasthouden aan de verwezenlijking van een grootsch denkbeeld, rijker vruchten ge dragen. En ziet nu eens dat Nieuw-York, de wereld stad der Noord-Amerikaansche Republiek, dat met duizelingwekkende cijfers zjjn bevolking, Zijn handel, zijn nijverheid, zijn kapitaal, zijn NAAR RUDOLPH Ll VDYl ,19) openbare instellingen opsomt. Nog voel meer dan een eeuw na Columbus' landing moest er voorbijgaan, eer het blanke ras er zijn oog op richtte. De vertegenwoordigers van dat ras, die met zoo scherpen blik een gunstig plokje wisten te kiezen en het toen eerlijk kochten van de roode luitjes, voor wie het weinig waarde had, waren onze vaderen het eiland Manhattan, thans de kern der metropolis, kreeg in 1609 van de Nederlan ders zjjn eerste volkplanting, die den naam ontving van Nieuw-Amsterdam. Ofschoon do West-Indische Compagnie zich slechts vjjf en zestig jaar in het bezit van haar kolonie aan den Atlantischen Oceaan heeft mogen verheugen, is het Nederlandsch element, de stad telde bjj den wederrech- tolyken roof, door de Engelschen gepleegd, 1500 inwoners, nog lang niet uitgedoofd; integendeel, het vertoont ook daar de taai heid, die een van zijn kenmerkende eigen schappen schijnt te zijn. Wij, Leidenaars, die nog kort geleden een deputatie van de „Hol land Society" in ons midden ontvingen, be hoeven dat elkander niet te herinneren. Bo vendien weten we ook, dat door de landver huizing het Nederlandsche ras in de Vereenigde Staten ruim is vertegenwoordigd. Dat is, meenen we, voor ons volk een af doende reden, om het aanstaand eeuwfeest met bijzondere opgewektheid mee te vieren. Met do Amerikanen hebben we steeds op voor- treffelijken voet gestaan, en we gelooven dat de wederzijdscho invloed, door beide volken, het een groot door zijn zielental, het ander door zUn historisch verleden en door den ernst, waarmede het zjjn zelfstandigheid staande houdt, op elkander uitgeoefend, verre van goring is te achten. Hot is daarom, dat het voor ons een quaestie van eer is, op de Nieuw-Yorksche wereldten toonstelling niet slechts te verschijnen, maar er te schitteren. We moeten daar komen met volle kracht, bereid om de mededinging met allen te doorstaan. Naast de gastvrouw, de Amerikaansche natie, moeten wij de eersten zijn. Onze industriëolen, handelaars, ingenieurs, werklieden, kunstenaars, zjj allen hebbon de eer van Nederland hoog te houdenen zelfs, hoezeer ook doordrongen van de wensclielyk- heid om wat men door particuliere samen werking kan verkrijgen niet van de Regeering te vragen, toch houden w(j het er voor, dat er hier alle reden is om van gouverne- mentswege niet tegen een geldelijk offer op te zien om het welslagen onzer deelneming te bevorderen. iHMB Misschien zal men van oordeel zijn, dat het thans nog wat vroeg is om over deze dingen te spreken. Wy kunnen dat niet toe geven in elk geval, de meest belangheb benden, en zy van wie het in de eerste plaats afhangt of Nederland op een wyze zal vertegenwoordigd zyn, die onze stelling by den transatlantischen handel onwrikbaar maakt, behooren er nu reeds over te gaan denken. Wy zyn niet gewoon over één nacht ijs te gaanom iets van beteekenis te doen, hebben we een tijd van voorbereiding noodig. Laat die voorbereiding zoo krachtig mogolyk zyn. Een goede organisatie maakt do samen werking van velen noodig, en die moeten eerst trachten elkander te vinden. En nu één bescheidon wenk. Amerikanen en Leidenaars zyn geen vreemdelingen voor elkander. Zou er niet veel voor te zeggen zyn, dat voor een dergolyke organisatie, die ten gevolge zal hebben dat een flink plan wordt ontworpen en tot uitvoering gebracht, de eerste stoot van Leiden uitgaat? Onzen mannen van de industrie in de eerste plaats zy dit idéé ter overweging aangeboden. De minister van binnenlandsche zaken brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de commissie, belast met het oxamineeren van hen, die de bowyzen wenschen te leveren, dat zy tot de beoefening der natuurkundige wetenschappen genoegzaam voorbereid zyn om te kunnen wordon toegelaten tot het eerste natuurkundig examen, vermeld in art. 4 der wet van 25 December 1878 (Staatsblad No. 222), zal zitting houden op Dinsdag 24 Sep tember o. k. en volgende dagen te Leiden, en dat zy, die aan dat examen wenschen deel te nomen, zich vóór 15 September e. k. schrif- teiyk moeten aanmelden by den voorzitter der commissie dr. D. De Loos, directeur der hoogere burgerschool te Leidon. Het feest, dat den 22sten dezer ter ge legenheid van het 50-jarig bestaan van de liedertafel „Orpheus" te Venloo zal worden gevierd, belooft veel. Niet minder dan 36 gezelschappen, waarvan echter de meeste uit Duitschland, zullen dit feest medemaken. Daar geen der lokalen te Venloo ruimte genoeg aanbiedt om alle gasten te bevatten, heeft zich de feestcommissie tot den minister van oorlog gewend met het verzoek, de groote scherm- en gymnastiekzaal van het garnizoen voor dat doel af te staan. Hierop is gunstig beschikt. i De kolonie te Shanghai leerde het spoedig zonder Buchnor en zyne vrouw stellen. Hier en daar viel nog wel oens een onvriendeiyk Woord over hem, een woord van medelijden met haar; doch over het algemeen bekom merde men zich niet meer om hen. Lang zaam, doch geiyk eene slepende ziekte, trad de oude verdenking tegen Buchner weder op. De maatschappy zocht naar eene reden, om den man te kunnen versmaden, dio zich aan haar niet gelegen liet liggen, en zoo liet het zich verklaren dat meermalen de pynlyke vraag werd gedaanof Buchner misschien een slecht geweten had, daar hy zich in hot gezelschap van fatsoenlyke lieden niet meer op zyne plaats gevoelde. Het waren alleen óe boosaardigen, die zoo spraken, maar onder de welgezinden wierp zich niemand op om den afwezende te verdedigen. Vóór en na had hy de sympathie zyner medeburgers verloren. Mevrouw On3low en Prati maakten zich hierover zeer bezorgd en onderhielden zich dikwerf over het lot van hunno jonge vrien den. Toen zy op een avond eens weder samen waren en het onuitputtelyk thema weer had den opgenomen, vroeg mevrouw Onslow, na lang nadenken „Weet gy, meneer Prati, wat Buchner scheelt?" Deze zag de spreekster eenigszins verwon derd aan, want reeds een uurlang hadden zy zich over die vraag het hoofd gebroken. „Ik zal het u zeggen," zei mevrouw Ons low „ik geloof dat ik het nu weetBuchner voelt dat hy in veler oogen niet meer even rein is, als vóór dien ongelukkigon diefstal. Hy zal dan oerst weer de oude worden, als de schuldige ontdekt is. Dat wordt echter, helaasmet eiken dag minder waarschynlyk. De justitio heeft reeds lang de zaak uit het oog verlorenziebzolf aangeven doen zulke ellendelingen natuuriyk niet; dat de waarheid door een toeval aan het licht komt, is zeer onvvaarschynlyk en, zoo vrees ik, dat Buchner zich hier nooit meer op zyne plaats zal gevoelen. Wy zouden er eens over kunnen denken, of het niet beter ware dat hy van hier ging, waar alles hem aan de duistere zaak herinnert, waar hy op ieders gelaat eene stomme aanklacht leest. Geloof my, hy ver trouwt in dat opzicht niemand, noch u, noch mu, noch myn man; hy vertrouwt daarin niet eens zyne vrouw. Herinnert gy u wel, dat hy herhaaldelyk toespelingen gemaakt heeft op hare onmacht, toen zy een oogenblik meende, dat hy veroordeeld was? Eens sprak hy er met my over niet uitvoerig dat doet hy immers nooit moer. Het waren alleen eer. paar bittere woorden, die hy uitte; ik vatte er echter op, om hem zyn gruwelyb onrecht tegenover zyne engelachtige vrouw te verwyten. Ik zei hom dat Edith toen in onmacht was gevallen, omdat zij vreesde dat hy het slachtoffer van den schyn was ge worden, want dat zy nooit een oogenblik aan zijne onschuld had getwyfeld, en in hem ge loofd zou hebben, al ware hy ook veroordeeld. Hy gaf daarop geen antwoord, maar op zijn gelaat las ik den ouden twyfel. Hy ia een styfkop in alles wat hij wil en doet; maar nergens is zyn trots ongelukkigor^voor hem en voor do arme Edith, dan in zyn ongeloof aan het vertrouwen van de menschen in hem. Dat is zyne ziekte. Geloof my, als de dief ontdekt wordt wat wy, helaas, wel niet zullon beleven eerst dan zal Buchner weer gezond worden." Prati had aandachtig toegehoord en zweeg eenigen tyd stil. Daarop zeide hy tot mevrouw Onslow: „Ik geloof dat gy u vergist. Ook dan nog zou hem de herinnering byblyven aan het voorgevallene, aan de verdenking, waaraan hy heeft blootgestaan, aan de terecht zitting zelve, die zulk een diepen indruk op hem maakte. Al werd de dief ook morgen ontdekt, dan geloof ik dat zulks er nog wei nig toe zou bybrengen om Buchner woerden vroegeren levenslust terug te geven. Dat men hem heeft kunnen verdenken en dat dit ge schiedde door menschen, die hem door een jarenlangen, vertrouwelyken omgang kenden, zal altyd aan zyn leven blyven knagen." Zij spraken nog lang over dit onderwerp, zonder het er over eens te worden. Eindeiyk zeide mevrouw Onslow„Ik wenschte maar, dat wy den dief haddendan zou ik u wel het bewys leveren, dat ik gelyk heb." Prati antwoordde hierop niets en kwam ook later nooit op dit gesprek terug. De eerstvolgende maanden leverden voor Buchner en Edith niets byzonders op. Eerst na verloop van oen jaar ongeveer werd het duidelyk, dat hunne positie gaandeweg minder was geworden. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 1