1 N°. 9061. Maandag' 2 Septeuiber. A0. 1889. geze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. De lange Hollander. LEIDSCI DAGBLAD. PBU8 DEZBB COURANT: Too? Lolden por t mundoa1.10. Troneo per poot.1.40. &fkonderlgke Nommero.0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Yon 18 regels 1.05. Iedere regel meer ƒ0.171. Qrooter© lettere nssr plaateroimte. Voor het in- caaeeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. IPrinsesselied, ior d«. J. J. L. Ten Kate gedicht fop do wijze van iet „Wien Neerlandsch bloed") voor den negenden Verjaardag van Prinses Wilhelmina. Tat reine vreugde brengt ons saam' Op dezen Jubeldag, u "Wilhelmina dierbre naam! Haar Jaarfeest vieren magl lag vieren, nu God, groot als goed, Den Vader heeft gespaard, !n haar een trouwe Moeder groet, Ons aller eerbied waard I leil, heil U, heerlijk Koningskind, U, jongste Oranjespruit! leeds nu door heel een Volk bemind, Dat U aan 't harte sluit, lod spare U voor ons Vaderland 1 Der Toekomst hoop z\jt Gij. ïjj leidde U zeegnend aan zijn hand, Dat wenschen, bidden wij! Wien Neerlandsch bloed door de aadren vloeit," "Wie kent dien Feestzang niet? „Wiens hart voor Land en Koning gloeit," Herhaal' ook nü dat Liedl t Rijz' op deez' dag nog menigmaal, Met altijd frissche kracht, Het zij en blijve 'tLofkoraal Van 'tverste Nageslacht! I) Dat is de titel van een duidelijk geschreven brochure van den heer N. J. Struick, laatst Inspecteur van Financiën in Neerlandsch Indië. Gaarne vestigen wij op dat geschrift de aan dacht van allen, die belangstellen in de op lossing van het opium-vraagstuk. De ongerechtigheden van het pachtstelsel, gelijk het thans wordt toegepast, zijn reeds dikwijls met levendige kleuren geschetst. Het heeft ten gevolge, dat een zeker aantal Chi- neezen zich verrijkt ten koste der bevolking, die op allerlei wijzen wordt aangespoord tot het gebruik van het verderfelijke en zeer dure genotmiddel; dat onze eigen ambte naren niet steeds weerstand kunnen bieden aan de verzoeking, om door oogluiking mede plichtig te worden aan de handigheden der Chineezendat de invloed dezer laatsten toe nemende is, gelijken tred als hij houdt met de uitputting en demoralisatie der inlanders. De Regeering meent genoeg te doen, als zij maatregelen neemt om de smokkelarij tegen te gaan. Geschiedde dit op ruime schaal, werd niet uitsluitend het oog gericht op fis cale belangen, maar ook al het mogelijke ge daan om bij de bevolking het gebruik binnen steeds engere grenzen terug te dringen, we zouden eenige hoop voor de toekomst kunnen hebben. Doch waar de ambtenaren, met het tegengaan en opsporen van de sluikerij belast, ten bewijze dat zjj in hun pogingen niet on gelukkig zijn, zich beroepen op het „gelukkig" verschijnsel, dat het gebruik van wettige opium hier en daar toeneemt, daar meenen we recht te hebben tot de vraag, of de Regeering en haar dienaren wel veel begrijpen of gevoe len van de hooge belangen des volks. Meer en meer vestigt zich de overtuiging, dat met behoud van het pachtstelsel geen beterschap kan verwacht worden. De heer Bool, die in zjjn hoedanigheid van Directeur van Financiën wel gelegenheid had, de werking van dat systeem in al zijn bij zonderheden gade te slaan, verklaart zich niettemin, blijkens zijn opstel van verleden November in de „Vragen des Tjjds", voor het behoud, mits belangrijk gewijzigd. De heer Bool wil beginnen met den sluikhandel den kop in te drukken door den Chinee6chen pach ter in de gelegenheid te stellen zooveel opium als h(j meent noodig te hebben tegen lagen prijs van het gouvernement te koopen. De pachter, die tot nog toe met de sluikers in het groot onder éën hoedje speelt, zal dan geen enkele reden meer hebben om dat te blijven doen; integendeel, hü zal met de gouvernements ambtenaren medewerken om den clandestienen invoer te beletten. Maar inmiddels heeft de Chinees een groot geldelijk belang b(j uitbreiding van het ver bruik, en hij zal niet in gebreke blijven al zjjn krachten aan te wenden om dat té be vorderen. Is eindelijk de Regeering er in ge slaagd, den sluikhandel te doen verdwijnen, dan kan men, door verhooging van de pacht sommen en van de debietprjjzen, op de con- sumtie gaan werken. Wij missen den moed, met een zoo gevaar lijke proefneming ingenomenheid te betuigen. Elke maatregel, ter hervorming beproefd, moet aanstonds de strekking hebben, het verbruik te verminderen, door te maken dat niemand geldelijk belang heeft bij vermeerdering van debiet. Aan deze voorwaarde voldoet de rëgie, door den heer Struick aanbevolen in navolging van mr. Brooshooft in zijn bekende memorie, van den heer Kielstra in „De Gids", van de heeren Levyssohn Norman en Schimmel- penninck Van der Oye in de Tweede Kamer. Régie is staatsmonopolie van fabricatie en verkoop. Het steUel is den lsten Jan. 1882 in Cochinchina ingevoerd, op advies van den Franschen Minister van Marine en Koloniën. Maar daarbij werden twee fouten begaan: vooreerst is bijna uitsluitend gelet op de finantiëele resultaten, zoodat deze, die van den aanvang af gunstig waren, bet oordeel over de werking van het systeem bepalen. In de tweede plaats, en dat is erger, werd den ambtenaars, met het debiet belast, geen vaste bezoldiging toegewezen, maar een, welke van het gebruik afhankelijk is gesteld. Het behoeft dus niemand te verwonderen dat het eigenlijke doel, verhooging van het lichamelijk en zedelijk peil der bevolking, niet werd bereikt. Bovendien maakt de ligging van de Fransche bezittingen in Achter-Indië de bestrijding van het smokkelen uiterst moeilijk. De heer Struick becijfert dat de vervanging van de pacht door de régie aanvankelijk de schatkist geen vermindering van inkomsten zou opleveren, en bovendien belangrijke som men voor bestrijding van het smokkelen be schikbaar stellen. „Waar tot dusver slechts f 400,000 werd uitgegeven voor het tegengaan van den sluik handel zoo te land als ter zee," zegt schr., „zullen naar de hieronder te vermelden raming voor het politiewezen te land twee millioen en voor de bestrijding van den sluikhandel ter zee anderhalf millioen beschikbaar zijn." In de posten dier raming zullen we ons natuurlijk niet verdiepen. Wie de dingen meer van nabij heeft gadegeslagen, moet maar uitmaken, of de heer Struick zijn verwach tingen te hoog stelt. Theoretisch is voor de régie zeer veel te zeggen, omdat daarmee de Regeering meesteres wordt en blijft van den toestand. Is, zooals blijken kan uit het vermeerderd debiel der officiëele opiumverkoop plaatsen, de „geheime" kitten, oorzaak van zooveel bederf, zullen natuurlijk dadelijk opgeruimd moeten worden, en uit het verminderd getal aanhalingen, de smokkelarij belangrijk ingekort, dan kan het gouverne ment beginnen, op het gebruik te werken door middel van verhooging der debietprijzen. Dat zal ten gevolge hebben dat de inkomsten dalen, want de stryd tegen de smokkelaars zal steeds voortgezet moeten worden. Maar kan men er werkelijk in slagen, de bevolking het gebruik van opium langzamerhand te ontwennen, dan zal do toeneming harer wel vaart haar in staats stellen, om door ge- s-wone belastingen in de openbare uitgaven bij te dragen, zoodat het verlies van de schat kist op andere w(jze wordt vergoed. Tegen de régie wordt de bedenking gemaakt dat de Regeering, haar invoerende, de ver antwoordelijkheid op zich neemt voor het schuiven en die voor een deel op haar amb tenaren overbrengtdat het prestige der Regeering wordt verzwakt, wanneer zij als opiumverkoopster optreedt. Dat zou inderdaad het geval zijn, als er van haar eenige drang uitging om het goed te koopen, als zjj streefde naar uitbreiding van klandisie. Maar als het bekend is dat de Regeering liever heeft dat men niet komt dan wèl, en eenvoudig de gelegenheid openstelt om een artikel te beko men, dat op andere wijze niet te krijgen is, dan achten wij dat gevaar niet bijzonder groot. In elk geval, met behoud van het pachtstelsel is die verantwoordelijkheid minstens even zwaar, waarbij nog komt dat we thans ons niet bedienen van onbaatzuchtige ambtenaren, maar van belanghebbende vreemdelingen, die reeds zulk een eigenaardige plaats hebben ingenomen in de schatting der inlanders, dat zij in hun oog ook rhet ambtelijk gezag zijn bekleed, wat bij de aanmoediging tot het gebruik van het heulsap ook wel in aanmerking mag genomen worden. Ten einde de uitvoerbaarheid van het aan geprezen systeem te doen uitkomen, geeft de schr. een overzicht van de wijze, waarop hij zich de werking voorstelt. De ruwe opium, ingekocht in de Levant of te Calcutta, worde bereid in een gouvernementsfabriek, te Batavia op te richten. Daar wordt het product geheel klaargemaakt voor den vorkoop in het klein, en van officiëele, gemerkte en verzegelde ver pakking voorzien. Op de verkoopplaatsen, wier aantal door den Gouverneur-Generaal worde bepaald, zijn boambten, die de pakjos op do zelfde manier afleveren als bjjv. met post zegels geschiedt. „De betrekking van opium- verkooper worde voornamelijk gogoven aan mindere Europeesche ambtenaren en militairen, die zich als eerlijk en trouw hebben doen kennen. Ze kan voor sommigen strekken ter vervanging van pensioen." Boven zijn bezol diging, vast te stellen buiten alle verband met de hoeveelheid opium, die gedebiteerd wordt, geniet hg vrije woning in het gebouw, dat tot magazijn en tot verkoopplaats dient. Daar worde geen gelegenheid tot schuiven gegevenin de nabijheid worden geen bordee- len, pandhuizen, voorstellingen van dansmei den enz. geduld. We zullen hiermede onze aankondiging be sluiten van een geschrift, waaraan we hooge waarde toekennen als bijdrage tot de kennis en de bestrijding van een groot kwaad. KAAK nCDOL.ru LIKDAC. 11) Van tijd tot tijd liet hij Wallice of Prati vragen, om met hem te dineeren. Wallice verscheen klokslag zeven, in zwarten rok en witte das. Hij at en dronk met smaak en was dienaangaande een uitstekende dischge- noot; maar ongevraagd sprak hij niet, en hij bezat het talent om ingewikkelde vraagstuk ken met een enkel woord uit te putten. De lange pauzen in het gesprek, welke dikwijls voorkwamen, maakten Rawlston verlegen Wallice scheen ze niet op te merken, maar zat, als hij niet at, rechtop, met den blik op de bloemen gericht, die het midden van de tafel sierden. Prati was een spraakzamer, maar daarom voor Rawlston nog juist niet aange namer dischgenoot, want hij scheen het er op gezet te hebben, om zijn patroon allerlei verwijten over diens handelwijze tegenover Buchner te doen, en dit in zulk oen holfo- lijken vorm, dat Rawlston, die aan tafel tegenover zjjn gast wollevend wilde blijven, hem niet tot zwijgen kon brengen of het ge sprek eene andere wending geven. „Wat wenscht gij eigenlijk van mij vroeg Rawlston eens, toen Prati weder op roerende w(jze over hef onverdiende ongeluk van den armen Buchner gesproken had. „Kunnen wij dan over niemand en niéts anders in de wereld spreken dan over Buchner en zijn treurigen toestand? Het heeft bijna den schijn, alsof gij het voor uwen plicht houdt, mij te ontstemmen." „Dat kunt u onmogelijk van mg gelooven, daar gij weet hoezeer ik u achting toedraag maar nu gij het mij vraagt, veroorloof ik mij open met u te spreken..Ja, ik zou wenschen dat u iets voor Buchner deedt, nadat u hem ongelukkig'hebt gemaakt." „Ik ben m(j niet bewust, hem ongelukkig te hebben gemaakt." „U hebt zulks gedaan zonder het te willen of te bedoelen, maar in werkelijkheid hebt u hot gedaan. Hadt gij uwe verdenking niet zoo bepaaldelijk geuit, dan waré Buchner heden nog in dezelfde positie als Wallice bijvoor beeld, wiens toestand en naam niets geleden hebben door den gepleegden diefstal. Daardoor alleen, dat gij tegenover de verloofden eeno doelloos vijandige houding hebt aangenomen want verhinderon kunt gij hunne verbintenis ten slotte toch niet, daar miss Edith uwe voogdij ontwassen is, daardoor hebt gij mijn vriend uit uw huis verdreven en hem in den treurigen toestand gebracht, waarin hy thans verkeert. Denk uzelven in zijn toe stand, mijnheer Rawlston I Ga eens na wat de ongelukkige te dulden heeft en dat onschuldig en naar aanleiding van uwe handelwijze! En zeg het zelf, de hand op het hart: houdt ge Buchner tot een diefstal in staat Drie weken vroeger had Rawlston hierop zonder aarzelen „ja" geantwoord, maar sinds dien tijd was zijn geloof geschokt. Ook de inspecteur van politie, met wien Rawlston nog onderscheidene malen gesproken had, was van zijne zaak niet meer zoo zeker. Buchner had namelijk eene schrede gedaan, waarop beiden niet waren voorbereid; op denzolfden dag, dat hij zijne betrekking verlaten had, had hij aan Rawlston eene aanwijzing voor het geheele bedrag van den diefstal gezonden, met een kort schrijven, waarin hij zeide dat hij, Buchner, zich aansprakelijk achtte voor de door hem beheerde kas en dus hierbij inzond, wat er aan ontbrak. Rawlston had de aan wijzing teruggezonden, daar het in China niet gebruikelijk was, een kassier verantwoordelijk te stellen voor uitplundering. Buchner had het geld echter niet terug willen nemen, maar het op het Amerikaansch consulaat gedeponeerd, „ter vrjje beschikking van de heeren Rawlston en Co. tot aan den dag, dat de gestolen som van tien duizend dollar weer in hun bezit zou zijn gekomen." Buchner had bjj Rawlston en Co. maar acht duizend dollar te goed; de ontbrekende som was hem geleend en wel, zooals men later vernam, door zjjn collega en vriend Prati, die in het bezit was van een vermogen van onge veer twintig duizend dollar, door hem in de laatste jaren van voorspoed verdiend. Toen de politiebeambte vernomen had, dat de tien duizend dollar bij Rawlston waren terugbetaald, zeide hy eerst: „Ik wensch u geluk, dat gij uw geld terughebt!" Maar dadelijk daarop was hy nadenkend geworden, had zich de kin gewreven en gezegd: „Dat is vreemd. Een gewone dief zou het geld niet zoo gemakkelijk hebben teruggegeven! Die had het verborgen of elders in zekerheid gebracht, om er later de hand op te kunnen leggen." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 5