WKaSa&Ü&ëtiSSXZ*'*-.-'
S.'S^TT^'Ü. aovb-T-gr.g
Hedenochtend to acht uren ont-
stond in Den Haag, ten huize van een tim
merman, in het „Hofje van Nijverheid", aan
den Zuid-Oost-Buitensingel, een begin van
brand, vermoedelijk veroorzaakt door onvoor
zichtigheid van de kiDderen, die op zolder,
tevens timmermanswerkplaats, speelden. Een
partijtje hout leed nogal schade. Door eenige
spuitgasten werd het vuur spoedig bedwongen.
De spuit van het reg. grenadiers en jagers,
tn^de aangerukt, behoefde geen dienst te doen.
N a b y de Wittebrug te 's-Hago
reed gisternamiddg een vélocipèdist met zijn
rijwiel in het kanaal. Het gelukte aan drie
personen eerst den drenkeling en daapp,*
het voertuig uit het water te halen.
- -- i i-~'j.
-d txr u~^sst
Eene der tweo vrouwen, j.'
y.e ver-
den dief-
leden week terechtstonden we^-
stal van een mandje met war0n in de
kerk aan de Assende.tts' t0 lg is
heden door de rechtbs-a)daar tot g maand0n
gevangenisstraf v jroor^ee](j) mejj aftrek van
t maand, iu voorloopigo hechtenis doorge-
bracht. De ander6j aan wje aiieen het deelen
der °'jUrengst was ten laste gelegd, ia vrjj-
,prokon.
Op Prinsesjes-verjaardag zal
in Don Haag ook een vliegerwedstrijd ge
houden worden.
Uit Haarlemmermeer wordt
aan de „N. R. C." gemeld: De meeste ar
beiders aan den Slaperdijk door don polder
hebben gedaan werk gekregen. Slechts eenige
ploegen zullen nog een korten tijd bezig
blijven met het effenen van het terrein,
waarna het gedeelte dijk, dat nu opgeworpen
is, eenigen tijd zal blijven liggen, om te
zien hoever de nu weer ingetreden verzak
king zich zal uitstrekken.
De klerk der Bar.k van Leening,
Raimont, die dezer dagen voor de rechtbank
te Haarlem terechtstond wegens diefstal, is
veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf.
Diefstal van gouden medailles.
In de zitting der rechtbank te Haarlem stond
gisteren terecht Hendricus Verwaaijen, oud
26 jaar, laatst wonende te Amsterdam, be
schuldigd van in den nacht van 18 op 19
Juni j. 1. tusschen 12 en 4 uren te hebben
ingebroken in een der vertrekken van het
kantoor der firma E. H. Krelage Zoon, aan
den Kleinen Houtweg, en aldaar uit de ge
sloten medaille kast te hebben ontvreemd om
streeks 109 gouden, zilveren en zilver-vergulde
medailles van verschillende tentoonstellingen,
meerendeels prijkende met den naam Krelage,
en die aan 3 verschillende personen te Am
sterdam 19 Juni te hebben te koop aangeboden.
Twee, VTortelboer en Consenheim, hebben van
hem gekocht voor ruim ƒ800, C. heeft do
door hem gekochte medailles, voordat h(j ze
betaalde, by den essayeur Schöne doen smel
ten en daarvoor 1072 ontvangen.
De beklaagde heeft een hoogst ongunstig
uiterlijk. Deerlijk door de pokkon geschonden
en met vuurrood haar, kykt hy zóó gluiperig
uit de oogen, dat men er onwillekeurig van
terugkomt, lang naar hem te zien.
Hy ontkende in de instructie alles en wist
niets van medailles af. Hy was gedurende
acht maanden in Antwerpen werkzaam ge
weest en was eerst in den avond van den
181en Juli in Amsterdam teruggekomen,
waarop hy naar de woning van zyne moeder
gegaan was, alwaar hy dien avond en nacht
had doorgebracht, zoodat hy onmogelyk de
dader kon zyn. Intusschen is het gebleken,
dat beklaagde in Februari 11. ééne maand
gevangen had gezeten en dat verschillende
personen hem te Haarlem in allerlei tapperijen
hadden ontmoet.
Ook ter terechtzitting bleef beklaagde by
zyne ontkontenis volharden; alleen hoeft by
zyne verklaring van voortdurend in Antwerpen
gewoest te zyn teruggenomen. Eene ernstige
toespraak van don voorzitter bracht geene
verandering in de houding van beklaagde
teweeg.
Door het O. M. waren te dezer zake 28
getuigen gedagvaard.
Als eerste getuige, doch dia niot voorkwam
op de ljjst der getuigen, verscheen do direc
teur dor gevangenis te Haarlem, tevens onbe
zoldigd ryks-veldwachter. Getuige verklaarde
gistermorgen naar de cel van beklaagde ge
gaan te zyn om by het verkleeden van hem
voor de terechtzitting tegenwoordig te zyn.
By deze gelegenheid werd in eene bottine
van beklaagde het volgende briefje gevonden
(geschreven op een deel van een brief, welken
bokl. ontvangen had):
„Vriend Consenheim, u kunt wel begrijpen,
dat u myn zwaarste en ergsto getuigo zyt,
maar er is nog een mouw aan te passen,
vriend, on dat zal ik u zeggen, want -|0
vrygesproken wordt, dan kunne-j u ao-K
niet straffen; dus vriendCo-^^ ;kh
datje my zult help-„0( waht u heeft toch
o- aan my verdien'j, want u heeft voor
alles 1072 gekreger_; yjy,s a)3 zy my straffen,
dan ga ik in app'j, 0Jl gaan g0]yji vertellen,
dat ik maar doo van u hebt gekregen, en
dan kryg eer. leelyke douw; dus vriend
help n;^ 'iUnn0n z0 u ocd£ njet straffen.
rietvA sJe _9 jester u vraagt is dat de per
soon Jto z0 kjj u verkocht heeft, dan moet
J6 .^^gen, dat je aan myn persoon twyfelt,
^.ar dat ik er sprekend op lyk, en als Ze
zeggen waarom u dat niet by do instructie
heeft gezegd moet u zeggen dat u ntyn dan
niet zoo nauwkeurig heeft gadegeslagen, maar
dat ik de persoon niet ben die gy bedoelde
en terwyl je my by de instructie maar even
heeft gezien en ook maar eenmaal. Vriend
Consenheim dat is zoo mooi dat u my eenmaal
heeft gezien, dus vriend als u maar zegt dat
u twyfelt dan is hot al goed. Vriend ik ver
trouw op u."
Na voorlezing van dit briefje door den
griffier, zeide getuige nog, dat, toen hy zich
met dit briefje even verwyderd had, beklaagde
tot twee bewakers gezegd had„nu ben
ik vern
Beklaagde zeide dit briefje voor de aardig
heid geschreven te hebbenzonder erg had
hy het in zyn broekzak gestopt en daaruit
moet het door een gat in den zak in de bot
tine gekomen zyn. Hy had geene medailles
m zyn bezit gehad en had nooit iets van Con
senheim ontvangen.
Nog zeide getuige op de vraag van een der
rechters, dat het briefje op de zool der bottine
werd gevonden.
Het maakte den indruk alsof beklaagde, die
wist dat Consenheim te Amsterdam wegens
heling nog gevangenzat, gemeend had tegeiyk
met dezen vervoerd te worden.
By de instructie verklaarde bekl. steeds,
niet te kunnen schryven; eerst daarna bleek
uit de stukken betreffende vroegere veroor
deeling, dat hy dit wél kon.
Getuige Consenheim, onder oede gehoord,
verklaarde beklaagde vóór 19 Juni nooit ge
zien te hebben. (Bekl. was nu tydelyk uit
de zaal verwyderd). Overigens bleef getuige
by zyne vroegere verklaring volharden, ook
nu uitdrukkelyk verklarende, dat bekl. de
persoon was, die hem de medailles ver
kocht had.
Hierna werd bekl. weder binnengeleid en
hem het door getuigo verklaarde medege
deeld. Bekl. vroeg: waarom gaf getuige niet
terstond bekls. signalement op Tevens wees
hy op den slechten naam der familie Con
senheim als helers. Getuige zeide dat hy
wel ongeveer hot signalement heeft opge
geven, doch dat hy alleen niet wist hoe hy
gekleed was. Hierna deed de voorzitter voor
lezing van het op bekl. gevonden briefje.
Getuige begreep de brutaliteit niet om hem
vriend te noemen, daar bekl. zelf gezegd
had, nooit by hem geweest te zyn. Bekl.
zeide: ik bon nooit by Consenheim geweest
en heb evenmin 800 van hem ontvangen.
Evenals vroeger, verdedigde bekl. zich door
Ie zeggon dat er in Amsterdam meer per
sonen zyn, die op hem gelyken.
Een juweelen ring, welke beklaagde by
zyne arrestatie droeg, had echter dadeiyk
reeds de aandacht der justitie getrokken en
een nauwkeurig onderzoek te Amsterdam had
ten gevolge, dat de vorkooper daarvan aldaar
ontdekt werd. Deze, genaamd S. Wortelboer,
logemonthouder, verklaarde, ovenals zyn
knecht, dal beklaagde, die hem van vroeger
bekend was, by hem aan zijno woning is
gekomen in den morgen van 19 Juni 11. Die
getuige had toen den juweelen ring aan zyi:
vinger en heeft hem, na eenig loven en bieden,
aan bekl. verkocht voor 15. Daartegenovor
had hy van bekl. vier of vyf zilveren medailles,
waarin de naam van Krelage, gekocht voor
5. Deze medailles zyn wedor verkocht en
verdwenen. In den avond van dien dag had
beklaagde hem nog zyne portefeuille vertoond,
waarin getuige toen een rolletje bankpapier
zag; bekl. voegde er bykyk, daar zitten ze in.
Beklaagde ontkende, 's morgens by getuigo
geweest te zijnevenmin heeft hy een ringetje
van hem gekocht, maar wel in Antwerpen
van iemand, dien hy niet kende, 's Middags
heeft hy wel zyne portefeuille vertoond, maar
wat er in zat waren nagemaakte bankbiljetten
(sigarenbons).
Do bediende van Wortelboer bevestigde de
bekentenis van zyn patroon in alle deelon.
Verschillende andero getuigen, te Haarlem
woonachtig, verklaarden beklaagde don dag
Vóór den diefstal eu Ook vole malen vro6ger,
vooral des Zaterdags en Zondags, daar ter
stede gezien te hebben. Beklaagde was scha
mel gekleed en scheen zyn kost te verdienen
door te goochelen met kaarten in tapperyen.
By die gelegenheden noemde hy zich prof.
Stokvisch. Aan een paar hunner vertelde hy,
dat hy eerstdaags een erfenisje te wachten
had. Een paar dagen na den diefstal hadden
deze getuigen den beklaagde weder hier ge
zien, doch nu geheel anders gekleed. De
schamele kieeding was verdwenen en een
gohoel nieuw kostuum was daarvoor in de
plaats gekomen; bovendien schitterde een
juweelen ring aan zyn vinger. (Ter terecht
zitting was gedaagde in het oude kostuum
gekleed; het andere was echter aanwezig.)
Een agent verklaarde o. a., dat hy hem
Dinsdag 18 Juni des avonds te ongeveer
halftwaalf op straat gezien heefteene vrou-
welyke getuige zag hem te 10 uren op dien
avond in eene tappery.
Bek), erkende wel Dinsdag te Haarlem ge
weest te zyn, doch hy was reeds in den loop
van den middag vertrokken naar Amsterdam.
Nooit haalde bekl. centen op; wel goochelde
hy eens voor zyn pleizier. Mocht hy soms
eens iets opgehaald hebben, dan zou dit ge
weest zyn om voor een kameraad, die geen
geld had, de vertering te kunnen betalen.
Na afloop van het getuigenverhoor, werd
nog voorgelezen een proces verbaal van Maart
11., waaruit bleek, dat bekl. toen als landlooper
was aangehouden.
Vervolgens wees de voorzitter op de be
zwaren,. tegen bekl. gerezen
lo. het verkoopen der medailles aan Con
senheim en het te koop aanbieden daarvan
aan anderen.
Bekl. ontkende dit.
De voorzitter wees er op, dat in het ge
schreven briefje eene bekentenis ligt.
Bekl. had dit briefje maar zoo geschreven.
Nog een ander hoofdbezwaarin de maand
April was bekl. doodarm, eene week of vyf
vóór den diefstal was hy ook nog armlang
zamerhand verspreidde hy het bericht van
eene erfenis. Na den diefstal kocht hy een
ring en een nieuw pak en had hy dus geld.
Hierop, zeide de voorzitter, antwoordde de
bekl. alleen met oene ontkentenis, doorspekt
met leugens.
Bekl. zeide: Als ik Dinsdag-avond in de
stad geweest ben, moet ik dan daarom de
dief zyn? Ik had gerust kunnen vertellen dat
ik hier geweest was, als het zoo was, om
dat daaruit myne schuld niet volgt. Verder
zeide bekl., dat er eenige getuigen zyn, op
wier verklaringen de rechtbank zeker niet
zal willen letten. Had hy den diefstal begaan,
dan zou hy het geld wel buitenslands ver
borgen hebbenvooral, nadat by wist dat de
opkooper in handen der justitie was.
De verdere behandeling werd hierop ver
daagd tot hedenmorgen te tien uren. Alsdan
kwam aan het woord de officier van justitie.
De rechtbank te Amsterdam
heeft gisteren de 57-jarige verleidster van
de jeugd, wed. Feddes Pluim, tot twee jaren
celstraf veroordeeld wegens diefstal van een
zilveren horloge.
Als eene groote byzonderheid
werd aan de „Dordr. Crt," gisteren medege
deeld, dat men by den spoorwegwachter aan
den overweg op den Dubbeldamschen weg
dien morgen by het rooien van aardappelen
van éóne struik 74 6tuks aardappelen heeft
geplukt.
By de oefening met torpedo's
op het Haringvliet te Hellevoetsluis heeft
een droevig ongeluk plaats gohad. De sergeant-
torpedist Van Loon, in garnizoen te Brielle,
geraakte zóódanig bekneld tusschen een
zwaren ketting on de voorste bank van de
torpodoboot, dat hy byna oogenbiikkelyk
dood was.
Gisteravond, omstreeks halfelf,
brak te Amersfoort een hevige brand uit in
de Teutstraat, in een huis, waarin eene water
en vuumering werd gehouden. Door den wind
aangewakkerd, had hot vuur de woning spoe
dig vernield. De brandweer slaagde er in de
belendende gebouwen te behouden.
Vrouw Souhain is niet tot de
doodstraf veroordeeld, zooals de telegraaf
berichtte, maar tot levenslangen dwangar
beid. Zy hoorde het vonnis uitspreken, zonder
dat zy een vin verroerde. Toen zy naar de
gevangenis werd overgebracht, moest het
volk, dat haar te lyf wilde, door de soldaten
in bedwang worden gehouden.
Te Mühlheim werd eene dienst-
meid, die hare meesteres eene som gelds
ontvreemdde, op hooierdaad betrapt. De meid
logde lat6r ook de bekentenis af, dat zy
vóór 7 jaren een kindje, oud 8 dagen, van
ééne harer vriendinnen, wonende te Roer
mond, verdronken had.
Reeds geruimen tyd was bekend
dat de kunstmatige voeding in het algemeen
zeer nadeelig werkt op de kindersterfte. Die
invloed was echter nog niet onder cyfers
gebracht,
Betahgryk is te dién opzichte hei géén dr.
Boeckh, de bekende Beriynsche statisticus,
heeft gepubliceerd betreflende de kindersterfte
in Berlyn. Daaruit blykt dat de sterfte by
kinderen, op kunstmatige wyze gevoed, 6- en
7-maal grooter is dan by kinderen, met de
moedermelk grootgebracht. Vooral zyn het
de spysverteringsorganen der kinderen, die ep
kunstmatige wyze gevoed worden, welke veel
te ïyden hebben en den dood veroorzaken.
BUITENLAND.
Frankryk
De Parysche bladen bevatten uitvoerige
beschouwingen en verslagen van de laatste-
zitting van het Hooggerechtshof. Daaruit
blykt dat de rede van generaal Campenon
den doorslag heeft gegeven, daar deze officier,
die vóór Boulanger minister van oorlog was,
door allen als een man van gezag werd
beschouwd.
Generaal Campenon begon met het doel,
waarvoor de geheime fondsen waren bestemd,
uiteen te zetten en stelde daarnaast de wyze,
waarop Boulanger deze gelden had besteed.
Elke uitgave van Boulanger geschiedde in
zyn eigen belang en zelfs toonde Campenon
aan, dat de 140,000 fr., welke Boulanger
uitgaf voor den „Cercle militaire," geheel
overbodig waren en uitsluitend moesten dienen
om zjine populariteit by de officieren te ver
meerderen. Alle uitgaven, welke Boulanger
deed, werden door generaal Campenon be
schouwd als uitgaven, welke slechts werden
gedaan, ten einde het komplot voor te bereiden.
Do rede van den oud-minister maakte een
zóó grooten indruk, dat zelfs de heer De 'Sal,
die Boulanger wilde verdedigen, zyn voor
nemen moest opgeven en zyne rede staakte.
Niemand luisterde naar deze poging om de
uitgaven der geheime fondsen te rechtvaar
digen, want alle senatoren waren door Cam-
penon'8 rede overtuigd. Vandaar dan ook, dat
slechts vyf van de 200 aanwezige senatoren
er tegen stemden om Boulanger schuldig te
verklaren aan het verduisteren van 's lands
gelden.
Eveneens werden „verzachtende omstandig
heden" verworpen en ten slotte werd, gelyk
men weet, Boulanger met zyne beide mede
plichtigen Dillon en Rochefort tot opsluiting
in eene vesting buiten Frankryk veroordeeld.
Indien Boulanger wil, kan hy binnen een
bepaalden termyü nog voor de rechters ver-
scbynen. In dit geval moet de zaak opnieuw
worden onderzocht en zullen de rechters nog
eenmaal moeten beslissen. De „Figaro" geeft
in dit opzicht den generaal een wenk en zegt,
dat eene dergelyke erdnerie in Frankryk een
goeden indruk zou maken, maar vermoedelyk
zal Boulanger, die de eerste maal niet voor
den Senaat durfde versehynen, zich nu ook
wel buiten schot houden.
Natuurlyk moest de zitting, die om halftien
begon en om zes uren eindigde, eenige malen
geschorst worden, ten einde den leden van
het gerechtshof eenige gelegenheid tot ver-
poozing te geven. Van een dezer tussc-hen-
poozen maakten de republikeinsche senatoren
gebruik om hunne rechterstoga aan den kap
stok te hangen en als gewone leden van den
Senaat eene vergadering te houden.
In deze byeenkomst werd eene resolutie
aangenomen, waarin de aandacht der regee
ring wordt gevestigd op het ernstige feit, dat
oen deel dor senatoren (de monarchisten en
Bonapartisten) zich in een zoo ernstig oogen-
blik hebben teruggetrokken, terwyl tevens
ernstige maatregelen tegen het Boulangisme
worden aanbevolen. Niet alleen verlangen de
republikeinsche senatoren eene strenge ten
uitvoerlegging van het vonnis, maar ook spre
ken zy den wensch uit, dat alle ambtenaren
en officieren, die Boulangers party hebben
gekozen, ontslagen zullen worden.
Do ropublikeinsche bladen zyn natuurlyk
zeer tevreden met het vonnis, hetwelk het
Hooggerechtshof heeft geveld. De „République
franchise" brengt hulde aan de senatoren,
die slechts de inspraak van hun geweten
volgden en de eer van hot leger, de vryheid
en de Republiek hebben gered.
De „Justice" herinnert er aan, dat do tegen
standers der Republiek haar minachtend