zakeiyk, vooral voor zijne lichamelijke ont wikkeling. Een zoer eigenaardig bewijs hiervan letert Maastricht, waar bijna een geregelde arbeids dag van tien uren heerscht en daar zoudq-het gehalte en de kracht der bevolking bepaald afnemen, indien de werklieden niet veel aan gevuld werden door do plattelandsbevolking. Een ander argument vindt men in het feit dat do jonge werklieden uitden militairen dienst sterker en krachtiger komen dan zy er zijn ingegaan. Arbeidsdag en arbeidskracht staan met elkander in het nauwste verband. Hoeveel gewerkt moot worden, spr. heeft bet reeds gezegd, eene grens is moeilijk te trekkenof acht uren voldoende is, is niet be paald te zegge"! fPfiar zeker is het, dat een arbeidsdag van li a 12 uren veel te lang is. In eene niet ongunstige conditie verhoeren de typografen, diö dóofgaans iü uren werken; maar veel van dit goede gaat verloren door het zoogenaamd i overwerk. Spr. is van oordeel dat de huidige arbeidsdag kon behouden wor den, doch dat verboden moest zijn het ver richten van overwerk. Die regeling en beperking van den arbeids dag zag hjj gaarne tot stand komen door vrije overeenkomst van belanghebbenden. Is die overeenkomst mogelijk? Zeer zeker. Engeland geeft hiervoor het voorbeeld. Daar is de arbeidsduur 9 a 10 uren en is overwerk eene groote uitzondering. De overeenkomst gelooft hij echter dat in Nederland niet gemakkelijk zal zijn. Er bestaat by ons werkvolk over het alge meen eene te groote onverschilligheid, te weinig lust om zichzelven te helpen, en mochten hierop ook al eenige gunstige omstandigheden bestaan, dan stuiten deze af op de algemeene lusteloosheid. Bjj zulk een toestand van zaken is, volgens spreker, tusschenkomst van den wetgever een dringende eisch. De wettelijke tusschenkomst moet aan het uitvoerende gezag de meeste ruimte laten voor lichtere werkzaamheden kan natuurlijk de arbeidsdag langer gesteld worden dan voor zwaardore werkzaamheden. De heer De Clercq is niet voor eene wette lijke beperking; door den nood gedwongen is hij er echter toe overgegaan. Volgens hem kan de arbeider zelf oneindig veel beter be- oordeelen hoeveel hij kan werken, beter dan de Staat zulks kan doen. Wij moeten streven den werkman meer mensch te maken en, is men daarin geslaagd, dan zal hijzelf verklaren ik wil geen zestien uren werken. De werkman komt bij zulk een arbeidsdag te huis en zijne kinderen slapen, 's morgens vroeg staat hij reeds op en zijne kinderen slapen nog; zijne plichten als vader kan h(j dus zeer slecht waarnemen; dit is natuurlijk een toestand, welke veranderd moet worden. De heer Heldt repliceert, dat volgens hom de Staat wel degelijk een bepaalden arbeidsdag kan bepalen, iets, wat de vorige spreker niet erkende. Wel is waar kan de Staat dit niet voor eiken werkman vaststellen, maar daaren tegen wel over bepaalde beroepen en bedrijven. Na wijdloopige inlichtingen komt spreker tot de conclusie dat zooveel mogelijk beperking van den arbeidsdag in het belang is niet alleen van den werkman, maar ook van den werkgever. Thans is het derde punt aan de ordeeene proeve van ontwerpwet voor eene Nederland- sche Octrooi wet, in te leiden dtor don heer G. A. A. Middelberg. Het ontwerp-wet, dat thans in behandeling kwam, was eene proeve, door dilettanten ge markt. Spreker gaat na de verschillende wetten, welke vroeger hier te lande geheerscht hebben en de andore, welke aanleiding heb ben gegeven om deze wetten af te schaffen. Men had zich voorgesteld groote voordeelen te trekken uit het niet hebben van eene octrooi- Wet; men had gedacht vele industrieel endernemingen, welke in andere landen te veel belemmerd werden door de be staande octrooiwetten, zich hier te zien ves tigen. Deze verwachtingen zijn niet beaïf woord. Zwitserland, met welk land wij langen tjd de eenige waren, waar de octrooiwot bestond, heeft dit [stelsel reeds laten varen, zoodat wjj thans geheel alleen staan. Spreker meent dat ook wjj dien weg moeten volgen wij kunnen niet meer bogen op dien uitgebreiden landbouw en veeteelt van vroeger, wij moeten ons derhalve meer en meer toeleggen op de industrie; eene nieuwe octrooiwet maakt nu mogelijk dat wij voor onze industrie een basis hebben. Als voorbeeld haalt spreker de enorme vlucht aan, welke onze cacao-industrie beeft genomendit zoude ongetwijfeld niet het geval geweest zijn, indien de wijze van bereiding j algemeen bokend was gemaakt; het is het j geheim der bereiding, welke haar zulk eene hooge vlucht heeft doen nemen[; het is dus te wijten aan dit eigenaardig, maar toch zeker ook een soort van octrooi. Spr. is gekant tegen het in veel andere landen bestaande stelsel van vooronder zoek; dit zoude buitengewone onkosten met zich medeslepen en België met andere landen, waar het vooronderzoek niet bestaat, leveren het bewijs dat het vooronderzoek volstrekt geen noodwendig vereischte is. Verder toont spr. zich oen sterk voorstan der van het Fransche stelsel, dat voorschrijft dat do octrooi-bezitter niet uitsluitend bevoegd is om het product te maken, dat hij dit tegen eene billijke vergoeding, desnoods te bepalen door arbiters en den rechter, ook aan anderen moet afstaan, Spr, licht vervolgens met het 02 lango artikelen ontwerpwet in de hand zooveel mogelijk toe om tot de conclusie te komen dat eene octrooiwet bepaald noodig is om werk te verschaffen. De heer Symons, uit Rotterdam, bestreed het invoeren eener octrooiwet en beriep zich o. a. op het gevoelen van den gewezen minister Heemskerk, die eveneens een bepaald tegen stander is van zulk eene wet. H(j gelooft ook niet dat eene octrooiwet werk zal verschaffenintegendeel, beoogt men dit, welnu, laat men dan hier te lande zooveel mogelijk namaak huldigen. Als een bewijs hoe slecht de octrooiwet werkt, haalt spreker aan het gebeurde met de uitvinding van den heer Siemens, een der eerste mannen op ir.dustriëel gebied. Er is eene Maatschappij opgericht om deze uitvin ding te exploiteeren met een millioen frar.ken. Welnu, deze Maatschappij is te gronde go gaan, alleen omdat hare directeuren niet goed op de hoogte van de zaak waren; hadden nu anderen, beter ingelicht, met grondiger onder zoek, deze uitvinding kunnen exploiteeren, dan hadden misschien duizenden daarin een werkkring kunnen vinden, hetgeen nu niet het geval is. Prof. Beaujon beroept zich op de woorden, vroeger door den hoogleeraar A. Huet ge sproken, waarbij deze betoogde dat do octrooi- wetten voldoende zijn om elk monopolie te dooden. Ook het in het ontwerp nedergelegde stelsel om tegen billijke vergoeding den octrooi- bezitter te dwingen zijne uitvinding af te staan, keeft groote bezwaren. Hoe toch zullen we ooit beter kunnen booordeelen of eene uitvinding eene groote of kleine vlucht zal nemen, hoe zullen deze a priori kunnen bepalen wat de uitvinder zal verdienen? Het is eene onmogelijkheid. Buitondien wordt op deze wijze het monopolie geheel en al tot een fictief iets gemaakt. Dit stelsel wraakt h(j derhalve ook geheel en al. De heer De Clercq meent, dat, wanneer het beginsel van werkverschaffing alleen het doel is dsr octrooiwet, men dit doel on eindig veel beter kan bereiken door een zeer zwaar invoerrecht te heffen op artikelen, welke hier nog niet worden vervaardigd. De heer Westerouen van Meeteren haalt als tegenstelling van hot door den heer Sy mons gezegd voorbeeld van de Maatschappij Siemens, aan het feit, dat eene Nedeilanlscho fabriek van verfwaren, door de buitengewono maatregelen, welke zij hier te lande had te nemen om hare fabricage geheim te houden, hare vestiging heeft moeton overbrengen naar Frankrijk, waar zij op het oogenblik uit stekende zaken maakt. De heer Symons blijft bestrijden de mee ning dat eene octrooiwet werk kan verschaffen; een voldoend argument vindt hjj reeds in het feit, dat er in geen ander land zooveel jnachine-fabrieken bestaan dan juist in' ons land. De kolonel Van Zuylen, die de bespreking van vrijhandel en bescherming zoude inleiden, is niet aanwezig, hetgeen ten gevolge heeft dat men thans overgaat tot het volgende punt, getiteld: Verbeterde wet op de faillis sementen. De heer Röntgen uit Deventer verklaart dat do persoon, die zich met de inleiding van dit punt heeft belast, ook niet tegenwoordig is; h\j zal zich dus zooveel mogelijk beperker, en eenvoudig in overweging geven om by de hooge Regeering stappen te doen om vooral zorg te dragen dat aan het huidige gemak kelijke stelsel van accoord-sluiten, paal en perk gosteld worde. De hoer Meijer geeft eenigszins zijDe be vreemding te kennen over de wijze, waarop het aan de orde gebracht stelsel door de af- deeling Deventer is toegelicht. De vorige spreker teekent protest aan tegcn_de redactie, zonder te kennen te geven wat bjj dan wel wil. Hij gelooft dat het beter is dit punt niet in stemming te brengen. Thans kwam nog de vrijhandel en bescher ming in behandeling, door den heer Van Zuylen, op het oogenblik jurylid te Parijs en derhalve iu de onmogelijkheid hier tegenwoor dig te z\jn, schriftelijk verdedigd. De inleider is het vrijhandel-stelsel toegedaan, ofschoon niet zonder restrictie. Naar aanleiding van deze schriftelijk inge diende toelichting, wenschte niemand meer het woord en werd deze memorie voor ken nisgeving aangenomen. De gisteren aangehouden vraag omtrent door do afdeeling 's-Gravenhage aan de orde ge ,SteIde verplichting tpt teekenonderwjjs op dö gymnasia, werd thans Wederom in be handeling genomen en op het oogenblik ver dedigd door de heer Victor de Stuers. Hij noemt het oordeel van directeuren dat dit niet ligt op den weg der Maatschappy, omdat jongelieden, die hot gymnasium hebben bezocht, zich toch over bet algemeen niet begeven op het terrein, door deze Maatschappij voorgestaan kortzichtig. Vele jongelieden toch wijden zich aan de chirurgie, waarover teekenen noodwendig is; ook het microscopisch onderzoek eischt ontegen zeglijk de kunst van teekenen, want wat geldt een zoodanig onderzoek, wanneer men het niet ter teekoning kan brengen. Teekenen leert buitendien zien en analyseerenneemt bijv. de proef by 25 lieden, die niettoekenen kunnen, vraagt hun de beschrijving van een huis, dat ze dikwyis hebben gezien, slechts weinigen zullen hiertoe in staat z(jn. De Gymnasia leveren jonge menschen, die later het bestuur der zaken in handen hebben en ongetwijfeld is voor dezen van groot belang te kunnen zien, te kunnen analyseeren. IVan neer er zoo dikwijls geklaagd wordt dat er in Nederland zoo weinig voor kunst gedaan is, dan moet de hoofdoorzaak hiervan voorna meiyk gezocht worden in het niet kunnen teekenen der bestuurders. Ook, beweert spreker, moet zoowel onsument als producent in het teekenen geoefend worden; beiden moeten kunnen oordeolen over vorm en kleur. Het is buitendien niet moeilijk gelegenheid te vinden om teekenonderwys op de Gym nasia te geven; als voorbeeld haalt by aan dat in Den Haag slochts 28 uren 's weeks les gegeven wordt, in Maastricht 36, later 32 uren; er is derhalve tyd in overvloed zonder dat er gevaar bestaat de hersenen der jongelieden te vermoeien. Ook wordt er in Den Haag les gegeven in het Hebreeuwsch, zeker een goed vak, doch, volgens spreker, niet zoo noodwendig als het teekenen. In Duitschland is het teekenen op de Roal- Gymnasia verplichtend gesteldop de scholen in Engeland, welke het meest overeenkomst met onze gymnasia hebben, wordt teeken- onderwys, hoewel niet verplichtend, voor leerlingen toch gegeven. In Frankryk wordt op alle hycea het tee kenonderwys gegeven, ofschoon het by eind examens niet vereischt wordt. In België is het verplichtend gesteld. Daaruit laat zich dan ook verklaren dat de kunstzin in die landen veel grootor is dan bjj onze natie. Spreker gelooft dat wy eene betere toe komst te gemoet gaan, indien hetjteeken- onderwys werd verplichtend gesteld voor hen, die later onze bestuurders zullen zyn. Niemand verlangde het woord ter bestry- ding van het gesprokenedo voorzitter brengt zyn dank aan den spreker, hetgeen met applaus begroet werd. Niets meer aan de orde zünde, werd de vergadering gesloten. Dn Tsxtoonstellinu. (Vercolg van het Tweede Blad.) Door den heer W. A. Yan Ryn te Zoe- terwoude worden twee verfkuipen geëtaleerd van Amerikaansch grenenhout, eene groote vierkante en eene kleine ronde. Ze getuigen van nauwkeurige afwerking. Deze kuipen onderscheiden zich daardoor van gewoon timmerwerk, dat ze in alle afmetingen zuiver waterdicht worden gemaakt, geheel zonder hulpmiddelen van groeven, messingen, biezen of anderszins. Ook hiervan moet de qualiteit natuuriyk in het gebruik blyken. Iets anders is het met de dekens van „Do Leidsche Dekenfabriek." Die bieden wat voor het oog, want de patronen zijn fraai en de hoedanigheid wordt, om de zachtheid van de gebezigde wol, geroemd. Trouwens, in Neder land, als in Engeland, Zuid-Afrika en Zuid- Amerika rust men zacht en warm onder de dekens van deze fabriek. De étalage is kolossaal, evenals het aantal dessins en kleuren groot is. Had de fabriek over meer plaats te-beschikken gehad, zeer zeker zou hare inzending nog schitterender uitkomen, want do door haar vervaardigde voorwerpen lëenen zich tot étaleering byzonder, gelyk vooral blykt uit den ruimen winkelkast van den heer C. .1. Corts, op den Nieuwen Ry'n, waar eveneens als „Leidsche ny verheid" eene aanzienlijke collectie dekens is uitgestald en wel van de firma gebroeders Van Wyk Co., die dus te dezer plaatse met de nieuwste patronen en de nieuwste kleuren (o. a. het rosé) de eer van de Leidsche deken industrie hoog houdt. Leiden !S ook beroemd om zyn laken. De heeren .J. J. Krantz&Zoon zyn het, die de industrie daarvan op deze Leidsche Ny ver heidstentoonstelling vertegenwoordigen. Van oudsher fabriceeren zy het Leidsche laken en de goederen, welke zy nu étaleeren, blyken den ouden roem te handhaven. De stoffen zyn zwaar en toch lenig, dik en toch glanzig, kortombezitten alle hoedanigheden, welke men aan laken mag stellen. Ze zyn boven dien in drie afhangende vakken, het mid delste uitsluitend voor militaire kleeding, zoo danig gerangschikt, als door deze firma, gelyk we vernamen, nog zelden in het buitenland is geëxposeerd geworden. Het geheel is breed opgevat en uitgevoerd. Dat het beroemde Leidsche „duffel van Krantz" niet ontbreekt, spreekt vanzelf. De heeren Jaeger Co. maken vischnetten en tevens kaarsenpitten. Zy hebben 70 werk lieden aan den arbeid en zenden hunne arti kelen uit naar Duitschland en België en na tuuriyk ook naar de provinciën van ons land. Hunne étalage, by wyze van draperie ingericht, trekt zeer de aandacht. De stoommeelfabriek „De Sleutels" van de heeren De Koster Co., heeft eenigo soorten tarwe tentoongesteld, welke haar aangevoerd is uit Azië, Rusland en de Donau-Vorsten- dommen. Men kan er zien de verschillende overgangen van tarwe tot meel, in tal van afdeelingen gerangschikt. Het meel wordt alleen hier te lande ver bruikt, de eerste soorten voor do broodbakkery, de andere soorten, nl. het voermeel en de fijne grind, voor de varkensmestery. De grove grind en de zemelen worden hoofdzakelyk naar Denemarken geëxporteerd voor voeder van koeien, wier melk voor de zuivelbereiding gebruikt wordt. Enkele landbouwers in deze streken beginnen het nut van dit voeder in te ziende tyd wordt dan ook niet ver meer geacht dat het geheele product hier te lande verbruikt zal worden. Eigenaardig bevindt zich naast deze in zending die van de stoombroodfabriek „De Vereeniging" (firmanten de heeren Koole, Nicola Co.), welke brood exposeert in de verschillende door haar gefabriceerde soorten, gewoon en ook luxe-brood, groot en klein, in onderscheiden vorm, ook lange en platte be schuit. Het tentoongestelde ziet er inderdaad smakelyk uit en dat ook de overige eigen- s -happen aan hun doel beantwoorden, bewyzen o. a. do groote omzet en de aanwijzing boven het geëtaleerde, van de in het buitenland be haalde bekroningen. Gelyk men weet, is aan deze fabriek tevens eene Melkinrichting verbonden; zy levert dus insgelijks zuivere producten, nl. boter en kaas, waarvan mede een en ander is tentoongesteld. Zy arbeidt met 47 werklieden, 2 stoommachines, 2 stoomketels, 11 ovens en 3 kneedmachines. Nu elders in het lokaal de distilleerderij als tak van Leidsche nyverheid voorkomt, mocht ook de fabrikatie van het bier niet ontbreken. Deze is vertegenwoordigd door de stoombierbrouwery „De Posthoorn," opge richt in 1663. De tegenwoordige eigenaar, de heer M. H. Van Waveren, heeft inge zonden eenige soorten op fust en op flesschen, alsmede eenige monsters gerst, mout en hop. De vaten zyn in pyramide-vorm opge steld en vermelden dat de bieren aan het buffet verkrygbaar zyn. Daar kan men zich dus dadelyk van de qualiteit overtuigen. De heer Alphonse Degon, in den lande bekend door zyne Leidsche fornuizen, expo seert daarvan een groot en een klein exem plaar, benevens een artistiek bewerkt dito, dat om de keurige uitvoering ook als zoodanig zyn naam eer aandoet. Koperwerk zoekt men hier evenmin tever geefs. De firma J. L. Creyghton toont wat zy op dit gebied vermag met eene groote rrser voir-bad kachel in bruin koper voor warme baden enz., alsmede een extincteur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 2