8951. Woensdag 24 April. A\ 1889. Leiden, 23 April. (§626 <1Courant wordt dagelijks, met uitzondering van §on- en feestdagen, uitgegeven* Feuilleton. De man met den blauwen mantel. DAGBLAD. PRIJS DEZER COURAKT: Voor Leiden per 3 mtandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Kommen0.0&. Hedenmorgen werd ter aarde besteld het stoffelijk overschot van wijlen den gepension- neerden kapitein der infanterie Edzard 'Willem Wichers, dezer dagen in den ouderdom van 63 jaren alhier overleden. Reeds vroeg in den morgen had zich in den omtrek van het sterfhuis, op den Nieuwen Rfjn by de Yischbrug, eene groote menigte verzameld. Te acht uren word de eenvoudige kist, zonder handvatsels of schroeven vooraien, eene achter de woning op den Ouden Rijn uitkomende poort uitgedragen, hetgeen ge schiedde overeenkomstig den uitersten wil des overledenen, volgens welken wil ook de kist op eene baar naar de Protestantsche be graafplaats te OegstgeeBt werd gedragen, niet op de schouders, maar met de handen. Eene dubbele ploeg van tien dragers ver vulde bij afwisseling deze vermoeiende taak. Overal, waar de stoet in de stad voorbijtrok, was eene menigte volks op de been en ook langs den geheelen straatweg van hier naar het dorpskerkje wemelde het van wan delaars, die mede naar den doodenakker op gingen. He tocht daarheen duurde twee uren. Onder weg hadden de familieleden en andere be trekkingen zich in drie rijtuigen achter de baar aangesloten. Behalve door den drom van nieuwsgieri gen, werd de stoet op de begraafplaats opge wacht door vele officieren der infanterie en enkele der artillerie, alsmede, wederom vol gens den wensch van den overledene, door de stafmuziek van het vierdo reg. infanterie en acht onderofficieren der infanterie, die inmiddels per stoomtram waren aangekomen en voor het hok de taak dor twintig andere dragers overnamen. Terwijl zoo de stoet grafwaarts toog, voerde de stafmuziek, welke vooropging, de „Marcbe funèbre" van Chopin uit, tot de kist in een grafkelder was neergelaten, welke slechts tydeljjk dienst doet, want de overledene heeft ook bepaald dat er een nieuwe familiegraf kelder voor hem gemaakt moet worden. De kist was bedekt met een drietal kransen, waarvan één als een „bljjk van dankbare her innering uit Groningen." Er werd aan hot graf niet gesproken. Alleen deelde de grafwerker den aanwezigen mede dat aan den uitgang gelegenheid zou worden gegeven om hunne liefdegaven te offeren, waarna de stafmuziek ten slotte een koraal naar een Evangelisch gezang deed hooren en de plechtigheid was volbracht. Daarna aanvaardde iedereen weder den terugtocht naar Deiden, begunstigd door prachtig en zonnig voorjaarsweder. In onze stad was het reeds eenige weken bekend, dat de „generaal" van het Heilsleger zou komen, om hier heden drie byeenkomsten te leiden en tevens het leger hier te lande te inspecteeren. Het lokaal in de Van-der-Werf- straat werd te klein geacht, en de groote Stadszaal voor dezen dag afgehuurd. De zaal was enkel versierd met een aan eene zygaandery afhangend groot, breed bord, waarop in roode en gele letters was geschil derd „Nederland voor Christus" en daaronder: „Welkom aan den generaal." Aan do eene zyde van het Heilsleger-wapen, met de woor den „bloed en vuur", was de Nederlandsche vlag geschilderd. Op het platform was vooraan eene balustrade gemaakt, waarachter de leden van het Leger op stoelen plaats namen. In 't midden was een lezenaar, met rood bekleed. Aan de eene zyde daarvan bevond zich ook een seraphine en harp. Voordat de generaal zich vertoonde, werd het opgekomen publiek, dat de benedenzaal half vulde, bezig gehouden met het zingen van enkele liederen, welke, by gelegenheid van het bezoek van generaal William Booth met den geheelen Hollaaidschen staf, voor één cent verkrügbaar werden gesteld. Nadat zoo een half uur was heengegaan, verscheen om 11 uren de generaal op het platform, komende uit de stemkamer. Hy werd door officieren en soldaten met gejuich begroet. De generaal kwam voornameiyk om, zooals hy hel zelf onlangs uitdrukte, „zich in staat te stellen en de reeds verkregen tactische voordeelen te staven, de soldaten aan te vuren en daardoor nieuwe lauweren voor te bereiden." Booth is eene zestiger, heeft een ryzige ge stalte en een gryzen haardosvooral de lange gryze baard doet zyn voorkomen zeer indruk wekkend zyn. Hem beschouwende, denkt men onwillekeurig aan de woorden van een Engelsch correspondent, die onlangs schreef: „Hy heeft een vriendeiyken oogopslag de generaal, een blik, die den uwen niet ontwykt, eer tegemoet gaat. Hy heeft iets ernstigs en waardigs in zyne houding. Deze man kan vertrouwen win nen by de massa. Hy heeft een grooten mo- reelen invloed door zyn uiteriyk en zyne manie ren alleen, zonder eigeniyke welbespraaktheid." Medegekomen waren nog mr. Bramwell Booth, kolonel Nicol, majoor Musa Rhai van Indié, majoor en mevr. Oliphant, majoor Hen- nette Schoch, stafkap. F. W. Fry, en de heer en mevr. Lagercrantz van het staande leger in Zweden. Na het gebed werden eenige liederen ge zongen, begeleid door viool, harp en piston. Vervolgens werd na het lezen van eenige hoofdstukken uit Johannes—door den generaal het onderwerp behandeld„de eenige gods dienst der 19de eeuw." Dos generaals woorden werden door kapi tein Govaerts in het Nederlandsch overgezet. Onder het uitspreken van het gebed lagen mannen en vrouwen geknield en klonk een telkens herhaald „Amen" door de zaal. Behalve de generaal, trek voornameiyk de Arabische majoor Musa Bhai, in zyne nationale kleederdracht, de aandacht. Als er gebeden werd, lag deze geheel plat op den grond. De byeenkomst geiykt geheel en al op de andere, welke door het Beilsleger worden ge houden bidden, zingen, prediken enz. De toespraken, ook van majoor Hodder en kapitein Schoch, trokken, zeer de aandacht, evonals die van den Indischen majoor. Door twee dames van het Heilsleger werd tevens op niet onverdienstelijke wyze met begeleiding van harp een duo: „Daarom heb ik Jezus lief", voorgedragen, waarop het koor moest invallen, hetgeen eerst moeiiyk, maar later beter ging. Het publiek was ook uitgenoodigd geworden uit den Liederenbundel eenige nommers mee te zingen. De samenkomst liep om over twaalven in de beste orde ten einde. Om halfdrie werd ze hedennamidoag herhaald. Zoo ook vanavond om halfzeven. Vóór de sluiting deelde kapitein Schoch mede dat er morgen hier eene byeenkomst der officieren zou gehouden worden, waardoor zy den nacht moeten overblyven. Enkele vrienden hadden reeds logies aangeboden. Mochten er nog eenigen zyn, die dit voor de onderofficieren wenschten te doen, zou dan dit zeer aangenaam zyn. De directeur van 's Ryks Ethnographisch Museum alhier, mr. L. Serrurier, is benoemd tot correspondeerend lid van het Anthropolo- gisch Genootschap te Beriyn. Prof. Rud. Vipchow, van Beriyn, de bo- kende geleerde en volksvertegenwoordiger, kwam Zondag jl. hier ter stede, ten einde een bezoek aan 's Ryks Ethnographisch Mu seum te brengen, van welks afdeelingen de verzamelingen uit Nederlandsch Oost Indié, de Indische huizen en de verzamelingen uit Japan PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1regel» 1.05. Iedere regel meer (V I7 Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het in- caaeeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. door hem onder geleide van den conservator werden bezichtigd. Naar wy vernemen, is tot ingenieur by de Ryks-commissie voor graadmeting en water passing benoemd de heer J. F. Quant, van Leiden. Evenals ten vorigen jare op Hemelvaarts dag, had ook gisternamiddag te vyf uren eene uitvoering der Leidsche Christetyke zang- vereeniging „Zingt den Heer" plaats in het inwendig zoo nette kerkgebouw der Ned. Herv. gemeente te Lisse. Die uitvoering werd voorafgegaan en Inge leid door een kort woord en gebed van ds. De "Wolff uit Leiden, die de talryk opgeko- menen harteiyk dank zeide voor de belang stelling, welke zy, naast die voor de zangver- eeniging, door die opkomst toonden voor den wykarbeid te Leiden, ten voordeeie waarvan de te geven uitvoering zou plaats hebben. Tevens meende by uit die opkomst te mogen constateeren dat de uitvoering van verleden jaar aan de verwachtingen beantwoord had en hy hoopte dat deze ook nu weder tct tevreden heid mocht stemmen. Den heer Sigal, pre dikant der Ned.-IIerv. gemeente te Lisso, bracht spr. een woord van dank voor zyne bemoeiingen ten gunste der Zangvereeniging. Wy twyfelen er geen oogenblik aan of de uitvoering heeft allen voldaan, allen aanwe- zigon, zoowel bewoners van Lisse als eenigen Leidenaren, een paar genotvolle uren verstrekt. Het eerste nummer van het programma „Paaschlied," muziek van De Puy, was eene waardige, goed gekozen en goed uitgevoerd wordende inleiding, dat gevolgd werd door Verhulsls Hymne „Eeuwig is God", welke niet minder goed tot haar recht kwam in dit kerkgebouw, dat by vernieuwing bleek uit stekend geschikt te zyn voor eene zanguit voering. Do sopraan-solo „Psalm 116", met orgel begeleiding, liet alleen hierin iets te wonschen over, dat het orgelspel nu en dan te hard was met betrekking tot de stem der sopraan, welke anders zeer zuiver klonk, ook in de hoogste tonen. Aangaande alle nummers van het vry uit gebreide programma kan hier niet in byzon- derheden worden getreden; genoeg zy het dat zoowel „In den Storm", „Na den Storm", „De Heem'len verhalen de macht des Heeren," van J. Haydn, „Lof des Scheppers", van den zelfden componist, vooral echter het slot- nommer „Hollands glorie", van Rich. Hol, allen door gemengd koor ten gehoore gebracht, als „Het Kruis", kwartet, en „OHeimath!' Herinneringen uil den Franschen tijd. 15) dooe A. J. RANK. De gedachte aan de aanstaande scheiding wierp bovendien een donker waas over de profetie; zóó donker, dat onze visschers, om het heden, dat zoo bar was, het toekomstige geluk, dat zoo onzeker scheen, vergaten, en het zal den lezer geene verwondering baren, wanneer wy zeggen dat in de eerste minuten na de krachtige ontboezeming, geen geluid in het vertrek werd vernomen. Spoedig evenwel was „mynheer" weder lot kalmte gekomen. Hy deelde rechts en links zyne bevelen uit, liet uitkomen wat hy wenschte, waar hy niet wel kon bevelen, stond eindelyk op, nam van elk met een har- telyken handdruk afscheid en vertrok. Er waren er onder, die hem voor het laatst hadden gezien, sommigen, die hem voor lang uit het oog verloren. Toch, zy hadden moed om op het ingeslagen spoor voort te gaan. In schemerdonker lieten zy zich aan boord roeien. Trouw nam het bevel op zich en zonder ongeval bereikten zy weder de Engelsche kust. XI. In eene achterkamer van een der prachtige huizen, gelegen in eene der schoonste wyken van Den Haag, zaten ongeveer eene maand na het beschrevene in het vorige hoofdstuk eenige heeren in druk gesprek. Hun voorko men was ernstig, en ernstig was ook het onderhoud, dat op byna fluisterenden toon werd gevoerd, 't "Was koud en guur daar buiten; maar hierbinnen, waar het vuur lustig opvlamde, was het wel uit te houden, 't Was eene ruime en hooge tuinkamer, welke, met dubbele ramen, tochtschermen en latten tegen de koude beschut, nu eene gezellige winter kamer was, waar de hoofd vereischten voor de gezondheidlucht, licht en warmte aanwe zig waren, 't Was bovendien eene deftige huizinge, waarin wy het gezelschap aantref fen, en de meubelen spreken van rykdom, pracht en adel. En dit verwondert ons niet, want we bevinden ons ten huize van den Graaf Van Limburg Stirum. Graaf Van der Duyn van Maasdam en Gysbert Karei Van Hoogendorp zitten aan zyne rechter- en lin kerzyde, en de overigen, hoewel wy ze niet allen by naam kennen, zyn allen mannen van betoekenis en blykbaar behooren allen tot de oranjeparty, wier aanzien bij het volk klim mende was, maar die, daar de tijd nog niet ryp was voor openbare handelingen, in stilte werkzaam was aan de voorbereiding van din gen, welke men hoopte tot stand te brengen. Napoleon, niet tevreden dat half Europa voor hem boog, haakte naar nog grooter macht en weidscher titels, dan hy reeds had en voerde, 't Was geen geheim meer voor mannen, die wisten wat er omging aan de Hoven, dat hy voornemens was met zyne legioenen aan Rusland de wet voor te schry- ven en dat voor dien tocht op zoo groote schaal toebereidselen werden gemaakt, dat de nieuwere geschiedenis geen voorbeeld van zulk een talryk leger zou hebben aan te wyzen. Dat Nederland daardoor weder zyn ïyden zou zien verzwaren en de ellende van het arme land nog haar toppunt niet had bereikt, was na te gaan. Maar de mannen, die wy hier ontmoeten, zagen verder. Zo wisten wat ons te wachten stond en dat ze vooralsnog onmachtig waren om in te grypen in het reusachtige raderwerk, door den Keizer tot stand en op gang gebracht; maar ze hoopten tevens dat dit trotsche bedrijf van den nieuwen cesar het laatste zou zyn in het vreeselyke drama, dat hy der wereld te aanschouwen gaf. Zy hielden vast aan de hoop, dat van achter die donkere wolken de dageraad van een nieuwen dag te voorschyn zou komen en wenschten de middelen te bezitten om, wanneer zy dien dageraad mochten begroeten, hem tot volle middagklaarheid op te voeren. 't Gesprek was niet levendig. Blykbaar werd er nog op iemand gewacht, en uit het ongeduldig verlangen, dat geuit werd uit de woorden: „Waar mag Baarder toch blyven?" bleek dat men diens komst al vroeger had tegemoet gezien. 't Was een prachtige winterdag, maar doodsch en verlaten lagen daar de schoonste wyken van het prachtige 's-Gravenliage. Geen wandelend publiek verlustigde zich in de fris- sche lucht. Slechts nu en dan reed er eene koets langs die schoone huizen of ver volgde een eenzame wandelaar zyn weg. Geen leven, geene bedryvigheid op de straat of in het bosch. Alles was stil en doodsch zooals overal in Nederland, in December 1811. Ginds, aan het einde der straat, zien wy onzen be kende, den man met den blauwen mantel. Met gebogen hoofd en langzamen tred gaat hy voorwaarts. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 1