W. 8947. Woensdag 17 April. A*. 1889. §eze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Wet tot regeling van liet lager onderwys. Leiden, ld April. Feuilleton. De man met (len blauwen mantel. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommera...0.05. PRUS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 regela 1.05. Iedere regel meer ƒ0.171. Groot-ere letters naar plaateruimte. Voor het in- caB8eeren buiten de etad wordt 0.10 berekend. Da Regeering heeft by de Tweede Kamer een wetsontwerp omtrent eene gedeeltelijke herziening van de wet tot regeling van het lager onderwijs ingediend. Naar zy mededeelt, doet zy met die indiening hare toezegging gestand tot wegruiming, zoo veel mogelijk, binnen de perken der Grondwet, van de belemmeringen, welke tot nog toe de ontwikkeling van het vrije onderwijs in den weg staan. Hare handhaving van art. 191 der Grondwet van 1848 lag, meent de Reg., de indiening van eene geheel nieuwe wet of het aanbrengen van zeer ingrijpende wijzigin gen niet op haren weg. Na te hebben gewezen op de ontwikkeling van het vrije onderwijs door het particulier initiatief, meent de min. van binnenl. zaken in zijne Memorie van Toe lichting, dat de Staat het vrije onderwijs niet moet tegenwerken of bemoeilijken tot nadeel van de nationale ontwikkeling. "Waar 't onmo gelijk is de kosten van het openbaar onder wijs op de gebruikers daarvan te verhalen, moeten do openbare klassen wel een deol daarvan bekostigen, waarin hy echter eene onbillijkheid ziet tegenover het vrije onder wijs. Op dien grond verdedigt hij het toeken nen van eene bijdrage uit 's Rijks kas aan de vrpe school, mits hare onmisbare vrijheid niet worde aangetast. Die rijksbijdrage zou dan beperkt moeten worden tot die scholen, waarvan de ouders der schoolgaande kinderen niet bjj machte zijn het grootste doel dier kosten zeiven te betalen. Behalve tot erkenning van de staatsrechter lijke gelijkheid van de openbare en bijzondere school, strekt het thans ingediende wetsvoor stel ook om verder op het openbaar onderwijs te bezuinigen, ten einde vooral den zwaren druk, dien de wet van 1878 op de gemeenten legt, te verminderen. Eene betere regeling van de rijksbijdrage en eenige beperking der eischen kan naar de overtuiging der Reg. zonder schade voor het onderwijs veilig geschieden. Eindelijk worden wijzigingen voorgesteld in de artikelen, betreffende de akte van bekwaam heid tot het geven van lager onderwijs en de voorschriften betreffende de examens. De Regeering wenscht de ongelijke werking aan art. 45 te ontnemen door nl. de Rijks vergoeding in de gewone kosten van het Openb. L. O. te beperken tot de kosten van het onderwijzend personeel, door de wet ge vorderd en werkelijk aan de school verbonden, en haar te verleenen naar den omvang van den werkkring en van door de wet geëischt wordende meerdere bekwaamheid van 't hulp personeel. Scholen met een schoolgeld per jaar van f 25 of meer per leerling worden van de vergoeding uitgesloten. De vergoeding in de kosten van het bouwen van onderwijzers woningen vervalt, evenais die voor aanschaf fing van schoolmeubelen bjj eerste inrichting. De vergoeding in de buitengewone kosten wordt beperkt tot die wegens het stichten, waaronder ook verbouw van schoollokalen, en, om weelde tegen te gaan, verminderd tot 25 percent. Mede wordt voorgesteld om aan de bijzondere school gelijke bijdrage voor perso neel te verleenen als aan de openbare, maar ook met uitsluiting van de scholen met school gelden van f 25 per jaar of daarboven. In de bijzondere school met eene rijksbijdrage moet een zeker minimum van kinderen onderwijs ontvangen in dezelfde vakken als op de open bare onderwijs worden gegeven en hetzelfde minimum van onderwijzers aanwezig zijn als voor de openbare school gevorderd wordt. De volledige uitvoering van het voorstel der Regeering zal hoogstens kosten 3 mil- lioen 309 duizend 350 gulden 3,309,350) te wetenvoor de openbare school f 2.447.150, voor de bijzondere school f 862,200, of hoog stens meer f 444,130, waartegenover eene vermindering staat van f 94,130, zoodat de totale vermeerdering van uitgaven f 350,000 bedraagt. Maar die hoogere uitgaaf zai, vol gens de Regeering, brengen gelijkstelling van do gemeenten onderling, gedeeltelijke vol doening aan den eisch van rechtsgelijkheid tusschen de bijzondere en de openbare schooi, tot opheffing van de meest stuitende en jaren lang nadeelige ongelijkheid. Ook acht de Regeering tempering der eischen van het aantal onderwijzers plichtmatig en wijziging van den invoeringstermijn wen- scheiijk. Volgens het voorstel is, met inachtneming van den hekenden paedagoschen eisch, dat voor een onderwijzer in de school het maximum leerlingen niet meer dan 40 bedragen zal, aanstelling van een onderwijzer bevolen zoo dra het aantal leerlingen meer dan 40, van ten minste 2 onderwijzers zeodra het 91 be draagt. Het aantal onderwijzers klimt daarna telkens met één voor elke 55 leerlingen boven de 90. Als beginsel wordt voorts aangenomen dat eene rijksbijdrage of een gemeente-subsidie eene bijzondere school niet tot eene openbare maakt. Eenerzijds wordt de bevoegdheid van de kweekelingen om in de school werkzaam te zijn uitgebreid, anderzijds worden eenige meerdere waarborgen van geschiktheid in den kweekeling gevorderd. Het bij de Wet van 1878 aangenomen stelsel van opleiding van onderwijzers wordt in hoofdzaak behouden. Dientongevolge wordt de gelegenheid geopend geregelde uitkeeringen uit 's rijks kas te doen tot tegemoetkoming in de kosten voor vorming der onderwijzers. Zonder te vragen door wiens hulp de onderwijzer de bekwaamheid wist te verwerven, moet, naar de meening der Reg., elk hoofd eener school, die een onderwijzer opleidt, op gelijke belooning aanspraak hebben. Van oordeel dat bet onderwijs geene voldoende resultaten geren kan, indien de kinderen slechts tot hun 12de jaar de school mogen bezoeken, acht de Regeering eenige voorzie ning ten deze wenscheljjk, die zy echter niet zoekt in de vaststelling bij de Wet van den leeftijd, die voor het genieten van lager onder wijs bestemd is. Zonder daarom iets omtrent den ieeftyd en ouderdom dor leerlingen te bepalen, wenscht de Regeering deze besluiten, waardoor het belang der kinderen wordt ge schaad, aan de goedkeuring van Ged. Staten te onderwerpen. Eveneens worden als waar borg tegen willekeur van de zijde der gemeen teraden ten aanzien van het verleenen van ontslag aan onderwijzers, ook deze raadsbe sluiten aan de goedkeuring van Ged. Staten onderworpen. Art. 28 is zóó gewijzigd, dat het aan de benoeming van hoofd eener open bare school voorafgaand vergelijkend examen is vervallen, met dien verstande, dat de voor dracht, door B. en Ws. aan den gemeenteraad •in te dienen, worde opgemaakt ir. overleg met don districts-schooiopziener, wiens advies ter kennis vaD den Raad moet worden gebracht. De Regeering ziet in dit examen dikwerf een beletsel om de meest geschikte mannen op de rechte plaats te brengen. Voor benoe ming ais hoofd eener openb. school met meer dan 200 leerlingen wordt echter werkzaam heid van ten minste 5 jaren als hoofd van openb.- of bijzondere scholen vereischt. Voor het hoofd der school wordt, naar de sterkte der bevolking, eene bijdrage voorgesteld van f 250 tot f 600 'sjaars. Voor elk der onder wijzers tot bjjstand van het hoofd zal eene som van f 200 worden uitgekeerd, behoudens verlaging tot f 150 voor onderwijzers aan scholen van 41 tot 90 leerlingen en verhooging tot f 300 voor onderwijzers met den rang van hoofdonderwijzer. Het heffen van een school geld, dat verschillend is naarmate van de ge goedheid der ouders, wordt thans in do Wet mogelijk gemaakt. Het verplichtend examen in de nuttige handwerken vervalt als ver- eischte ter verkrijging van de akte als onder wijzeres, doch de gelegenheid wordt geopend op de akte aanteekening te doen van een met goed gevolg afgelegd examen in het vak der handwerken. Ook meent de Regeering dat de wiskunde moet vervallen als examenvak ter verkrijging van de akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer. Mitsdien wordt de wiskunde uit het programma voor hoofdonderwijzer weg gelaten en eene afzonderlijke akte voor dit vak ingesteld. Het toekennen van de bevoegdheid aan de gemeente om de vrije school te subsidiëeren, acht de Regeering, hoe wenschelyk ook uit het oogpunt van rechtsgelijkheid, niet raad zaam, ten einde den schoolstrijd niet in de gemeenten en hare besturen over te brengen en het particuliere initiatief niet te doen verflauwen. De Regeering stelt voor de herziening in werking te doen treden op 1 Januari 1890. Heden is aan de universiteit alhier de heer P. Peereboom, geb. te Bolsward, bevorderd tot doctor in de rechtswetenschap, met aca demisch proefschrift, get.„Eenige opmer kingen over art. 1162 van bet Burgerlijk Wetboek." Aan de universitoit alhier is het can- didaats-examen in de rechten afgelegd door de heoren G. W. Eekhout en A. R. Dorhout Mees. De heer W. C. Heleenders, ambtenaar 2de klasse bij 's Rijks belastingen alhier, is, met ingang van 1 Mei a. s., bevorderd tot commies-verificateur, standplaats Leeuwarden. Het militie-contingent der lichting 1889 bedraagt voor de Provincie Zuid-Holland 2111 man. Daarvan levert Leiden 89 manschappen. De 1ste luitenant-adjudant H. L. Yan Oordt, van het 2de reg. veld artillerie te Leiden, wordt, in verband met zjjne detacheering by den chef van den generalen staf, eervol ont heven uit zijne betrekking van adjudant. Tot zijne vervanging is aangewezen de 1ste lui tenant J. Van Kuijk, van de 6de batterij te Leiden. De by het 3de reg. huzaren benoemde majoor jhr. A. W. Yan der Wyck wordt be iast met het commando over bet gedeelte van het regiment te Leiden. De by het 1ste reg. benoemde ritmeester L. G. baron Van Boetzelaer wordt daarby tot ritmeester in structeur benoemd. Herinneringen uit den Franschen ti/jd. 8) door A. J. RANK. „Welnu," hernam de andere, „zoodra ik wist waar de lading geborgen was, wist ik tevens dat zy den commiezen in handen zou vallen. En daarom moesten er maatregelen worden genomen om die toch aan hunne handen te onttrekken. Daarom moest ik onmiddellyk naar Den Haag. De lading was voor goeden prys verkocht en het geld had ik reeds ont vangen. Ze was voor den Koning zeiven be stemd. Ja, zie mij zoo vreemd niet aan, myn trouwe kameraadWy beleven vreemde tyden. De Koning is slechts Koning in naam. De Keizer regeert hier zoo goed als in Frankrijk. Onze overzeesche handel zal niet lang meer oogluikend worden toegelaten. Spoedig zullen Fransche Tolbeambten die onmogelyk trachten te maken. Daarom moest het Hof deze lading hebben, vóór die kerels komen. Daarom moest die te Scheveningen aankomen en niet in de tegenwoordige Residentie. Daarpm moesten de Ambtenaars naar rechts enks uitgezon den worden om hier de baan vry ie hebben en toen nu door dien ongelukkigen mist de los sing by Katwyk plaats vond, wist ik zoo goed als zeker dat ze ontdekt en geconfisceerd zou worden. Dat moest ik verhinderen. Ik be werkte dat eene gewapende bende de goede ren in beslag en de lossers gevangen nam.... laat my uitsprekenopdat zy ineens aan hare bestemming zou komen. Maar ik deed meer. Ik zorgde voor ons volk. Vanavond zyn ze hier; maar ze moeten terstond ver trekken. Voor hunne gezinnen is reeds ge zorgd. Het zal hen, zoo lang myne oogen waken, aan niets ontbreken. Trouw greep weder de hem toegestoken hand. „Heb dank," sprak hy; „de pink is gauw zeilreede netten zyn aan boord en de noodige hulp zal niet ontbreken. Maar toch, houdt het my ten goede, kondt ge dien trouwen kerels de schande niet bespaard hebben om als gemeene misdadigers te worden vervoerd?" „Ik had heimelyk hoop dat ze weg zoudeu zyn eer de soldaten kwamenmaar het scbynt dat ze langer tyd noodig hadden voor de berging dan ik dacht. Vraag my niet wat ik deed, wie my helpt, hoe ze vry zullen komen, I ik zou het u niet mogen zeggenmaar heden- avond worden hen de deuren ontsloten, aan het einde der Zeestraat staat dan een rytuig gereed, dat hen naar hier zal brongenen terstond vertrekken is noodzakolyk. O, myn vriend! myne ziel is in opstand tegen het lot. "Wat bange dagen staan ons te wachten! Alles wyst er op, dat de Koning niet lang hier regeeren zal. Alles zegt my dat hy spoedig onzen handel niet meer zal kunnen bescher men. Ontembare moed, yzeren volharding, list, omkooping, geweld des noods, alles zal beproefd en aangewend moeten worden. Als Nederland vergaan moet, dan zal het niet zinken dan nadat al het mogelyke gedaan is om het te redden. God weet hoe lang het duren zal, eer die arme kerels weder by de hunnen zullen terugkeeren. God weet of wy allen niet vallen zuilen als slachtoffers der vreemde dwinge- landy," en weder verzonk hy in gedachten. Maar Trouw had du geene tranen meer. Een fiere moed straalde er uit zyne oogen. Hem was in het droevige drama eene rol aangewezen; hy nam ze op zich. Handelen, niet wachten was voortaan de leus en toen hy vertrekken wou om alles voor de reis in gereedheid te brengen, vroeg hy of „mynheer" nog iets te bevelen had. Hy vroeg waar de anderen waren en toen Trouw hem hun wedervaren en hunne hande lingen had medegedeeld, kwam er een lach van tevredenheid op zyn gelaat. „Zy blyven hier," sprak hy„ik zal hen ook hunne taak aanwyzen. Ikzelf zeil met u naar de over- zyde. „Ga, myn vriend! ik zal trachten wat te rusten, hoewel'de gedachten vermenigvul digen en ik nu eigenlyk dag en nacht wakende zou moeten zyn." Als de slaap u niet wil verkwikken,'' hernam Trouw, „laat dan de spys het lichaam sterken. Denk vóór alles dat wy u noodig hebben", en na brood, ham en bier gereed gezet te hebben, vertrok hy om te doen wat hem was opgelegd. De pink werd in zee gebracht. Heel Scheve- ningen was verwonderd. Geen ander antwoord werd gegeven aan wie vroegen, danwe gaan visschen. Lustig werd er gewerkthan den waren er meer dan te veel, maar niet meer dan het gewone loon werd uitbetaald om geen achterdocht te wekken. Slechts de vier makkers waren in het geheim en ont vingen hunne instructién van „mynheer". En toen 's avonds de pink met een noordoosten wind het strand verliet, klonk het „goenacht" der menigte ernstiger dan anders by de afreize ter vischvangst. „Mynheer" was niet te zien geweest. Hy had gegeten en zelfs, ondanks het rumoer, een uur of wat rustig geslapen. De vier gevangenen waren naar boord ge bracht door hunne kamoraden en hadden van de hunnen afscheid genomenwie weet voor hoe lang 1 (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 1