N°. BB38.
Din^daig' 19» Februari.
A'. 1839.
geze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van gpn- en geestdagen, uitgegeven.
DE STAALGRAVURE.
liet portret van den Koning
Goddefroy's tweede reis naar
de Wcstknst van Afrika.
Leiden, 18 Februari.
Feuilleton.
Aan het doede Meer.
(Werdl vervolgd.)
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRUS DER ADVERTENTEEN
Yin 1—0 regele 1.05. Iedere regel meer ƒ0.17}.
Grootere letters naar plaatsruimte. Yoor het in-
caeeeeren buiten de »tad wordt 0.10 berekend.
In dit nominer bevindt zich om uit te
knippen de bon, waarmede morgen,
aan ons Bureel kan worden afgehaald.
Mocht onverhoopt blyken dat er niet genoeg
exemplaren voorhanden zijn, dan gelieve men
den Bon niet te vernietigen, daar over
eenige dagen hot verdoro gedeelte der oplaag
gereed komt.
Met 1 Maart
begint
een nieuw
kwartaal van het Leidsch Dagblad.
Zij, die zich nu reeds op deze Courant
abonneeren, ontvangen de tot dien
datum verschijnende nummers gratis.
xiu. tb
"Wy vervolgen het journaal van Van Djjck.
Te acht uren van den llden October werd
het anker gelicht. Wy hadden dien morgen
te 4 uren een vreeselyken storm gehad; nooit
heb ik het zoo sterk zien rogenen.
Wy varen verder zonder de kust te bemer
ken. Onze thormomoter teekent 26'/a centi
graden. Tegen vyf uren loopen wy met halven
stoom, de kapitein rekende des morgens te
halfvier hot anker te werpen op de hoogte
der invaart van den Niger.
Te halfzes in den morgen van 12 October
het anker gelicht hebbende, kwamon wy, den
voornaamsten arm van den Niger opvarende,
to halfnegen te BonDy.
Het dorp Bonny wordt verborgen door een
vyftal Engelscho factorieën. Het brengt vol
strekt niets anders voort dan palmolie en
palmnoten. De kapitein en de kassier aan
boord gingen een bezoek brengen aan do ver
schillende factorieën en keerden te halfdrie
terug.
Verlof govraagd hebbende aan een officier
om aan wal te gaan met de boot, waarmede
de kapitein aan land was goweost, zag ik
mij deze vergunning op zeer onhousche wyzo
weigeren door den kapitein, aan wien de
officier myno boodschap had overgebracht.
Deze weigering betrof evenzeer den heer Van-
denbergho on den bediende van den heer De
Roubaix, die mij zouden vergezellen.
Toch zag ik tot myne nier geringe ver
bazing weinige oogenblikken daarna de heeren
Becker, De Lalaing, dokter Dupont, don offi
C'er van gezondheid van het schip en don
kassier de boot van don kapitein bestygen,
om te doen wat ons verboden was.
By deze onvoegzame handeling van den
kapitein heb ik my afgevraagd, tot hoever
zich het gezag uitstrekte van oen kapitein
aan boord van een stoomschip, behoorende
aan eene compagnie. Ik geloof niet dat de
compagnie hem het recht geeft moer gun
sten te vorleenon aan den eenen passagier van
dezelfde klasse dan aan den anderen. Het
zou zeer wonschelpk zyn dat de compagnieën
aan hunne passagiers kenbaar maakten, hoe
een, door hen bezoldigd kapitein zich behoort
te gedragen tegenover de personen, die haar
wel hebben willen vereeren door haar te
verkiezen boven iedere andere gelegenheid om
eene groote reis te doen.
Om gezegde reden is het nap onmogeiyk
geweest Bonny te bezoeken en aan te tee
kenen wat ik er bolangryks mocht gezien
hebben. Gedurende den ganschen dag hoorde
ik salvo's van kanonschoten; een oogenblik
geloofde ik, dat zij golost werden ter eere
van de „Lualaba", maar ik vernam van den
heer Becker, dat deze schoten der inlanders
ten doel hadden de vreugde der inboorlingen
te betuigen over den dood van den duivel,
waardoor hun opperhoofd zeide bezeten to zyn.
Om zyn tijd door te brengon, hield de heer
Yandenborglie zich bezig met visschen. I-Iet
gelukte hem drie exemplaren te vangen van
de soort, hier „katvissohen" genoemd. Zy zyn
van de grootte en van de kleur van de schol-
visch, welke in Europa gegeten wordt. Onder
aan de kin hebben ze acht- en bovenop 1'
hoofd vier vloezige aanhangsels, eenigszins ge
ïykende op de snorren van een kat. Op de
bovenzyde en het midden van den rug hebben
zp, als verdedigingsmiddel, eene graat, welke
eindigt in een beenigo punt, waarvan de steek
als zeer gevaarlyk beschouwd wordt.
De hofmeester van hot schip verhaalde ons,
dat op zekeren dag de zool van zyno bottine
door do graat van een dezer visschen, dien
hy met een schop van den voet wildo dooden,
doorboord werd. Do steek van deze graat
deed den voet belangrjjk zwellen. Hy verhaalde
ons ook, dat, wanneer een schip ten anker
is, deze visschen zich gewoonlpk ophouden
ln do nabyheid der water closets; het echynt
dat zy op de faecale stoffen zeer verlekkerd zyn.
Bijzonder aangenaam om to eten zyn ze niet;
zo hebben een sterk uitkomenden moddersmaak.
De negers, die vrjj wat minder kiesch zyn
dan wy, maakten zich van de vangst van den
heer Vandenberghe meester en aten ze met
veel smaak.
Ons diner, in plaats van gehouden te worden
to zes uren, volgens het aan boord geldende
reglement, werd eerst twintig minuten over
zessen opgedischt.
Do kapitoin had namelyk de hoeren van de
factorieën genoodigd en zonder zich te storen,
hotzy aan de passagiers of aan het uur, hield
hy deze heeren by zich in de kajuit om hun
het bittertje vóór den eten of iets anders van
doigelyken aard aan te bieden.
Wy verwachtten nu, dat hy, toen hy met
zijne gaston aan tafel kwam, eenige veront
schuldigingen zou maken. Jammer voor hem,
dat daar volstrekt geene quaestie van was.
Nieuwe stof tot verbazing gaf het ons, toen
wy tegen acht uren des avonds in de eetzaal
hoorden zingen. De hutten zyn, gelyk op de
meeste dor stoombooten, rondom de eetzaal
gebouwd. Het kleine concert, door den kapitein
en zyne gasten gegeven, duurde tot 's avonds
halfelf. Gelyk altijd, had ook nu de kapitein
de onbeleefdheid gehad ons niet tonoodigen;
hij heeft zich zelfs de moeite niet gegeven ons
vragen of ons die muz'ek ook hinderen
zou; evenals verscheidene andere passagiers
d e, gelyk ik, de gewoonte hebben te 9 uren
naar bed te gaan, ben ik verplicht geweest
tot halfelf op het dek te blyven, en daar do
avonden hier zeer vochtig zyn, heeft men hier
aan genoog, om do koorts te krygen.
De thermomoter toekende dien dag 20'/:
centigraden en den goheelen morgen vielen
er zware regens.
Den nacht van den 13den October brachten
wy voor Bonny ton anker door. Te 9 uren in
den morgen kregen wy bezoek van een aan-
zienlyk inlander uit het binnenland. Hy was
aau boord van eene groote kano, welke werd
voortgestuurd door 24 pagaaiers, van elkander
gescheiden door eene kleine tusschenruimto.
Aan den voorsteven stond een neger over-
einde in hot midden van de kano.
In het midden van het vaartuig was de
chef gezeten onder eene tent, gevlochten uit
palmvezelen; achter hem stonden twee jonge
negers, spelende, de een op een tamtam (soort
van trommel) en de andere op een houten
instrument, in de gedaante van eene doos en
bovenop versierd met stukken van doorge
sneden biezen, ten getale van zeven. Laat
men deze tegen de doos vallen-, Oaja BVakon
zy een zeer aangenaam geK,^ een geluid, dat
zich wijzigt naar do Verschillende lengten der
-scvay
b;ezen. In het bovenplankje van de doos be
vindt zich een vierkant gat, waardoor de toon
gevormd wordt.
Deze muziek dient om aan de pagaaiers
de maat hunner beweging aan te geven. Op
den achtersteven staat een neger overeind,
een riem besturende geheel gelyk aan onze
Europeesche roeiriemen. Hy bedient zich daar
van als van een roer.
Het bedoelde inlandsche hoofd was gekomen
om den kapitein te begroeten en vertrok on-
middellyk weder. Te 10 uren lichtlon wij hot
anker. Onze thermometer toekende 27 centi
graden. Te halftwee na den middag liet de
kapitein het anker weder werpen. Wy be
vonden ons toen op 200 H. afstand van de
stoomboot de „Sherbro," waarover de kapitein
van onze boot het bevel had gevoerd, al
vorens dat over de „Lualaba" te aanvaarden.
De „Sherbro" kwam rechtstreeks van den
Congo. Een officier van dit vaartuig kwam
onzen kapitein een bezoek brongen, dat on
geveer twintig minuten duurde. Het anker
werd gelicht te 1. u. 50 m. Ik stel er prys
op deze kleine byzondorheden mede te deelen
om to bewyzen, dat de kapitein zeker wol
zonder bezwaar eon uur langer had kunnen
wachten om aan Goddefroy gelegenheid to
geven do stoomboot wedor to bereiken.
Ik moet er ook nog byvoegen, dat wy
thans verplicht waren 3'/a uur met halven
stoom te varen om niet te vroeg te komen
tegenover den mond der rivier Old Calabar,
dien wy, wegens de menigvuldige klippen,
eerst den volgonden morgen kunnen binnen
varen.
(M In No. XII dezer berichten (Leidsch Dagblad
van 7 Februari) zijn er weder een paar mieetellingen
over bet hoofd gezien. In kolom 2 leze men vooi
zen ouden neger, dio eene baar droeg en": een
ouden gebaarden negor; in plaats van „die
zich, van otn etuk vleeech" enz. die, zich van
een enz. En in plaate van „vervolgd over boord,"
vervolgd, zich ovor boord. Kolom IV in plaata
Van „de bank kan voorbijvaron," over de bank
kan boenvaren.
Omtrent het herstellen van eenige huisjes
in de Vrouwenkerksteeg, waarvan de openbare
aanbesteding heden ten Paadb.uize plaats vond,
is besloten de Rm,ning aan te houden, Voor
dat werk Varen 17 biljetten ingekomen, waar-
uet hoogste f 1299 en het laagste f 900
bedreeg.
's Konings a. s. verjaardag werd gisteren
in de R.-K. kerken alhier herdacht door het
zingen van een „Te-Deum," na do Hoogmis.
19)
„Bestaan or dan offers voor eene moeder?"
antwoordde zy. „Maar, voordat ik zoo gewor
den ben, moest ik dikwyis genoeg een beroep
doen op mijne eer, om Iets tot stand te bren
gen, wat anderen gowenschter voorkwam dan
mjjzelve. Dat is geheel anders by myn kind,
ofhehoon de jeugd do tyd van het egoisme
pleegt te zyn on ook mag zyn. Ik zou u
honderden kleine staaltjes kunnen vertellen,
waarover ik soms bjjna geschrikt ben, want
eene zoo vroege rypheid van het hart kondigt
geen lang leven aan. En wie woet, of rojjn
voorgevoel nog niet bevestigd wordt."
Eberbard keek naar het meer en scheen do
laatste woorden niet gehoord te hebben. Eens
klaps zeido hy: „U heeft zonder twyfel een
portret v i uw overleden man. Mag ik het
ee^s zien?"
Zij maakte een m .oien Venetiaanschen ket
ting los, welken zij om den hals droeg, opende
het daaraan hangende medaillon en reikte het
liem toe. Hy beschouwde het portret wel vijf
minuten en gaf het haar toon zwygend terug.
Eerst na eene lange pauzo, zeide hy: „Zeker
eene liefde dar jeugd?"
„Niet geheel juist wat men zoo pleegt to
noemen, Ik YffW wel waar zeer jong, toer,
ik hem leerde kennen, en vóór hem had nog
geon man dieper indruk op my gemaakt;
maar reeds na acht dagen had het huweiyk
plaats, zonder dat ik precies wist hoe dierbaar
hy my was. Zyne geheole waarde leerde ik
pas in onzen zoo korten echt kennen en een
hartstocht werd myne liefde, toen ik hem ver
loren had, Wanneer u hem gekend hadt, waart
ge zyn vriend geweest; hy heeft nooit een
vyand gehad."
Eberhard was opgestaan en liep mot lichten
tred door de kamer. Nu stond hy aan de tafel
en nam een boek in de hand, dat uit een
rei3taschje te voorschyn kwam. Voorin stond
de naam „Lucllia" geschreven. Het waren de
gedichten van Lenau.
„Houdt u van dezen dichter?" vroeg de
dokter plotseling.
„Ik weet zelf niet, of hy my meer aantrekt
dan wel afstoot. Ik kar ofschoon ik anders
een tamelijk zuiver instinctdaarvoor heb, juist
by hem niet onderscheiden, wat natuur en wat
kunst is. Hy heeft veel leed gehad. En toch
is het my dikwyis, alsof hy opzettelyk zy'ne
wonden met allerlei bytende middelen open
hield. Waa?oir, it het boek mes op reis heb
genarasn^weet ik ternauwernood. Misschien
om. my te laten troosten."
„Door dezen dichter, die de tfgrei3moels?s
„Waarom niet? Hy is in waanzin gestofVSUf
Zoo dikwyis ik daaraan denk, valt my het
verdriet om myn man gomakkelyker te dragen.
Welk eon schoonen dood heeft by gehad, jong,
door allen bemind, oen held, voor zyn vader
land strydend! En zyn beeld leeft onverminkt
binnen fn my, door ziekte noch doodsstryd ver
wrongen noch door waanzin van my vervreemd.
Niets moet vreeselyker zyn, dan iemand,
dien men liefheeft, van zyn verstand beroofd
te zien. Zou dat voor u ook niet het akelig
ste zyn?"
Hy antwoordde niet dadeiyk en toen nog
met eene vraag: „U zou dus zelve uw man
den dood toegewenscht hobben, als by ln eene
ongoneesiyke zielsziokte vervallen was?"
„Houdt rat) het antwoord ten goedo. Het
zou my leed doen, wanneer ik eeriyk moest
zijn liegen kan ik niet."
„Des to beter, zeide hy. Zy begreep tnm
niet. Eenige minuten daarna verliet hy du
kamer. Een uur na middernacht kwam hij wop',-
binnen en stond er op, mevrouw aftelossen.
Zij kon aan zyne gebiedende wjjza van op
treden geen weerstand bieden en bad hem
slechts, de nachtwaken tusschen hun driotn
te verdoelen, wat hy beloofde en ook deed.
Want 's morgens, toen mevrouw Lucllia ont
waakte, zat de oppasster aan hot bed van het
kind, en do dokter lag op een stroozak in de
gelagkamer daarnaast om dichter by de hand
te zyn.
fojno week na deze gebeurtenissen, zat
Eberhaiid weer in zyne kamor aan de wan
kelende lafei, de kaars brandde als vroeger
met eene treurige, 6rzs^0re vlam, maar do
maan scheen zóó helder naaf biniLerL dat men
by haar licht alleen iederen arbeid ZóU jióh-
ben kunnen verrichten.
Den brief uit dien stnrmachtigen nacht had
Eberhard juist weer overgelezen en schreef
nu op de leege bladzydo bet volgende post
scriptum: „Acht dagen ouder, Karei, en toch
acht jaar jonger! Ten minste, als ik myn
gezicht in den spiegel vergolyk mot de ouweijjke
trekken, welke mij uit deze bladzy'den aan
grijnzen, vind ik, dat ik verbazend' c'ire.len
achteruitgegaan beu, tot in een ty-1 terug,
Xvaarin zelfs arjj 'dij niei. gekend hebt.