JJ N°. 8881. Woensdag 30 Januari. A0. 1889. geze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Leiden, 29 Januari. Feuilleton. De vrouw eens Dichters. EIDSCH DAGBLAD raus DEZER COURANT: fooi Ldtlem pw S mundeD1-10. franca per port.1.40. A&otderUJie Hommen.0.06. PRIJ8 DEB. ADVERTENTIEN: Y*n 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer/0.171. Grootere lettere naar plaatsruimte. Yoor het in- oaeaeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Het stoffelijk overschot van prof. Rauwenboff zal ter aarde worden besteld in het familie graf op het landgoed Tongeren (tusschen Epe ea Oldobroek). Op het college, dat prof. Kuenen heden morgen hield en waarop, behalve de studen ten, ook eenige hoogleeraren togenwoordig waren, herdacht de hoogleeraar den over ledene, daartoe gedrongen door de behoefte welke li4j gevoelde om over Rauwenboff te spreken. Die behoefte ontstond uit eene veel jarige vriendschap, eene vriendschap welke reeds van 40 a 50 jaren terugtelt en steeds onverstoord is gebleven. Toch zou spreker aan zyn gevoel weerstand hebben geboden als hij niet overtuigd was dat ook zijne hoorders behoefte moesten ge had hebben hem over den overledene te hooren. Prof. Kuenen schetste het beeld van den overlodene zooals hij wenschte dat de aanwezigen dat beeld zouden medenémen op hun levensweg. Het' was geen lofrede, geen onbeperkte lofspraak, welke hij hield, want dit zou geheel tegen RauwenhoiTs geest strij den. „Waarheid" was diens leuze en dit was ook hot kenmerk van het woord van herin nering, dat hy vorvolgens den overledene ais geleerde, als wüsgoer, als schi ijver van zoo vele werken op het gebied van den gods dienst, als mensch wydde, van hem, van wien we geleerd hebben de waarheid lief te hebben, niet met het woord alleen, maar ook met de daad. Na replieken van de hoeren Van Lynden en Vening Meinesz, beantwoordde de minister van binnenlandeche zaken gisteren in de Eer ste Kamer de verschillende sprekers. De behoefte aan eene Rykskweekschool voor onderwijzeressen is niet geblekenanders ware dio school er zeker sedert 1878 gekomen; degenen die de wet hadden uit te voeren, kunnen immers niet worden verdacht van do neiging om 't onderwas te schaden. De be hoefte aan onderwijzeressen is niet zoo groot er word voldoende in voorzien zonder kweek school. Critiek op de particuliere kweekscholen wil de minister niet uitoefenen maar bij merkte op, dat de meeste daar opgeleide onderwyze- ressen niet komen ton bate van de zooge naamde volksschool. De minister was als lid der Kamer sterk tegen 't voortbestaan der subsi dién en men kon dus niet verwachten, dat hy ze als minister zou handhaven. Toch heeft hy de sctiolen niet plotseling vóór het gemis geplaatst en voor later,* als het sub- sidiëeren by de wet is geregeld, de bydrage weder in 't vooruitzicht gesteld. Het particulier karakter van de bewaar- schoolhouderessenkweekschool te Leiden is allengs verloren gegaanze 'steunt geheel op het staatssubsidie; thans moeten de particu lieren inhalen wat zy tot hiertoe hebben ver zuimd. Het bestuur der school is ook zeer tydig gewaarschuwd en Toor acht maanden van dit jaar i3 het subsidie nog verleend. Dat nog niet voldaan is aan 't voorschrift nopens het getal onderwyekrachten in de scholen is waar; doch er was dikwerf gelde lijke onmacht. De toestand is echter allengs verbeterder zyn scholen waar 't volle getal aanwezig is. De minister ontkent, dat do eisch van „vol doend" onderwys is gestold met 't oog op den leeftyd der kinderen. By de schoolwet is men uitgegaan van het beginsel, dat de kindoren van 6 12 jaren de school zouden bezoekendoch men. hoeft de gemeentebestu ren vrögelaten. Sommige besturen maken daarvan misbruik doch de Regeering kan daartegen niet altijd iets doen. Ten aanzien van het Academiegebouw te Utrecht is de minister in overleg met het gemeentebestuur. Het geldt hier wol een liberaliteit van de gemeente, maar die den Staat toch op don duur kosten zal veroorzaken. Het ziekenhuis te Leiden heeft den minis ter reeds veel moeiiykheden gegeven. Do minister heeft verhooging van 't subsidie toe gestaan, maar aangedrongen op beperking van het getal zieken (in de vacantia, omdat het academisch ziekenhuis toch hoofdzakeiyk be stemd is voor het onderwys; dit is niet geschied. En do minister heeft nu op moerder zui nigheid aangedrongen, niet ten schade van de patiënten, maar door verstandig overleg. Eindeiyk merkte de minister op, dat do ge dwongen vaccinatie hier ter lande niet bestaat. De regeering zal niet verzwakken in haar toezicht op do vaccinatie en de daarbij gebezigde stof. Bedankt is voor het beroep naar Aalst door ds. F. Oberman te Leiden. Het beroep naar Charlois is aangenomen door ds. J. S. Tichelman, pred. te Leidschendam. De Parysche correspondent van het „Hbl." seint: Tot consul der Fransc-he Repu- b iek te Batavia is benoemd graaf Seguier, thans consul te Sidney. Hy vervangt den heer De Jouslain, die tot eene andere betrek king geroepen is. Het officiëele bericht omtrent den toestand des Konings in de Staatscourant van 29 Jan. luidt aldus: „Zy'ne Majesteit de Koning heeft de laatste nachten goed doorgebracht; volgens verklaring van professor Rosenstein en van de genees- heeren des Konings is de toestand der krach ten van Zyne Majesteit bevredigend. Do ge ringe verschynsolen van hartzwakte, welke zich verleden week voordeden, zyn gelukkig weder geweken. Indien zich geene ongunstige verschynselen voordoen, zal het eerstvolgende bulletin in de Staatscourant van 5 Febr. a. s. geplaatst worden." Men schryft aan het „Utr. Dbl."Wel ljjdt Z. M. minder smarten, maar de geneeshoeren voorkomen alle onhoudbare pynen door morphine-inspuitingen. Over het algemeen neemt Z. M. byna geen voedsel tot zich, hoe en op welke wyze hierop ook wordt gewerkt. In den regel ongevoelig voor eenigen indruk, welken ook, is Z. M. geheel oor voor do Koningin en de Prinses. Staatsstukken, welke geen uitstel kunnen lijden, worden dan ook steeds door H. M. aan den Hoogen ïyder voorgelezen, en dan, zy het ook som- wylen mot eenige inspanning, geteekend. De Koningin toerde Zondag-middag weder eens door het dorp, eene verschijning, welke steeds met biykbare belangstelling en liefde door allen gezien wordt. Het stoomschip „Bromo," van Java naar Rotterdam, vertrok 27 Jan. van Marseille; de „Burgemeester Den Tex," van Batavia naar Amsterdam, passeerde 28 Jan. Dunge- ness; de „Noord-Holland," van Rotterdam r.aar Batavia, arriveerde 27 Jan. to South ampton; de „Noord-Brabant," van Rotteidam naar Java, is 28 Jan. Kaap Carvoeiro gepas seerd de „P. Caland," arriveerde 27 Jan. van Amsterdam te Nieuw-York; de „Prinses Mario," van Batavia naar Amsterdam, ver trok 27 Jan. van Colombo: de „Soenda," van Batavia naar Amsterdam, passeerde 28 Jan. Gallo; de „Bantam" arriveorde 29 Jan. van Amsterdam te Batavia. Het Leldsche Toouecl. Het is een biymoedig, opwekkend verschyn- sel de hulde en waardeering te aanschouwen, welke ons publiek steeds den oorspronkelyk Nederlandschen stukken toedraagt. De opvoering van een tooneelspel, dat zijn ontstaan te danken heeft aan het brein van een onzer laudgenooten, wordt.inyper door een talryk publiek met ingenomenheid begroet. Dit was o. a. gisteravond weer het geval bij het ten tooneele brengen van do by uitstek goed gelukte levensschets „Uitgaan", ons door Glanor gegeven. Op nieuwheid kan dit tooneelspel niet bogenreeds verschillende malen is het ook hier ter stede voor het voetlicht gebracht en verschillende malen derhalve hebben wy dan ook ons bescheiden oordeel over het geheel te kennen gegeven. Het is eene uitmuntende schots tegen het „Uitgaan" gericht; het is een vurig, harts- tochteiyk pleidooi voor de huiselykheid dei- vrouw, voor de moederlijke liefde, voor de trouw der echtgenoote. Het heeft eeno zedelyke strekking, het is overtuigend, met gloed geschreven en verrykt met echt karakteristieken Hollandschen humor kortom, het is een dier weinige tooneelspelen, welke aan den tand des tyds weerstand zul len kunnen bieden, dat niet, na enkele jaren het levenslicht aanschouwd te hebben, als een weggeworpen verfrommeld stuk papier ter prullemand gedoemd zal worden; het zal blij ven, om misschien na eenigen tyd wederom hior door zeer velen onzer stadgenooten warm toegejuicht te worden. Den inhoud kunnen wy in enkele woorden weergeven. Eduard Valkenberg bekleedt eene diploma tieke betrekking en is als zoodanig genood zaakt dikwyis „uit te gaan"; zyne geldmid delen echter laten niet toe zyne echtgenoote in dat genot te doen deelen, hoezeer zy dit ook verlangt. De weelderige, ryke kleedij, hiervoor noodzakelyk, kan bij haar niet ver schaffen. Door een toeval echter ontstaat er een plotselinge ommekeer in dezen stand van zakenValkenberg ziet zich in eens gepro moveerd tot een ryk manzyne echtgenoote kan thans uitgaan; zy kan verschynen op bals en partyenzy, do schoone vrouw, kan en zal gevierd en geëerd wordenmaar daarginds is haar eenig kind, haar dochtertje, dat zy dan aan vreemde handen zal moeten toevertrouwen en datdat is haar te zwaar. Reeds getooid met een weelderig toilet, op het punt den voet in het rytuig te zetten, dat haar naar eene aoiróe zal voeren, roept zy uit: „neen, ik hiyf te huis om over ons kind te waken, om zelf haar gouvernanto te zyn." Valkenberg zelf, thans een ryk man, zal eene andere betrekking zoeken, welke hem in staat stelt te huis te blyven. Naar het Deensch van K. Bang door E. F. 3) Zij schikte zich op, veranderde van kapsel, gaf aan hare stem een vleienden klank, trachtte, 'zooveel in haar vermogen was, aantrekkeiyk en bokooriyk te zyn. Maar spoedig staakte zy al dergelijke pogingen. Victor lette er zelfs niet op, of wel hy boschouwde ze als grillen, waarmede zelfs de beste vrouwen somwyten behept zyn. Hy begreep niet dat zy trachtte zyne fantasie op te wekken, dat de echtge noote van den man de beminde dos dichters wilde zyn. Deze voortdurende stryd greep Martha's ge stel aan. En zy zag in, met een angst, welke op ontzetting geleek, dat, wilde zy haren man niet geheel als dichter zien ten ondergaan, er iets nieuws in bun leven moest komen. Maar van waar Zy vermocht niet het aan te brengen. En tochwie weet? Dan begonnen ze van voren af aan, de oude kunstmiddeltjes, al die vruchtelooze pogingen om zichzelve tot eeno andere te maken, heel die troostelooze comedie, welke zy met walging afspeelde. Victor merkte alweder weinig of niets op van dezen innerlyken strijd. Hy was niet sterk in de zielkunde, en juist omdat hy aityd om en by haar was, juist omdat hy porsoon- lyk betrokken was in den zielestryd zynor vrouw, viel het hem niet op, dat er iets bui tengewoons plaats vond. Bovendien was hom in zijne ledige uurtjes, naar aanleiding van een onbeduidend idylletje, het plan voor een nieuw drama in het hoofd gerypt, waarvan hy de hoofdrol bestemde voor eene jonge kun stenares, die toen juist veel opgang maakte, eene van de vele jonge dames, wier grootste talent bestaat uit haar lieftallig uiterlijk, en die men bewondert zoolang ze nog jong zyn. Toen zy hem zoo met vollen, hernieuwden yver aan het werk zag gaan, gevoelde Martha zich geheel herleven; misschien was zyne werkeloosheid slechts eeno oogenblikkelyke verslapping, oen dood punt in zyn dichterlyk vermogen, een overgang van lyrische jeugd tot hooger ontwikkohng geweest. En opnieuw gevoelde zy iets van den triomf uit de dagen, toen zy nog niet had leeren twyfelen. Nu begreep zy het: het was de minnezan ger, die in hun huwelyk was ten onder ge gaan de man, door haar gevormd, zou meer wordengeen minziek troubadour, neen, een waarachtig dichter, die het leven bezingen en den menschon hun eigen beeld voorhouden zou. Hoe idealiseerde zy de kleine idylle, welke voor haar tot een grootsch dichtwerk, oono letterkundige gebeurtenis word. Zy vond zich zelve torug in ieder woord, haren invlood op eiken rogol; dit zou de eersto vrucht zyn van den boom, met haar eigen leven gevoed. Hare grenzenlooze blydschap uitte zich niet in woorden; zjj behield die geheel voor zich zelve. De repetition namen een aanvang, Victor leidde ze in persoon en was den geheelen dag, soms ook wol des avonds, van huis. Ily ging veel om met de artist en, met den direc teur, met de letterkundigen, die zyn werk zouden beoordeeleo. Martha deed geene moeite om hem meer te huis te houden, integendeel drong zy hem vaak te gaan. Dit was iets nieuws in hun leven, misschien wel dat „iets", waaraan hij behoefte had. Maar voor zichzelve had zy een onverkomelyken tegenzin voor het voetlicht en de coulissen; er was in het schyn- leven op de planken iets, waartegen haar waarheidlievend karakter zich verzotte, en toen Victor haar eens vroeg hem te vergezel len naar een bal in den schouwburg by gele genheid van het huwelyk van den directeur, weigerde zy beslist mede te gaan. Victor drong niet verder by haar aan, en ging alleen. Martha merkte ternauwernood op, dat zy tegenwoordig moer dan voorheen alleen was daartoe gevoolde zy zich te gelukkig. Zy las veel, en had zich reeds van den aanvang van hun huwelyk af op de hoogte gehouden van vreemde literatuur, critiek, en van de populair wetenschappelyke opstellen, welke de grootere tydschriften brachten. Zy had al dadeiyk inge zien dat haar man weinig van eigenlyk wer ken hield, dat hy opzag tegen geestesinspan ning en zy was daarom zelve aan het werk gegaan, zorg dragende om hem de vruchten daarvan zooveel mogolyk In den loop hunner gesprekken mode te deelen. Nu had zy in den laatsten tyd, ten gevolge van haren gemoeds toestand, hare studiën geheel verzuimd, zoodat zy veel had in te halon en do tyd haar zelfs ontbrak aan haar eenzaam loven te donken, dat haar trouwens met haro tegonwoordige opgewekte gemoedsstemming licht genojfë viel. Zy was in workelykbeidzoergolukkig.net drama van haren man had een schitterend succes gehad, en hy was dadelijk aan een nieuw ontwerp begonnen. Zy kon zich byna niet herinneren zich ooit zoo volkomen tevre den to hebben gevoeld. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 1