N\ 8875.
Woensdag 23 «Januari.
A*. 1889.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 22 Januari.
F'euilleton.
DE ANDALUSIËR.
.a
LEIDSCÏÏ DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Hedenmiddag ontvingen we per Nederland-
eche mail de Indische bladen van 20 en 21
December.
Het aantal bezoekers dor Ryksvorzame-
lingen en monumenten, gedurende het vierde
kwartaal van het jaar 1888,bedroeg:Konink
lijk kabinet van schilderijen te 's-Gravenhage
3293, museum Meermanno Westreenianum te
's-Gravenhage 19, Koninklijk penningkabinet
te 's-Gravenhage 37, Rijks-Museum te Am
sterdam 87,040, Rijks-Museum van Oudheden
te Leiden 1144, Rjjks-Ethnographisch museum
te Leiden 134, Rijks-kabinet van prenten en
pleisterbeelden te Leiden 62, Gevangenpoort
te 's-Gravenhage 2250, Muiderslot 80, Ruïne
van Brederode 289, Monument te Heiligerlee
267, historische zaal in het Prinsenhof te Delft
1044. Sts.C
Naar de „N. R. Ct." verneemt, is de
heer Van Baar, lid der Tweede Kamer, ern
stig ongesteld.
Naar hetzelfde blad verneemt, is de toe
stand van den heer Van Osenbruggen, lid
der Tweede Kamer, van dien aard, dat alle
gevaar als geweken kan worden beschouwd.
Volgens het „Vad." is de vice-admiraal
De Casembroot reeds sedert eenige dagen
ongesteld en bedlegerig.
Graaf Van Bylandt, de Nederlandsche
gezant te Londen, is vrij ernstig ongesteld.
De toestand van den patiënt is echter sedert
gisteren eenigszins verbeterd.
De beeldhouwer Leenhoff, te 's-Graven
hage, is benoemd tot correspondeerend lid
der „Académie des beaux-arts," te Parijs, ter
vervanging van den beeldhouwer Antotolkski,
te St.-Petersburg, die gewoon lid der Aca
démie is geworden.
De bevolking der gemeente Zegwaard
is in het afgeloopen jaar vermeerderd met 9
zielen en bedroeg op 1 Januari 1889: 1502
personen.
De staatscommissie voor de militaire
wetten is gisteren weder te 's-Gravenhage
bijeengekomen, na Zaterdag hare zittingen
te hebben gestaakt.
Gistermiddag is in het Notarishuis te
Rotterdam eene vergadering gehouden van
leden der vereeniging tot instandhouding der
Hoogduitsche Opera aldaar. Er is besloten
dat persoonlijke pogingen zullen worden aan
gewend om vroegere subsidiénten en ook
dezulken, die tot dusver niets tot instand
houding der zaak bijdroegen, te bewegen als
lid der vereeniging toe te treden. Het is te hopen
dat de leden, die zich tot het instellen dier I
pogingen bereid hebben verklaard, overal een
gunstig onthaal zullen vinden. Indien toch
niet spoedig het vereischte bedrag aan sub
sidie bijeengebracht is, dan zal Rotterdam
zjjne kunstinstelling niet kunnen behouden.
De medewerker van het te Amsterdam
verschijnende „Nieuwsblad voor Nederland,"
die, naar we in ons vorig nommer meldden,
zich naar de Argentijnsche Republiek zal be
geven om een einde te maken aan de onzeker
heid, waarin allen nog verkeeren omtrent de
toekomst, die onze landgenooten wacht, wanneer
zjj zich laten overreden naar genoemde Repu
bliek te trekken, zal zich ook op de hoogte
hebben te stellen van de districten, waar reeds
vroeger van hier vertrokken landverhuizers
zich hebben gevestigd. Zoover mogelijk zal
hjj al die districten bezoeken; hy zal onze
voormalige landgenooten, die zich reeds in
Argentinië gevestigd hebben, in hunne woningen
opzoeken, zich met hen in verbinding stellen
en uit hun eigen mond opteekenen de erva
ringen, welke zij reeds hebben opgedaan en
hunne verwachtingen omtrent hunne toekomst.
Met het oog op desbetreffende opmerkingen
van bevoegde zijde, zal de medewerker van
het „N. v. N." ook trachten te onderzoeken,
of aan de behoefte aan geestelijken steun en
bijstand op voor allen voldoende wijze tege
moet te komen is.
Daar hy de reis zal ondernemen uitsluitend
in dienst en voor rekening van de directie
van het „Nieuwsblad voor Nederland" en deze
in zake do landverhuizing naar Argentinië
nóch goed nöch kwaad, maar de waarheid
en deze alléén wenscht te leeren kennen, kan
men er staat op maken dat de verslagen van
dezen medewerker, die achtereenvolgens in
genoemd blad zullen worden opgenomen, alle
waarborgen bieden voor de grootst mogelijke
onpartydigheid en eene volkomen vertrouwbare
vraagbaak zullen zyn voor hen, die het plan
koesteren zich naar Argentinië in te schepen.
Hen, die dus nég geene verbintenis hebben
gesloten, raadt het blad ten ernstigste aan,
daarmede nog enkele weken te wachten. De
medewerker vertrekt den 5den Februari per
stoomschip „Schiedam."
Begin Mei kan hy weer terug zyn en zal
alsdan de gelegenheid bestaan, persoonlyk
nadere inlichtingen van hem te ontvangen.
De directie van het „Nieuwsblad voor Neder
land" koestert de verwachting, dat deze voor
haar vry kostbare onderneming, in het be
lang van onze landgenooten, door allen zal
worden gewaardeerd en zooveel mogelyk ge
steund, gesteund vooral, door haar van nu
tot 5 Februari per brief te willen mededee-
len, welke inlichtingen byzonder gowenscht
zjjn en vooral de adressen van landgenoo
ten, die reeds vroeger naar Argentinië ver
trokken en daar ter plaatse haren mede
werker uit hunne ervaring kunnen voorlichten.
In dezen rekent de directie ook zeer byzon-
der op den steun van de besturen van platte
landsgemeenten, van landbouwmaatschappyen
en arbeidersvereenigingen. Deze beide laatste
vooral zyn het best in staat, om door het
opgeven van vragen, waarop de medewerker
trachten zal het antwoord te leveren, de reis,
welke in het belang van allen wordt onderno
men, aan haar doel te doen beantwoorden.
Het is dus eene byzonder schoone gele
genheid voor hen, die plan mochten koeste
ren zich naar de Argentynsche Republiek te
begeven, zich eerst te overtuigen of voor hen
wel eene gewenschte plaats te vinden is,
alvorens zy weer teleurgesteld naar Holland
moeten terugkeeren. Tot welk ambacht men
ook behoore, men wende zich eerst tot de
directie van het „Nieuwsblad voor Nederland"
om inlichtingen, welke door haren mede
werker nu in het „beloofde land" zelf zullen
worden ingewonnen.
Het stoomschip „Rotterdam", van Rot
terdam naar Nieuw-York, passeerde 21 Jan.
Lizard; de „Zaandam" vertrok 20 Jan. van
de Plata Rivier naar Rotterdam de „Celebes",
van Amsterdam naar Batavia, vertrok 21 Jan.
van Genua; de „Stella" vertrok 21 Jan. van
Gibraltar naar Amsterdam; de „Amsterdam"
arriveerde 20 Jan. van Batavia te Nieuw-York.
Het Leldsehe Tooneel.
Wy hebben reeds vroeger verschillende
malen eenige regelen gewyd aan de grootsche
schepping, aan het standaardwerk van Europa's
grootsten dichter dezer eeuw, aan den „Faust"
van Goethe. Dit ontslaat ons derhalve van de
taak over het gisteren hier door het Hollandscb
Operagezelschap ten tooneele gevoerd toonwerk
van Ch. Gounod verder uit te wyden.
Wy beperken ons dientengevolge met het
neerschryven van ons oordeel over de uit
voering zelve.
En dit kan niet anders dan in alle moge-
lyke opzichten gunstig luidenwij kunnen niet
anders dan met onverdeelden lof over het ge
heel gewagen.
Reeds in de eerste acte in den solo:
„Niets 1 ik vraagde zoo vaak
in elapelooze nachten" enz.
deed ons de heer Yan Kerckhoven zyn schoon,
PRIJS DER ADYERTENTTEN:
Van 16 regela ƒ1.05. Iedere regel moer 0.17 j.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het in-
caeseeren buiten do atad wordt 0.10 berekend.
krachtig en sympathiek tenorgeluid bewonde
ren. Reeds toen hielden wy ons overtuigd dat
de zware party van den „Faust" in zyne
handen volkomen tot haar recht zoude komen.
Hy heeft deze verwachting niet be
schaamd. Met zyue cavatine in de derde acte,
in de quatuor en in het duo met Margaretha
in datzelfde bedryf, maar vooral in het trio
finale oogstte hy de meest ondubbelzinnige
blyken van byval en waardeering in.
De heer Van Kerckhoven is een acteur,
begaafd met veel talent, maar tevens bezield
met goeden wilklaarblykelyk is het zyn
ernstig streven zich geheel en al te wyden
aan ons nationaal tooneel. Het voor ons min
der aangenaam Ylaamsch accent, dat ternau
wernood enkele maanden geleden nog zoozeer
onze gehoorvliezen pynigde, hinderde niet
meer, en zyne actie was vryer, losser en on-
gedwongener dan wy tot heden van hem gezien
hadden; men juichte hem warm toe en hy
had recht op dit huldeblyk.
Wy hebben zelden een Mephisto gezien als
ons gisteren door den heer Albers werd ge
schetst. Eene heldere, krachtige stem, eene
uitstekende accentuatie, een kranig figuur en
eene bewonderenswaardige actie, dat alles
vereenigde hy in zich. Het scheen of de satan
by het uitdealen der in het leven genot en
vreugde verstrekkende middelen zichzelven in
de eerste en voornaamste plaats had toebe
dacht. Welke aria's zullen wy van hem
citeeren? Zullen wy noemen zyn solo:
Denkt gij nog aan den tjjd, toen 's Hemels welbehagen,
in de kerkscène; zullen wy van zyne serenade:
Gij, die echjjnt to sUpen, liefje,
gewagen, of moeten wy ons beperken met te
verklaren dat wy trotsch zyn op het bezit
van zulk een tooneelspeler, op zulk een
zanger?
Mevrouw Orelio, als Margaretha, spaarde in
den aanvang biykbaar hare krachtenslechts
by het einde der derde acte, in haar duo met
Faust, begon zy eenige kracht te ontwikkelen
en van dat oogenblik af mocht ook zy zich ver
heugen in den algemeenen byvalvooral was
dit het geval in de slotscène in de gevangenis.
Waardig werd zy ter zyde gestaan door
haren echtgenoot als haar broeder Valentyn;
de stervensscène werd meesteriyk door dezen
weergegevenook aan mevrouw Albers
Jahn, in hare travostirol als Siebel, mogon
wy een enkel woord van hulde niet onthou
den. Haar couplot
Bloempjes, lieflijk en zoet,
Brengt huur mijn groet,
Naar het Zc&idsch van A. Blanche door E. F.
„Eerst menschen, dan dieren," zegt men
wel eensmaar 't mocht soms wel andersom
zyn, want om de waarheid te zeggen vind ik
dat een paard dlkwyis meer te beklagen is
dan een monsch.
Op zekeren dag werd by ons in den stal
een buitengewoon groote hengst gebracht,
zwart als roet en glanzend als zyde.
„Hoe komt u aan hem?" vroeg ik den
patroon, die er juist op aankwam.
„Ik heb h6m van den Spaanschen gezant
overgenomen," antwoordde hy.
„Heeft hy dan het een of ander gebrek?"
„Ja, zyn ééne achterpoot deugt niet, maar hy
zal juist goed te pas komen voor den lykwagen."
„Wie zou dan naast hem moeten loopen?"
„Wel, de oude zwart, dat spreekt vanzelf."
„Nu, dan zal hy den ouden zwart tegeiyk
mee kunnen voorttrekken."
„Hoe minder overeenkomst, zooveel te ge
lukkiger paar," verzekerde de patroon. „En
bovendien, ze behoeven niet in galop naar het
kerkhof to gaan."
De nieuwaangekomene gedroeg zich zooals
het zelfs een vierpootigen grande van
Spanje betaamt, die misschien op de welige
weiden van Andalusië gegraasd had, luisterend
naar het geluid der kastanjetten en naar de
zachte tonen der m an do lina. Ondanks zyne
gebrekkige achterpooten, steigerde hy heel
dartel de plaats rond, terwyl zyne weelderige
manen langs zyne ravenzwarte zyden golfden.
„Ja, dans maar, zoolang het je lust; 'tzal
wel spoedig uit zyn," mompelde ik, terwyl
ik hem met een zoet lyntje naar onzen arm
zaligen stal troonde.
Hy schudde den kop by het zien van zyne
toekomstige stalbroeders. In myne qualiteit
van gastheer bood ik hem al dadelyk aan wat
we in huis hadden, namelyk wat hooi en geen
te beste haver. Hy rook eens aan de gerech
ten, maar scheen er geen trek in te hebben.
Ik had nog een stuk brood in den zak en
gaf hem dit. Hy nam het met graagte aan,
en proefde toen werkeiyk ook eens van de
haver, biykbaar uit welwillendheid tegenover
zyn gastheer. Dit verried tenminste welgema
nierdheid, maar had hy dan ook niet aan het
corps diplomatique toebehoord?
Gaandeweg moest hy zich toch aan de
levéiiswyze van een huurkoetsierspaard ge
wennen. In de eerste maand of wat kreeg hij
slaag, omdat hy te hard, later, omdat hy te
langzaam liep. Weldra verloor hy kleur en
glans, en de kop, welken by eertyds zoo fier
omhoog droeg, boog zich diep ter aarde.
Voor menschen, die goede omstandigheden
gekend hebben, is het hard, wanneer ze ach
teruitgaan voor paarden is het nog erger. Zy
hebben noch bestjes-, noch armenhuis, maar
moeten voort tot ze er by neervallen.
Ik deed evenwel myn best, den Andalusiër,
zooals wy hem noemden, te sparen. lederen
ochtend om zeven uren ging ik naar den stal
en bracht ik gewoonlyk een klontje suiker
voor hem mede. Ik verzeker u dat hy er mee
in zyn schik was; misschien herinnerde het
hem aan de gelukkige dagen van weleer, toen
zachte, blanke handjes hem op allerlei lek
kernijen onthaalden, en zyne eenmaal glan
zende, nu van zweepslagen doorploegde huid,
streelden. Als ik ook maar één minuut over
zevenen wegbleef, hoorde ik hem dadelyk in
zyn stal hinneken en stampen. Hy had wel
besef van den tyd. Wie weetmisschien telde
hy meer dan iemand anders den tragen gang
der uren van den eindeloozen dag. Wanneer
hy, na afloop van zyne zware taak, des avonds
thuiskwam, bleef hy, zooals de knechts my
vertelden, nog altyd even op de plaats vóór
don stal rondkyken om te zien of hy my nog
in 't gezicht kon krygen, en, zoo niet, was
hy, hoe afgemat ook, niet dan met moeite
naar binnen te brengen. Als het my eenigs
zins mogelyk was, ging ik dan later nog even
naar hem toe, om hem te toonen dat zyn
eenig overgebleven vriend nog in het land der
levenden was.
Eens op een ochtend kwam ik er op aan dat
een der knechts bezig was, hem met een yzeren
bout af te ranselen, waarschyniyk het eerste
het beste voorwerp, dat hem voor de hand was
gekomen. Het gebeurt wel meer dat de knechts,
wanneer ze standjes of onaangenaamheden
hebben gehad, regelrecht naar den stal loopen
om daar aan de stomme, onschuldige dieren
hunne woede te koelen. Ik kreeg den onver
laat te pakken en onthaalde hem op eene
behooriyke tuchtiging. Ik weet niet of het
dier begreep wat ik deed, maar toen ik nader-
bykwam, wendde het den kop naar my om
en wreef het den bek vertrouweiyk en vriend-
schappelyk tegen myn schouder.
(SloL'oolgt.)