:i
fó°. 3856.
Maandag; 31. Hecenlfoei*.
A#. 1888,
(Deze <€ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Kikeriki.
Vergadering van Bouwkunst.
Lcideu, 29 December.
Feuilleton.
De gevolgen van eene leugen.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommera0.05.
PRIJS DER AD VERTENTIEN
Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer ƒ6.171.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het in-
caseeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Aan de Abonné's daarop, wordt by dit
«lommer verzonden No. 14 van Kikeriki.
Vervolg.)
Na de discussie, ontstaan door de belang
rijke voordracht des heeren W. C. Mulder, las
de penningmeester der afdeeling, de heer P. J.
Groen, de rekening en verantwoording over
het afgeloopen jaar voor. Deze werd door de
vergadering goedgekeurd, nadat de heer Fon
tein, ook namens den heer Boekwijt, had ter
kennis gebracht dat zjj, als commissie tot
het nazien van rekening en verantwoording,
deze in volkomen orde bevonden hadden.
Ook eene begrooting voor 1889 werd door
den penningmeester medegedeeld.
Daarna werd overgegaan tot de verkiezing
van twee bestuursleden, in de plaats van de
heeren P. G. Lancel en P. J. Groen, respec
tievelijk secretaris en penningmeester, welke
bestuursleden moesten aftreden en niet her
kiesbaar waren.
De uitslag der stemming was dat uitge
bracht werden op de heeren G. Van Driel 16,
D. E. C. Knuttel 10, Van Ruyven 5 en Mulder
4 stemmen, terwijl 3 biljetten van onwaarde
werden verklaard.
Gekozen werden dus de heeren Van Driel
en Knuttel. De eerste nam de benoeming
aan; den laatste, niet tegenwoordig, zal van
de benoeming worden kennis gegeven. De
plaatsen, welke de benoemden in het bestuur
zullen bekleeden, worden door dat bestuur
zelf aangewezen.
Alsnu was aan de orde het uitbrengen van
het verslag door den afgevaardigde der afdee
ling, den heer Van Ruyven, naar de vergade
ring van „Arti et Industriae", te 's-Graven-
hage gehouden op 24 November jl.
Zooals men van den heer Van Ruyven
mocht verwachten, muntte zijn rapport uit
door degelijkheid, duidelijkheid en volledig
heid en kwam men opnieuw tot de overtui
ging, dat de afdeeling eene goede keuze doet
als ze den heer Van Ruyven afvaardigt naar
eene vergadering, zoo belangrijk als die, be
legd door „Arti et Industriae". Het applaus
na het uitbrengen van het rapport was dan
ook even verdiend als het woord van dank,
door den voorzitter gesproken.
Het verslag des heeren Van Ruyvon gaf
nog aanleiding tot eenige beweringen en tot het
kenbaar maken van eenige inzichten van de
zijde des heeren Planjer, waarop voornamelijk
door den heer Mulder op bedaarde wijze werd
geantwoord.
Zooals men zich uit vorige modedeelingen
zal herinneren, gold do vergadering van
„Arti et Industriae" de bespreking over het
afleggen van proeven van bekwaamheid in
het ambacht. Het bestuur der meergenoemde
Vereeniging had nu gemeend een leiddraad
te moeten aanbieden voor wie aan meester
en werkman de golegenheid willen openstel
len proeven van bekwaamheid af te leggen.
Voorts wenschte het afdeelingsbestuur er
de aandacht op te vestigen dat de termijn,
bepaald voor de inzending der antwoorden op
de prijsvraag der afdeeling, bjjna (met 31
December) verstreken is en verzocht het ook
de rapporten op de vragen van het hoofdbe
stuur binnen den daarvoor bepaalden tijd in
gereedheid te mogen zien.
Ten slotte rustte op den voorzitter de nu,
naar hij zeide, niet juist aangename taak het
woord te richten tot hen, die weldra hunne
zitplaats niet meer aan de groene tafel zou
den innemen, tot de heeren Groen en Lancel
dus, die moesten aftreden als penningmees
ter en als secretaris, tot hen, van wie de voor
zitter met vrijmoedigheid durfde verklaren
dat zjj beiden werkzaam geweestwaren tot heil
en ter bevordering van den bloei der afdeeling
Leiden en omstreken der Maatschappij tot
bevordering der Bouwkunst. Eenige woorden
van dank werden den aftredenden gewijd en
hun werd op de meest eervolle wjjze ontslag
gegeven van hun ambt.
Die woorden van don voorzitter mochten
veel bijval verworven. Dit was in niet mindere
mate het geval met die, door de heeren Groen
en Lancel gesproken als antwoord aan den
voorzitter en tot alle leden, door den heer
Lancel nog in het bijzonder tot zjjn vermoe-
delijken opvolger.
Ten laatste bleek nog dat in de brievenbus
was gestoken de vraag: „Is er een maatstaf
tot berekening van kosten tot het aanbren
gen van bliksemafleiders?"
Deze vraag zal behandeld worden in de
eerste vergadering in het volgende jaar.
Voor hot practisch apothekers examen zijn
heden alhier geslaagd de heeren J. De Bruyn,
J. B. M. Coebergh, J. Glisgens en H. J. F.
Wanna.
Onder leiding van zijn voorzitter, dr.
L. J. Egeling, vergaderde gisternamiddag de
Geneeskundige Raad voor Zuid-Holland in hot
departement van binnenlandsche zaken.
van de mededeelingen botreffende do Han
delingen van het Geneeskundig Staatstoezicht
gaf slechts een drietal aanleiding tot be
spreking. In het desbetreffende verslag toch
wordt gezegddat de privaten van de Kweek
school voor Zeevaart te Leiden onmiddellijk
loozen in het Galgewater, waaruit water voor
het schrobben dor lokalen enz. wordt gebruikt,
terwijl op de mogelijkheid gewezen werd, dat
de jongens op de eene of andere wijze wator
uit het Galgewater (b. v. onder het roeion)
drinken. Gevraagd werd, of de Geneeskundige
inspecteur der Zeemacht hiervan kennis droeg,
waarop geantwoord werd dat genoemde School
niet rechtstreeks resortoert onder het depar
tement van marine, doch dat de inspecteur
der Zeemacht van een en ander kennis droeg.
Een tweede punt, waarover van gedachten
werd gewisseld, was het bodembederf in de
gemeente Noordwyk, waar geene riolen aan
wezig zijn, terwijl gevraagd werd of daarin
verandering te wachten is. Een ontkennend
antwoord werd daarop gegeven; althans er
bestond, naar de meening van den voorzitter,
geene hoop dat het gemeentebestuur spoedig
verandering in den toestand zal brengen.
Het derde punt, dat onder de aandacht werd
gebracht, was het bouwen van eene houten
hulpschool aan het einde van het Zieken te
's-Gravenhage. Gewezen werd op de wensche-
ljjkheid om dat lokaal, daar ter plaatse, zoo
spoedig mogelijk te ontruimen, aangezien de
op korten afstand daarvan loopende vaart
een open riool werd het genoemd als zeer
schadelijk voor de gezondheid wordt be
schouwd. Ook het plein by de Nieuwe Kerk,
bij gerucht aangewezen om eene hulpschool
neer te zetten, werd daarvoor ongo.chikt
genoemd.
Ingevolge een besluit, in de vorige vergade
ring genomen, werd daarna verslag uitgebracht
omtrent het onderzoek betreffende de verwij
dering van de bewoners gedurende de ont
smetting van woningen. Van 80 gemeenten
waren, op aanvragen, inlichtingen ontvangen
daaruit bleek dat in 33 gemeenten in Zuid-
Holland gelegenheid bestaat tot afzondering
van lijders aan besmettelijke ziektendat 4
gemeenten niet genegen zjjn die inrichtingen
af te staan voor het doel, hierboven genoemd,
en dat in 15 gemeenten daarvoor geene go
legenheid is, zoodat slechts in 14 gemeenten
de tijdelijke verwijdering zou kunnen plaats
vindon. Voorts, dat van de 188 gemeenten
in Zuid-Holland 18 eene- gelegenheid hebben
tot duurzame afzondering van lijders96 eene
voor tijdelijke, terwijl T4 gemeonten van de
verplichting tot het hebben eener dergelijke
inrichting zijn vrijgesteld, terwijl door 58 ge
meenten niet aan de verplichting dienaan
gaande wordt voldaan. AIzoo zijn s/s van do
gemeenten in Zuid-Holland verstoken van eene
gelegenheid tot afzondering. Gedeputeerde
Staton dor provincie zullen daarop attont
worden gemaakt.
Uitvoerig werd daarna besproken het ge
bruik van Saccharine en wel naar aanleiding
van een verzoek van den minister van bin
nenlandsche zaken, die gaarne eene bespreking
in de vergadering van de inspecteurs van den
geneeskundigen dienst door eene gedachten-
wisseling in do vergadering van den Genees
kundigen Raad voor Zuid-Holland zag voor
afgaan.
In de eerste plaats werd gewezen op het
onderzoek, door prof. Plugge naar de schade
lijkheid der Saccharine ingesteld, en op diens
uitspraak, dat het gebruik schadelijk is voor
do digestie en moet worden tegengegaan.
Verschillende leden oordeeldon het gewaagd
op grond van de onderzoekingen van genoem
den professor een gevestigd oordeel uit te
spreken en de Saceharine schadelijk te ver
klaren voor de gezondheid. Zy achtten het
niet bewezen dat de Saceharine eene gevaarlijke
stof is, waarvan de verkoop vorboden moet
worden of moet worden tegengegaan. Men
beriep zich daarbij op de onderzoekingon van
Engelsche scheikundigen, die, in strijd met
hunne Fransche vakgenooten, de Saceharine
onschadelijk noemen. Tevens werd er op ge
wezen, dat de Saceharine nimmer de rietsui
ker in het dageljjksch gebruik zal kunnen
vervangen. De quaestie van het schadelijke
of onschadelijke liet men evenwel rusten en
besloten werd het gevoelen uit te spreken,
dat er voor het oogenblik nog geene reden
bestaat voor de Regeering om tusschenbeide
te komen en het gebruik of den verkoop van
Saceharine te verbieden.
De aftredende correspondeerende leden van
den Raad werden herkozen.
In eene buitengewone algemeene verga
dering van aandeelhouders in den „Koninklij
ken West-Indischen Maildienst" is besloten
eene leening van f 1,200,000 te sluiten voor
den bouw van twee stoomers, alsnog vereischt
wegens den toenemenden bloei en de uitbrei
ding van den dienst, en tot aflossing van de
resteerende 5 pet. obligation.
i)
In geen vjjf of zes maanden had ik mijn
ouden kameraad Morissot gezien, toen my het
toeval hem deed ontmoeten in een klein koffie
huis, waar ik even ging schuilen voor den
regen.
Er was bijna niemand in de zaalalleen
een heer, met een onnoozel voorkomen, die
de bui afwachtte, terwijl hjj met een zeker
welgevallen keek naar eene karaf, gevuld met
een verdacht, bruin gekleurd vocht, en Mo
rissot, die er vermoeid uitzag en dien ik ver
ouderd vond. Hy zat met ongelooflijke snel
heid kleine, vierkante blaadjes papier vol te
krabbelen, die wel voor de pers bestemd
schenen.
„Gy komt alsof ge geroepen waart," zeide
hij en drukte my de hand; „nu kunt gemjj
eens zeggen wat ge hier van denkt."
Hjj reikte mij de blaadjes dn ik las
„Eene groote menigte volgde heden in eer
biedige stilte de stoffelijke overblijfselen van
Jules Baradoul naar de laatste rustplaats.
Deze talentvolle schilder, die ons door den
dood ontrukt werd, wa3 de beroemde schep
per van zoo menig meesterstuk en ontegen
zeggelijk het hoofd der chirurgisch psycholo-
glsche school. Mogen anderen het ware of
geïdealiseerde schoone opzoeken en wederge
ven, Jules Baradoul had alleen oog voor het
leelljke en afzichtelijkedat ontleedde hij vol
weetgierigheid en maalde hjj ons tot in de
kleinste bijzonderheden. Ongelukkig heeft het
buitenlandsche goud ons al zyne werken ont
roofd. Dezer dagen nog kocht een Chinees,
dien geheel Parijs kent, het verrukkelijke doek,
een waar juweeltje: „De éénoogige invalide,
zonder beenen, vertelt den slag van Balaclava
aan eenige kinderen met een waterhoofd."
„De sympathieke Morissot, een intieme
vriend van den overledene, heeft aan de ge
opende groeve in wegslepende taal den strijd
van den kunstenaar en de deugden van den
mensch geschetst. Hij eindigde zyne rede met
een hartroerend afscheid, waarmede de bewo
gen menigte luid snikkende instemde.
„O doodOnmeedoogende maaier, wordt gy
dan nooit moede.
Het artikel was zeer lang en ging in dezen
styl voort.
„Hoe vindt ge het?" vroeg Morissot my
eenigszins schroomvallig.
„Voor zooverre ik zie, bevat het artikel de
levensbeschrijving van wijlen Jules Baradoul,
dien ik niet ken en die uw boezemvriend
was, dat is uwe eenige verontschuldiging."
„Wel.... Gy vergist u toch; ik was niet
de boezemvriend van Baradoul en zelfs
Hebt gij een uurtje den tyd?"
„Men kan altoos een uurtje missen, maar
verloren uren zjjn niet moer in te halen."
„Welnu, luister dan."
De koffiekamer was nog even leeg, de regen
bleef aanhouden en de oude heer verdiepte
zich nog altoos in de beschouwing van het
mengsel, dat hij wilde drinken. Morissot
begon.
Een paar maanden geleden kwam ik te laat
aan de koffietafel en mijne vrouw ontving
mjj met een gezicht.Gy kent haar, z(j is
allerliefst, op ééne voorwaarde slechts, dat
alles naar haren zin gaat.
Daar ik niet wist, wat ik zeggen zou, zeide
ik zoo, met het onverschilligste gelaat der
wereld, terwijl ik mijn servet over myno knieën
uitspreidde
„Och!... Ik kom daar juist van Jules."
De waarheid was, dat ik juist een potje had
gemaakt.... O! Welk een potje! Ik had my
dol geamuseerd.
„Wie is die Jules?"
„Jules.... je weet wel, Jules Baradoul!'
„Gy hebt mij nog nooit over mijnheer Ba
radoul gesproken."
„Niet? Maar dat is toch zonderling. Wel,
dat is me een kerel, die zich met geweld eene
positie in de wereld heeft veroverd. Hjj staat
nu aan het hoofd eener school."
„Is die mynheer bij het onderwijs?"
„Wel neenik wil zeggen, dat hjj het hoofd
eener schilderschool is. Maar met welke
moeieiykheden heeft hij niet te worstelen ge
had. Welk een strjjd heeft hjj gestreden!"
Ratorata! Ik was eenmaal begonnen en gaf
haar eene volledige levensbeschrijving van
Baradoul en van al de leden zijner familie:
zjjn vader, een oud-gediende, was de verper
soonlijkte eer; zyne moeder, eene echte Romein-
sohe vrouw; zyne zusters waren allerliefste
schepseltjes. En op het punt van avonturen
heb ik haar van alles opgedischtik gevoelde
dat het pakte. Ik bedacht allerlei smarten en
liet hem die ondervinden; ik schiep hinder
palen en liet hem die te boven komen. Kortom,
ik verzeker u, dat het niet kwaad was.
Welnu, mijn beste, er is net zooveel waar
van dien Baradoul, als er hier op mijne hand
ligt. Baradoul was eene schepping mijner ver
beelding.
(Wordt vervolgd.)