N°. 8852.
Maand.r4g 24 Oeceixitoer,
A0. 1888.
feze <§3iirant wordt dagelijks, met uitzondering
■van (gpn- en feestdagen, uitgegeven.
F*ramiepla ten.
Premieplaten
Opleiding van leerlingen in
Fabriek, Handwerk en Ambacht.
PKIJB DEZER COURAITT:
t'xn L-oiden per 8 maandeo1.10.
?r«see per post1.40.
Afzonder 5 jjiK- lïommen0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Yan 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer ƒ0.174.
Qrootere letters naar plaatsruimte. Voor het in-
oasseeren buiten de stad wordt 0.10 berokend.
In dit nommer bevindt zich de
üon, waarmede Maandag24
Deoem'ber de beide
aan ons Bureel kunnen worden afge
haald.
Ze zijn voor ieder ter bezichtiging gesteid
geweest, hetgeen zyne goede.-zyde heeft, want
daardoor konden zij, die zo cich zouden willen,
aanschaffen, zich vooruit overtuigen in hoe
ver do keuze hun beviel. Dat 'het goen stukkeu
van koage, zeldzame kunstwaarde zijn, blijkt
leeds •natuurlijk uit den garingen prijs, waar
voor zo worden verkrijgbaar gesteld.
Van verschillende zijden moahten we niet
temin vsruemon hoezeer deze beide chromo-
littkograpbseön, in tjst, by velen toch in den
smaak violen, hoe ze hen -eene plaats in
hunne huiskamer wiilen bezorgen.
Op deze beide premiepLateos ziet men
twee huiselijke tafereelen, kinderen wier
vader misschien wie weet hoe ver op zeo in
een vtsseherspink rondzwalkt, om tfe trachten
met eene goede vangst voor de® -r-eeder, voor
zich en zijn achtergelaten gezin vol gevaren
het broed te verdienen jiterwyl de moeder ook
ontbreekt, waarschijnlijk mede bezig om iets
te vergaren dat tot ondeehoud van ibet een
voudige huishouden kan bijdragen, of-raisechion
reeds door den dood aan de kinderen .ontrukt.
De jongste, nog zoo hulpbehoevende kleinen
sfjn echter niet onverzorgd achtergelaten.
Integendeel, op de «ene schilderij ziet »en hoe
het oudere meisje moeders taak heeft overgo-
nomen, bij het wiegje is neergeknield en baar
üusjjo daarin zal neerleggeD, middelerwijl
broertje het vuur onder den schoorsteen
flink opstookt om voor warme voeding to
zorgeti. of, gelijk op de andere schilderij
deftig in een zeemanspak gestoken, zijn zusje,
dat uit de wieg komt kijken, met een lepeltje
lafenis toedient: een tooneel, waarop weer
een ander meisje, nog in den kinderstoel geze
ten, maar zelf met een lepel in de hand,
blijkbaar vol verbazing neerziet.
De omgeving is met deze voorstellingen in
overeenstemming; ze is zooals men zich daar
van in menige visscherswoning kan overtuigen.
De schilder Hein J. Burgers heeft ze op
doek gebracht.
Voor Abonné's, die de reproducties er van
in hun uezit willen hebben, wordt daartoe
thans de gelegenheid geboden.
Ingezonden
Eens der groote sociale vraagstukken is
voorzeker bet bovengenoemde.
De oplossing daarvan zal, als dit met andere
vraagstukken het geval is, groote moeilijk
heden geven.
Zonder stryd geene overwinning.
Zoo ook hier. "Wat gevraagd wordt, is zeer
omvattend, want hot bedoelt niets meer of
minder dan eene geheele reorganisatie van
onze werklieden.
Zooals met alle veranderingen of verbete
ringen het geval is, zoo zal ook dit zjjndo
doorvoering zal niet dadelijk zichtbaar wezen
later, in den- loop der tyden, maait men het
geen vroeger gezaaid is.
En toch, als men de vroegere vraagstukken
nagaat, waarvan wjj nu alreeds niet alleen
de oplossing kunnen zien, maar de goheele
bewerking, hoe geheel anders hadden wjj ge
dacht dat de uitkomst zoude we zen
Wat is er van de illusie geblevc-n V
De kleinste' zaken, vroeger niet zichtbaar
kregen langzamerhand de grootste proper tën
Hetgeen wij nu willen en werkt- i- niets
anders dan «en uitvloeisel van, naar het ons
toeschijnt, goede gedachten, ontstaan door
betgeen w$j zien -en liooren.
Ieder individu meent in staat te zjjn ver
betering aan te brengen, in weikon werkkring
hjj o«k geplaatst -zy.
Hy oordeelt naar zjjn bevattingsvermogen.
Dat hy -onpartijdig zal zjjn, is onmogelijk,
want hjj, d-e persoon in quaestio, is het mid
delpunt.
Wat hy doet io berekend naar -de tijdsom
standigheden en naar hetgeen hjj denkt voor
uit to kunsten -zien.
Bljjfct list dat er-verandering inruil program
moet komen, hjj -zal dit, naarmate hy -moer
of minder vrjj is in zyne bewogingen, ook
spoediger of langzamerhand voorbereiden.
Zooals dat met eos persoon in het bijzonder
plaats heeft, zoo is hot met de maatschappij
in het algemeen.
Daar zal evenwel elke verandering, waiko
.men verbetering noemt, niet direct instem-
rining vinden.
Yeel zal er over gesproken of gesehreven
vt-ordon. totdat een of meer personen het
initiatief nemen, gesteund door vroegere min
of meer gelukkige oporatieplannen of doordat
zy blijken gegeven hebben werkelijk een goed
oordeel te kunnen vellen.
Maatschappelijke positie legt veelal gewicht
in -de schaal.
Brengen deze personen -den steen aan liet
rollen, vereenigingsn, -eor.poratiën enz. zjjn
spoedig bereid mede te heipon.
Spoediger dan men denkt, zyn alreeds con-
cept-«w»tlen ontworpenalles wordt den wet-
gover igomrkkelijk gemaakt, alles is gereed
tót de .uitvoering.
Vindt iet ontwerp een gunstig oor, viat, doch
zoo niet, dan zien wjj eene proef van Hol-
landsche -degelijkheid, welke -rustig wachten
kan, kalm en vol bezadigdheid.
Of dit kalme geene onverschilligheid is,
of, nog erger, traagheid?
Neen, wjj niet, daarop hebben wjj ons nooit
betrapt, wel caze buurmandie huldigt wel
wat al te veei en te ver het „overhaast
je nooit."
Hetgeen dan vol moed en energie begonnen
is, eindigt soms op eene treurige wyze, nl.
met een langzamen dood.
Voor vele van die ontwerpen blijkt hot dat
er niets verloren is; voor andere bejammeren
w\j het.
Toch is dit nog betrekkelijk, want die zaken,
welke er doorgehaald worden, hebben soms
een ver atrekkenden aard.
Zij worden ontworpen en zyn gebazeerd op
hetgeen wjj door de geschiedenis geleerd heb
ben, op hetgeen wij nu zien en op hetgeen wjj
denken dat het gevolg er van is.
Zoo goed als een vader kan dwalen in de
opvoeding van zjjne kinderen, zich regelende
naar zjjne persoonlijke opvatting, evonzoo kan
dit do massa doen.
Wat weten wjj van toestanden, welke nog
komen moeten?
Zjjn wjj in staat een oordeel te vellen,
hoe onze kindoren moeten handelen, als zy
eenmaal dien leeftijd bereikt hebben?
Mogen wjj dan in hunne plaats oordeelen?
Wy weten alloen wat nu noodig is en
niet wat later zal biyken noodig te zjjn.
Er valt genoeg to doen om verbeteringen
to brengen, welke wjj behoeven.
Nooit mogen wjj de handen onzer nako
melingen binden.
Het is daarom plicht, om al wat wjj wen-
schen en werken, zoodanig to doen en in
te richten, dat het ons tot voordeel is en, zoo
noodig, door >nzo kinderen kan gewijzigd of
opgeheven woeden, zonder dat zjj er to scha
delijke gevolg. van ondervinden.
Dat dit zp- r moeilijk is, is eene zekere
waarheid, rn.u daardoor te meer eor voor
eeno d ikdi lijl oplossing.
Do commies he in 1881 belas werd
1
met een onderzoek in te stellen en eene ver
betering voor te dragen in de opleiding van
leerlingen in fabriek, handwerk en ambacht
on bestaande uit leden van de Vereeniging
tot bevordering van Fabrieks- en Handwerks-
nyverhetd in Nederland, de Nederlandsche
Maatschappij tot bevordering van Nijverheid,
de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en het
Algemeen Noderlandsch Werkliedenverbond,
heeft op 24 Januari 1884 aan het hoofdbe
stuur van eerstgenoemde Vereeniging een
verslag uitgebracht, dat aanspraak kan maken,
geheel ingericht to zjjn naar de tegenwoordige
behoeften en veranderd en gewijzigd kan
worden naar gelang van omstandigheden.
Het verslag komt hierop neer, dat het der
commissie dacht dat eene opleiding van don
aanstaanden werkman nauw verwant moet
zyn met eene wettelijke regeling van een con
tracten-stelsel tusschen patroon en werkman.
In de September-vergadering van de Maat
schappij tot bevordering van Bouwkunst in
1887, welke hier gehouden is, zjjn de artike
len dor concept-wet voorgelezen en word
dadeljjk eene motie gesteld, waarna besloten
word den Minister van Binnenlandsche Zaken
te verzoeken, zoo spoedig mogelijk over te
gaan tot het in behandeling nemen van wet
telijke bepalingen op de opleiding van leer
lingen in fabriek, handwerk en ambacht, in
afwachting blijvende van eene hoogst ge-
wenschte regeling van ambachtsonderwjjs bjj
de Wet.
Dit adres is den 8ston Nov. j.l. verzonden.
Wat het resultaat zal wezen, weten wjj
nog niet zeker; wel heeft de minister al
reeds op eene vraag van een der leden van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal ge
antwoord dat de tjjd daarvoor nog niet daar was.
Alhoewel er vier jaren zjin verloopen, zon
der dat de concept-wet op het leerlingscon
tract algomeene bekendheid had, prijzen wjj
toch de Maatsch. t. b. v. B. dat zy de handen
aan den ploeg geslagen en de aandacht der
regeering er op gevestigd heeft.
Dat zij daarmede voort zal gaan, mogen
wjj verwachten.
Maar in haren ijver om zoo spoedig moge
lijk eene verbetering in de opleiding van den
werkman te verkrijgen, is zy, naar onze mee
ning, wel wat te ver gegaan, daar zjj te stork
drukte dat eene aanneming van zulk eene
wet inzonderheid voor de bouwambachten
dienstig is.
Wjj hebben redenen om dat te betwijfelen.
De bouwambachten omsluiten verschillende
combinatiën; het eene ambacht hangt af van
het anderezjj zijn onderling met elkander
verbonden en doelen lief en leed.
Zij hebben te veel verwisselingvandaag
geen, morgen veel werk.
Zjj houdon geen gelijken tred, zooals dit in
hoofdzaak met fabrieken en ander handwerk is.
Dat dit zeer slecht zal werken op de oplei
ding van leerlingen, is te voorzien.
De leerlingen krijgen niet in opklimmende
reeks, hetgeen zy moeten hebben; het is ook
onmogelijk hun dat te geven.
Aan het werk, dat er is, daaraan arbeiden
zy mee, en dat werk kan niet geregold wor
den naar hunne krachten of behoeften.
De opleiding kan bjj den patroon daarom
nooit volledig zjjn.
Geheel anders is dit bjj fabrieken of groote
werkplaatsen; dan kunnen de leerlingen in
eene bepaalde richting opgeleid worden, tot
voordeel van zichzelven en van den patroon.
Een contract verbindt henzij kunnen elk
ander niet loslaten; er is meer toenadering
tot beider voordeel.
De patroon weet dat, zoo hjj de leerling
opleidt, hijzelf de vruchten er van plukt, de
leerling weet dat zjjne toekomst kan ge
borgen zijn.
Hoe geheel anders is dit bi] do bouwambach
tendaar is bjj een9 verbintenis de patroon
de leidende partij.
De patroon of werkbaas is verbonden aan
den leerling; hy moet zorgen voor zjjne op
leiding, niet alleen voor eeno technische, maar
ook voor eene zedelijke opleiding.
Kan hy den leerling dat onderwijs geven,
dat hy behoeft zonder zich aan groote opoffe
ringen bloot te stellen?
Is hy in staat of heeft hjj werklieden, die
in staat zyn een leerling te onderwijzen en
te leiden?
Mag hjj zjjn bestaan opofferen om onder
wijzer te zyn?
Moeten de patroons of werkbazen zeiven
hunne werklieden vormen, en moet die last op
hunne schouders gelegd worden, torwjjl voor
anderen dezorg van den Staat zich uitstrekt?'
AVaarom kan dit niet voor de werklieden zyn
zjjn zij minder of komt het er voor hen met
op aan hoe of waar of wat voor onderwjjs
zjj krygen?
Ook voor hen moet -de Staat zorgen; zij
vormen onze innerlijke kracht, zij zjjn de
industrie.
Men mag de patroons dor bouwambachten
niet belasten met die opleiding.
Niet alleen dat die opleiding onvolkomen is
voor de leerlingen, maar de werkbazen worden
er te veel door belommerd.
Daar is niet altijd voldoende werk om hen
bezig te houden en wie heeft er tyd, zoo er
veel werk is, zich met die opleiding te
belasten
De leerlingen eischen voortdurend zorg en
wie geeft zjjn tijd of dat van zijne werk
lieden of het materiaal ten beste, zonder
voordeel?
En dan, al legt zich een werkbaas toe om
leerlingen te vormen, kwoekt hjj ze toch
niet voor anderen; krijgt hy er later eenig
voordeel van, de leerlingen kunnen toch niet-
by denzelfden patroon biyven hangen; zij
moeten, om meer bekwaam te worden, veel
zien en ondervinden.
Eene werkplaats blyft altyd werkplaats,,
waar verdiend moet worden; het kan niet-
andersde werklieden en de patroons moeten
immers leven
Dat is de voornaamste factor, daar ailoa-
voor wijken moet, en dit kan niet opgeofferd
worden om er eene leerschool van te maken.
Het belang, dat er bestaat tusschen d»
patroons en de leerlingen op de fabrieken,-
is niet te vorgelyken by dat der patroons der
bouwambachten.
Voor de fabrikanten is het moeiiyk goede
werlieden te verkrijgen, ais er leege plaatsen
zyn, omdat ieder werkman in eene bepaalde
richting opgeleid is; ovenzoo is dit voor de
werklieden.
In de bouwambachten is dit anders; daar
is keur on keus van bazen en werklieden;
de band is daar losser; het gemeenschappelyk
belang bestaat daar niet.
Men kan van een werkbaas niet verlangen
zyne werklieden ook dan te houden, zoo er
geen werk is; zy kunnen niets in voorraad
maken, zooals dit by fabrieken plaats beeft.
Wat geeft dan een contract, waarmede men
zich verbindt leerlingen op te leiden, zonder
in staat te zyn hun voldoend werk te geven?
Voor fabrieken, groote werkplaatsen en
ander handwerk vinden wy het leerlmgscon-
tract een zegen, doch voor de bouwambach
ten komt het ons te drukkend voor; daar
zien wy geen resultaat; daar zal dat stelsel
de bouwambachten onverdiend bezwaren.
Wy weDschen dat de tyd spoedig komo,
dat onze Volksvertegenwoordiging hare kracht
aanwende om wetteiyke bepalingen vast te
stellen voor eene regeling van het ambachts-
onderwys, in dien geest als de concept-wet
van de Maatschappy t. b. v. B. dat bedoelt
en dat dan niet alleen voor de opleiding der
werklieden zal gezorgd worden, maar ook
voor hun ouden dag, waarvoor de „Nederland-
echo Fensioonvereemging voor Werklieden"
alreeds baau gemaakt heeft. Adr. -J. v. A.