CLAÜDIO MOROSINI.
Feuilleton.
regeling zou overwegen. Zorg voor het inter
nationaal verkoor is zoowel uit een interna
tionaal oogpunt als in ons eigen belang zeer
noodig. B(j eene volgende dienstregeling zal
hy trachten verschillende bezwaren op te
lossen. Voor de veiligheid wordt de meeste
zorg gedragen. De overige zaken zou hy
onderzoeken.
By de behandeling der spoorwegbegrooting,
verklaarde de minister aan den heer Van
Kerkwyk, dat het zyn voornemen was een
onderzook naar de middelen tot herstel van
de viaduct te Amsterdam op te dragen aan
eene commissie van ingenieurs.
De quaestie rees of de uitbreiding van het
station 's-Bosch behoort tot nieuwen aanlog,
zooals de hoer Lohman meende, dan wel tot
de voltooiingsworken, gelyk de heer Butgers
en de minister van oordeel waren.
Het amendement Lohman om het werk
onder „aanleg" te brengen, werd verworpen
met 63 tegen 23 stemmen.
Aan den hoer Schepel verklaarde de mi
nister dat het station Delfzyl in Januari of
Februari aanbesteed zal worden.
Do Spoorwegbegrooting is zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
Teruggekeerd tot de Waterstaatsbegrooting,
kwam de schipbreuk van de „Ango" ter sprake.
De heer Veegens vroeg of een onderzoek was
ingesteld en met welke resultaten. De heer
Rutgers, voorzitter der Noord-Holl.-redding-
maatschappy, verklaarde dat het materiëel zoo
goed mogelyk is, dat het personeel uitblinkt
door yver en goeden wil, maar dat het niet
geoefend is in roeien. Daaraan is echter niets
te doen met het oog op onze visschersbevol-
king, die op zee is. Moest men een vast corps
aanstellen, hot zou aan wal demoraliseeren.
De schipbreuk te Scheveningen is aan niemand
te wyten, noch aan 't personeel, noch aan de
reddingmaatschappy, maar uitsluitend aan
't feit, dat de kapitein niet nog een uur langer
in zee bleef en de eb afwachtte voor de stran
ding. Het beschuldigen der Scheveningers
noemde hy onberaden en voortvloeiende uit
gemis aan kennis. Schandolyk zou het zelfs
moeten heeten als 't niet voortsproot uit
medeiyden met de schipbreukelingen. De
minister verklaarde met zyn ambtgenoot voor
marine de organisatie van 't reddingswezen
te overwegen.
Voorts is verworpen met 46 tegen 41
stemmen een amendement om voort te gaan
met de uitgaaf van het landbouwverslag. Het
geheolo hoofdstuk Waterstaat is zonder hoof-
delyke stemming aangenomen.
By het hoofdstuk Koloniën verklaarde de
heer Do Beaufort zyne stem aan do begrooting
to zullen onthouden wegens gemis aan ver
trouwen in den minister inzake de benoeming-
Sol, de opheffing van de opiumpacht in Atjoh,
zyne denkbeelden omtrent den Islam en zyne
hartstochtelyke beiydenis van geloofszaken.
De heer W. K. Van Dedem verklaarde
namens enkele (liberale) vrienden voor dit
hoofdstuk te zullen stemmen. De minister
heeft aan de Eerste -Kamer beloofd, zich van
rechtstreekscbe ondersteuning van het zen-
dings- en bekeeringswerk te zullen onthou
den. Toch kan spr. geen politiek vertrouwen
uitspreken. Hy wil in don politieken toestand
niet de middelen weigeren om de adminis
tratie te voeren, maar's ministers belangryke
4) Naar het Duitsch van
F. VOS ZOBELTITZ.
Eenige weken later verscheen Filomela
met rood geweende oogen op het bureau van
den burgerlyken stand en overhandigde den
burgomeester der stad een langen, uit Genua
gedateerden brief van Marguerita Remi, waarin
deze haar voormalig kamermeisje mededeelde,
'dat Morosini aan eene heete koorts gestorven
was; het paleis Grimani moest tot nader order
gesloten worden, Filomela zelve echter by
hare meesteres te Genua komen.
De burgemeester deed, wat hy naar aan-
loiding van deze aangifte noodig achtte. Hij
liet, daar hy nog geen officieel bericht had
ontvangen, dat Signorina Remi de wettige
erfgenamo van Morosini was, het paleis Gri
mani van overheidswege sluiten en de groote
deuren verzegelen. Vervolgens snelde hy, wel
wetende dat do overledene een groot vriend
van den doge was, naar Moncenigo, wien hy
het treurige feit mededeelde. De doge was
dan ook zeer bedroefd en wydde den dooden
vriend een stillen traan. Filomela echter ver-
ontwerpen en daden afwachten. Wat de op
heffing der opiumpacht in Atjeh betreft,
daaromtrent heerseht misverstand en voor
handhaving van het beginsel der neutraliteit
in Indië is de geheele Regeering verant-
woordelyk.
De heer Domela Nieuwenhuis, ofschoon
tegen de Indische begrooting gestemd heb
bende, zeide voor dit hoofdstuk te zullen
stemmen, ter wille van den persoon des
ministers, die niet als zoovele anderen by
het binnentreden van zyn departement denk
beelden van recht en billijkheid heeft prijs
gegeven. Als biyk van vertrouwen zal hy
voor de begrooting stemmen. Hy hoopt dat
do minister zichzelf zal blyven en niet een
anderen toon zal aanslaan. Gewaardeerd moet
het worden dat iemand onrecht onrecht blyft
heeten tegen den wil van anderen. Men streve
naar wat men het beste acht. Beter onpar
lementair voor recht te staan, dan parlemen
tair togon recht. Boven Kamerlid en minister
staat de mensch, wiens hoogste bewustzyn
moet zyn, zyn plicht te hebben gedaan.
De minister dankte de sprekers van Hoorn
en Schoterland voor hun steun en verleend
vertrouwen. Aan den heer De Beaufort zeide
hy, dat hy, om de waarde van diens betoog
niet te verminderen, zich refereert aan het
gesprokene by de Indische-begrooting en
vroegere parlementaire redevoeringen (gelach
rechts). Ten onrechte beweerde de heer De
Beaufort dat de opiumpacht in Atjeh reeds
zou zjn opgeheven als dit van den minister
afhing. Hy heeft geen last willen geven tot
intrekking der opiumpacht in Atjeh, maar
machtiging gevraagd van den Koning om
daartoe over te gaan, als de Indische
regoering daartegen geen bezwaar
had. Dit kan geene daad van onvoorzichtig
heid zyn. De tweede onjuistheid betreft de
opmerking naar aanleiding van den brief van
prof. Gunning. Deze heeft de juistheid der
door den minister by zyne beschouwing over
de Herv. kerk aangehaalde woorden niet ont
kend en de minister heeft dus slechts herhaald
het oordeel van dien hoogleeraar 20 jaar
geleden.
De rede van den heer De Beaufort getuigde
dat ook deze den nationalen karaktertrek had,
door hem zelf in een „Gids"-artikel geschetst,
nl. van alleen de zwarte schaduwen te zien.
Door zyn schrik voor den minister van kolo
niën, vergat de heer De Beaufort de voordeelen
van het Kabinet, bestemd om de constitu
tioneele rechten en instellingen te handhaven
en te ontwikkelen. Van zyne eigen onkunde
en armoede van geest was niemand meer
overtuigd dan de minister zelf, maar één ding
had hem genoopt zyn ambt te aanvaarden,
het besef dat hy in de ure des gevaars zyne
party niet mocht prysgeven, overtuigd dat
hy, wat hem tekort kwam, wat hy miste, wat
hy niet kende, zou vinden by zyn God, dien
hy boven, naast en om zich had, die alles
kent en weet.
Door den heer Gleichman werden hierop in
herinnering gebracht verschillende redevoerin
gen des ministers, drie over het Heilig Ver
bond, ééne aandringende op eene algemeene
bedevaart, ééne by de wet op het regentschap
der Koningin, en ééne by de Grondwetsher
ziening, welke hy meende dat orde en rust
in gevaar kon brengen.
liet reeds den volgenden dag de stad, en tege
lyk met haar verdween Aloyso, de gondelier,
een feit, waarom men zich zeer weinig be
kommerde.
Een half jaar was sedert Morosini's dood
verstreken, toen de Venetiaansche autoriteiten
bericht kregen van eene verschrikkeiyke mis
daad. By het westelyke uitgangspunt van het
Groote Kanaal, by de zoogenaamde Punta
della Salute, was een vreeselyk verminkt men-
schenhoofd opgevischt. De door wit haar om
lijste schedel vertoonde eene gapende wonde,
welke in elk geval door middel van een stomp
voorwerp toegebracht waseveneens was het
neusbeen verpletterd en het geheele gezicht
door messteken wreedaardig verminkt en on
kenbaar gemaakt.
Volgens Venetiaansch gebruik, werd het
menschenhoofd, nadat men het in een met
wyngeest gevuld glas gezet had, op een tafel
in het paleis van den doge voor een ieder
tentoongesteld. Uitroepers verkondigden dat
ieder, die iets van dit hoofd en de begane
misdaad wist, zich by het gerecht moest aan
melden. Weken verliepen, heel Venetië stroomde
naar het paleis van den doge, maar geen mensch
kon eenige opheldering geven omtrent het raad
selachtige hoofd.
Na verloop van eene maand vroeg een be-
Daarna werd het hoofdstuk Koloniën aan
genomen met 70 tegen 18 stemmen.
Tegen stemden de heerenZylker, De Beau
fort, Rutgers, Boreel, Gleichman, Van Kerk
wyk, Zaayer, Hintzen, Van Osenbruggen,
Mees, Heldt, Viruly, Goekoop, Levyssohn
Norman, Borgesius, Van Delden, Van der
Feltz en Dyckmeester.
Te ruim halftwee hedennacht werd de ver
gadering verdaagd tot hedenochtend te elf uren.
Gemengd Nlesvra.
De Haagsche rechtbank behan
delde gisteren de volgende zaakIn het laatst
van September dezes jaars verscheen by een
student te Leiden een man, die vertelde, dat
hy zooveel had te danken aan den vader van
dien student en nu, uit dankbaarheid, aan den
zoon kwam aanbieden eenige druiven enz.
Hy verkeerde tegenwoordig in goeden doen,
wyi hy voor het geld, indertyd hem geschon
ken, eene kar had kunnen aanschaffen, waar
mee hy nu te Leiderdorp een handel in
aardappelen dreef.
Toch zou hy, wanneer hy 10 had, een
aardigen inkoop kunnen doen en dat bedrag
vroeg hy nu ter leen.
De student koesterde geen wantrouwen en
gaf het gevraagde.
Eenige dagen later kwam de man terug,
telde de tien gulden uit, maar beweerde nu
als hy er nog ƒ15 by had, dan zouden de
zaken eerst recht goed gaan.
De student aarzelde ook nu niet en gaf
wederom het gevraagde en zag den man
nooit terug.
De zaak werd „aangegeven" en nu stond
de man terecht. Hy was wel een oude bekende
van de justitie, want te Rotterdam was hy
veroordeeld tot 9 maanden, te Amsterdam
voor één jaar, te Haarlem voor twee jaren
en steeds voor dezelfde feiten.
Wegens oplichting vroeg nu het O. M. ver
oordeeling tot twee jaar en zes maanden. De
verdediger mr. Kappeyne Van de Cappello
zag hier geene oplichting, maar eene gewone
geldleening of vermomde bedelary.
Voor oplichting toch worden gevorderdlis
tige kunstgrepen of een samenweefsel van
verdichtselen, terwyl de leugens van dezen be
klaagde zóó klaarblykeiyk „leugens" waren
geweest, dat geen „goed huisvader" er in
had kunnen loopen. Hy vroeg dus ontslag
van rechtsvervolging.
Het gerechtshof te 's-Hage behandelde
tevens de zaak van den gewezen conducteur
der H. IJ.-S.-My., door de Haagsche recht
bank veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf
wegens verduistering, door een aantal plaats-
bewyzen, welke hy van de reizigers moest
in ontvangst nemen, opzottelyk by herhaling
en wederrechtelyk zich toe te eigenen en ten
eigen bate te Leiden te verkoopen of te doen
verkoopen.
Het O. M. meende dat de opgelegde straf
volkomen onevenredig was met het gepleegde
feit en requireerde bevestiging van het vonnis,
met uitzondering der opgelegde straf en deze
te verdubbelen en alzoo te brengen op 2 jaar.
Mr. W. A. Paap, advocaat te Amsterdam,
meende dat hier geene verduistering had
plaats gehad. Volgens hem werd eerst, wan
neer van zoodanige reeds gebruikte kaartjes
kende dokter het menschenhoofd ten behoeve
van een nieuw, zeer nauwkeurig onderzoek.
By deze gelegenheid werd er eene ontdekking
gedaan van groot gewicht. De dokter vond
tusschen de in de schedelwonde ingedrukte
haren, een klein stukje papier, dat waarschyn-
lyk als papillot gediend had. Het was zonder
twyfel afkomstig van een ouden, verscheurden
brief, want het bevatte nog eenige duideiyk
leesbare woorden, en wel de volgende:
„....zal nooit weer in uwegeloof my
dan is don Felicio Sorba eenuw altyd
getrou.
Deze vier woordgroepen stonden onder el
kaar rechts en links, zoowel boven als onder,
toonden duidelyke sporen, dat het papier ver
scheurd was.
De ontdekking was inderdaad van gewicht.
Op verzoek der rechtbank nam de hooge raad
de zaak ter hand en deed het fragment van den
brief door een graveur reproduceeren. Tevens
zag men naar den daarin genoemden don
Felicio Sorba om. De naam Sorba kwam in de
Venetiaansche bevolking veel voor, maar de
dragers daarvan behoorden over 't algemeen
tot het proletariaat, terwyl uit den titel „don"
de gevolgtrekking moest worden gemaakt, dat
die Sorba, waarvan in den brief gesproken
werd, tot eene voorname familie behoorde.
gebruik werd gemaakt, misdryf gepleegd en
zou bekl. in zoodanig geval alleen medeplich
tige wezen. Pleiter concludeerde tot vryspraak
omdat het feit, waarvoor is gedagvaard, niet
aanwezig is; subsidiair tot het opleggen eener
lichtere straf.
In beide zaken werd de uitspraak bepaald
op 27 dezer.
Uit Katwyk aan Zee schryft
men ons heden: Gisteravond, omstreeks elf
uren, zagen eenige zeelieden, dat eene boot
tusschen Katwyk en Noordwyk met den kop
op de bank zat. Spoedig waren de mannen
met eene sloep de watering uit, maar, toen
z.y goed en wel in zee waren, zagen ze dat
de boot weer vlot was geworden en Noord
opging.
Twee der eereleden van he
feestcomité bij de viering van den gedenkdag
op 30 November jl. te Scheveningen, de 91-
jarige heeren M. Beekhuizen en A. v. d. Toorn,
die nog getuigen waren van de aankomst
van den Prins in 1813 en by den jongsten
optocht in een rijtuig don historischen stoet
volgden, zyn dezer dagen overleden.
Op d e Nederlandsche zinkfabriek
van den heer A. D. Hamburger te Utrecht,
hebben eenige buitenlandsche arbeiders het
werk gestaakt om een verschil over bet loon.
De landbouwer H. v. K., uit Echt,
heeft het ongeluk gehad, naby Reydt onder
eene zwaar beladen kar te geraken, met het
gevolg dat hij inwendig zwaar gekneusd werd
en eenige dagen later aan de gevolgen daarvan
overleden is.
In de g 1 a s b 1 a z e r y e n van Sainte-
Marie d'Oignies, zoo wordt uit Namen gemeld,
heeft een groot ongeluk plaats gehad. De
heer Miest, onder-directeur der werkplaatsen,
kwam terecht tusschen een muHr en eene
smeltovenopening en was terstond een lyk.
Men is den v o o r t v 1 u c h t i g e n
Paryschen wisselagent Bei nog altyd niet op
't spoor. Het biykt nu dat de heer Bex niet
zoo jong was als eerst beweerd werd. Hy
telt vyf en veertig jaar, is gehuwd en heeft
twee dochters. Hy bewoonde een groot huis
en had een buitengoed te Meulan.
In 1887 had hy zyne plaats op de beurs
gekocht. Maar in den laatsten tyd bemoeide
hy zich weinig meer met deze zaken. Hy
voelde het onheil naderen en daar hy geene
mogeiykheid zag het te keeren, bleef hy weg
en liet de leiding geheel over aan zyn com
pagnon Tournadre, die nu in hechtenis is.
Het passief wordt thans begroot op 8 mil-
lioen. De familie beweert dat Bex met niet
meer dan 400 fr. is vertrokken.
BUITENLAND.
Erankryk.
In de gisteren door den Senaat gehouden
zitting trok de heer Léon Say zyn voorstel
in, om de rede van den heer Challemel-Lacour
deor aanplakking in geheel Frankryk bekend
te maken. Gelyk men weet, wees hy daarin
op het gevaar, dat voor Frankryk in de Bou-
langistische beweging dreigt. „Na voor hon
derd jaren een vorstenhuis verdreven te hebben,
dat Frankryk grooten roem heeft aangebracht,
staat het land nu op het punt zich door den
minsten man onder de voeten te laten treden
riep de senator den vorigen dag toornig uit,
Nu wist men in den raad van tienen wel, dat
de Sorba's een groot en adellyk Genueesch
geslacht waren, dat in de politiek der Noord-
Italiaansche republieken sedert langen tyd
eene eerste rol gespeeld had. De hooge raad
richtte zich daarom onder mededeeling van
het feit tot de autoriteiten van Genua met de
diplomatieke bewering, dat het voor de patri
ciërs der zuster-republiek toch in elk geval
van belang moest zyn, een zyner geachtste
namen te bevryden van den blaam, welken het
noodlottige fragment daarop geworpen had.
In plaats van te antwoorden, kwam op zeke
ren dag de president van den senaat van
Genua, don Domenico Sorba, als oudste drager
van dezen voornamen naam, in eigen persoon te
Venetië, om voor den hoogen raad de volgende
verklaringen af te leggenEr is maar één
don Felico Sorba tusschen Po en Etna, en dat
is myn jongste zoon. Hy was tenminste myn
zoon, want hy is het niet meer, sedert hy zy-
nen vader en zyne familie verlaten heeft, om
Marguerita Remi, de nicht van myn hevigsten
vyand, den voormaligon senator in den raad
van Genua, door Claudio Morosini, te huwen.
Wordt vervolgd).