N'. 8322. Mauiidag»- lO November. A°. 1888. §eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. Scheurkalender 1889. Het Instituut-Pasteur. iPeuilleton. Brandtmann's Dochter. Leiden, 57 November. TlwCuB DEZER COURANT: YOf-: leider per 2 ta&a&den1.10. 1 - -se per post1.40. .\:A0jV.e;!^k£ Non m era0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Yan 1—6 rogels 1.05. Iedere regel meeT 0.17fr. Grootere lettere naar plaatsruimte. Yoor het in- caeaeeren buiten de etad wordt 0.10 berekond. Aan onze Abonné's zal in do volgende maand, evenals vorige jaren, tegen zeer geringen prys, een SCJïKl'RKAliliXasiill worden aange boden. Wat betreft uitvoering en scbild, laat ook deze kalender niets to wenschen over, zoo dat de abonné's in staat zullen worden gesteld zich voor 1889 wederom van een uiterst netten gcSteui'Sralciuler te voorzien. Deze week vond te Parys, in tegenwoor digheid van president Carnot, enkele miriis ters, de hoeren J. Ferry, Leon Say, Spulier en vele autoriteiten, de inwijding van het Instituut-Pastour plaats. By de inrichting van het gebouw is het aangenamo aan het nuttige opgeofferd. „Ik wil niet verklaarde Pasteur aan den architect, met de uitvoering der bouw plannen belast „aanleiding tot de meening f geven dat een gedeelte dor inschrijving voor - het instituut bestemd werd om my eene f! nke eigen woning te verschaffen. Zorg voor goede, luchtige, ruime werkplaatsen, waar licht en lucht vrij kunnen binnendringen." Alles gobeurde naar wensch van den beroem den geleerde. Het instituut bestaat uit tweede flinke go bouwen, hot eene mot zijn voorgevel naar de Rue Dudot, het andere naar de Rue dee Fourneaux. Zy zyn samen door eene galery verbonden, welke desnoods als zaal voor het houden van voordrachten kan gebruikt wor- den. Het gebouw in de Rue des Fourneaux is aldus ingericht: in de benedenverdieping bevinden zich do zalen voor de patiënten, lijdende aan hondsdolheid, en de vertrekken voor algemeonon dienst. Op de eerste ver dieping zjjn de laboratoriën van onderwys verdeeld in twee afdeolingen: in de eene houdt de heer Roux toezicht op de studie der microbic généralein de andere regelt do hoer Duclaux do studie der chimie biologique. Op do twoedo vordieping vindt men de labo ratoriën van onderzoek, eveneens in twee afdeelingon gesplitst. Tot do zalen, voor de aan hondsdolheid lijdende personen, die Pastours hulp inroepen, bestemd, behooren de wachtkamers, de ver trokken, waar de patiënten ingeschreven worden, waar inentingen plaats hebben, de 21) Novelle. Naar het Duitsch van Gravin M. Keyserling. De dorpelingen wenden geen oog meer af. Velen zouden gaarne helpen, als zy den moed er toe gevoelden. Mining overlegt niet meer of zy kracht genoeg zou hebben. Zy kan niet langer werkeloos staan. Niemand houdt haar meer terug. Het water spat om haar heen. Eene yzige koude grypt haar aan en het schuim verhindert haar iets te zien. Eène schuit komt er op haar af. Haar naam wordt genoemd: Mining! Zy doet haar best om te zien wie er in is. Fred Winners. „Roei toch voort!" roept zy hem toe. „Wat talm je? Zy wachten je in doodsangst." „Kom in de boot." „Noen, het wordt te zwaar." „Hendrik! Hendrik Kraft! Dan sta God je by 1" Wat meende by daarmee? De boot schiet vooruit; Mining voelt zich door een aim omvat ea te midden der schuimende waten n door stroomt haai' een gevoel van zaligheid. zalen voor do aan toevallen lydenden, de gewonden, de bowaarplaatssn voor het archief en eindeiyk nog twee zalen, bestemd voor de toebereiding van de vaccinestoffen en het eonservearon van deze stollen. De laatste zaal, waar eeno constante temperatuur moet heer- schen, heeft dubbele ramen en vensters en wordt door eene byzondero inrichting verwarmd. In hetzelfde gebouw bevindt zich nog eeno zaal voor het houden van voordrachten, met een laboratorium verbondenverder nog andero werkplaatsen, een photographisch atelier on een aquarium. Naast de verschillende labora toriën voor de afdeelingen der microbic générale en der chimie biologique liggen ruime zalen, waar de studenten gemeenschappelijk kunnen arbeiden. Buitenlandschen geleerden staat de toegang tot het instituut vryeljjk open; zy kunnen daar aan de werkzaamheden deelnemen. Roeds heeft doctor Gamaleïa machtiging daar toe gevraagd en is eeno werkplaats in de afdeelingen dor „onderzoekingen" te zijner beschikking gesteld. Door alle denkbare mid delen is het werk der professoren en leerlingen vergemakkelykt; oveial vindt mon -verzame lingen en werktuigen, door hen bonoodigd. Alle vertrekken worden door eene stoommachino verwarmd, welker schoorsteen zich 33 meter hoog in den tuin van het instituut verheft en waaromheen zich kleino gebouwtjes scha renschaapskooien, honden- en konijnenhok ken enz. In het tweede gebouw, dat op de Ruc Dutot uitkomt, is ter rechterzyde beneden en op do eerste verdieping do woning van den boer Pasteur. De inrichting is zeer eenvoudig. Slechts in do eetzaal ziet men een buitengewoon fraai geoeeldhouwden schoorsteen. Verder bevinden zich nog in dit gedeelte verschillende werk plaatsen, uitsluitend ton gebruike voor den directeur van het instituut en do bureelon. Aan de linkerzyde bevindt zich debibliothoek, waar nu by de opening do ofüciëele ontvangst plaats had. Vóór hot gebouw is Woensdag een bronzen standbeeld geplaatst, „de schaapherder Jupille," door den beoldhouwer Truffot ontworpen. De schaapherder Jupille, een der eerste volgens de méthode Pasteur ingoënten, doorstond eene vreeselyke worsteling mot een woedenden wolf, wolke twee kinderen had aangevallen. Het instituut werd ingewyd met eene rede voering van don heer Bertrand, secretaris van de Academie van Wetenschappen. De zoon van den heer Pasteur las, namens zyn vader, eene rede voor, waarin de inrich- „HendrikBen je nog hier?" „Koer om, Mining! Dat is geen weg voor eeno vrouw." „Ga met my, dan zal het zyn alsof ik over bloemen ga," zegt zy zacht. „Neen, je gaat terug." Hy zegt het vastbe raden en leidt haar zooals hy wil, en zy laat hem begaan. Misschien blyft hy by haar misschien 1 Die wensch is sterker dan het medeiyden, dan de moed, welke haar voortdreef. Neen! Hy verlaat haar, reeds voordat zy hare oude plaats heeft bereikt, zonder aarze len. Een haDddruk, dan is hij weg. En zy staat weer onder de menschen, een zaam, mot een gevoel alsof haar hart is ver steend en dringt met geweld de tranen terug, welke hare oogen verduisteren. Brandtmann staat voor het huis van de barnsteenzoekstor. De vloed heeft de vensters ingedrukt en stroomt naar binnen. Het in de lucht hangende kind laat zich los en valt in het water, maar Brandtmann bereikt het en edt het in de boot. Hy keert terug en draagt ook de beide andere kindoron, die zich in hot water laten glyden, naar de boot van Fred Wörmers. Er is geene uitdrukking in zyne oogen; zjjn blik dwaalt, alsof hy niets zag, maar hy staat vast als op den beganen grond. ting van het gebouw werd boscbreven. Pre sident Carnot drukte den heer Pastour de hand on benoemdo do hoeren Grancber en Duclaux, Pastours medewerkers, tot officier van hot Legioen van Eer. Het instituut prykt met de busten van de voornaamste inschryvers: do czaar, mme. Boucicaut, mme. Furtado-Heino en Laubespin. Het gebouw heeft l'/j millioen gekost en er is nog 1 millioen over; do rente daarvan, plus het subsidie van het Ryk, is nog niet voldoende orn de kosten van onderhoud, personeel, enz. to dekken. Door do geneeskundige staatscommissie alhier is voor het eerste gedeelte van het arts-examen toegelaten de heer C. C. Vermaas. Gedurende do afwezigheid van don luit.- kolonel Bloem, is de kapitein Rutten belast met het bovel over het 2de bat. -tderogt.inf. alhier. Bij den heer G. C. Vissor, te 's G raven- hage is een boekje uitgekomen, getiteld „Bloemen", byeenvorzameld door S. M. Hof stede De Groot. Het is een boekje, zooals er reeds volen bot licht gezien hebben; het bevat voor olken dag des jaars een gedicht, oene spreuk of eone schoono gedaebto en biedt tevens de gelegenheid aan, naast de data aanteekeningon to maken. De uitvoering is netjes en vooral kan dit gozogd worden van het bandje, waardoor hot boekje is omkleed. Een ander werkje, by den hoer Visser vor- schencn en getiteld „Levenswoorden", door T. C. Van der Kulk, bevat eene verzameling dor schoonste gedachten of uitspraken van boteckenisvolle mannon op elk gebied, welko men van tyd tot tyd moet inzien, vooral als men een woord van opwekking noodig beeft-, als hot gevoel van onvoldaanheid te sterk wordt en men aan zyn plicht moet herinnerd worden. „Levenswerk", door T. C. Van der Kulk, en mede verschenen by genoemden uitgever, is eene gewyzigde uitgave van hetgeen reeds vroeger werd aangeboden. Allen aanstoot op godsdienstig gebied heeft de schrijver gotracht te vormjjden. Hy doet een beroep op allen, die hot leven boschouwen als eene ernstige zaak, het leven, dat eeno kunst is, wolke geloerd kan en moet worden. Ook beide laatste werkjes zyn van een fraai bandje en, ovonals het oersto dat is, van verguld op snee voorzien. In de gistermiddag gehouden vergade- Niemand doet hot hem zoo na: dat weten allen en menigeen is geneigd te gelooven dat de storm en het water Brandtmann niet kun nen schadenvoor hem is het geono kunst het gevaar te trotseeron. Fred Wörmers gelooft het niet. „Kom in de boot!" roept hy. „Nu is het genoeg." Maar Brandtmann wendt zich weer van hem af. „Er is er nog een in," zegt hy. „De waanzinnige? Wil je haar redden? Zy zal je «order vermoorden dan dat zy het huis met je verlaat." „Breng de kinderen aan land en kom terug om my en de vrouw te halen," zegt Brandt mann. „Laat het er bij!" roept Wörmers hem nog toe. Er is al iemand in, die sterker is dan gij." Hoort Brandtmann hem niet door het loeien van den storm Hy werkt zich door het schuim. Het huis is open; de deur dry ft. Het water spat tot aan de zoldering. Hoort hy niet eene mannenstem twsschon hot kryschen van de waanzinnige? Duidclyk verneemt hy het niet. De koe brult en stampt in den stal; de wind fluit door kamers on gan gen en do vloed werpt de meubelen om. Een oogenbük gevoelt zelfs de oude man een ring der vereeniging tot ondersteuning der Hoogduitsche Opera te Rotterdam, deelde de voorzitter mede dat voor /'8300 aan subsidie voor drie jaar was geteokend, terwyl ook de genomen reductiekaarten en abonnementen ver beneden de raming waren gebleven. De vereeniging heeft nu besloten geene vergade ringen meer te beleggen, maar over veertien dagon de som, waarvoor nog mocht zyn ge teokend, aan de da'gbladen mede te deelen. Wanneer het echter zoo gaat als tot heden, zullen de uitslag en het antwoord van den heer Von Bongardt niet twijfelachtig zyn. De „Huisvrouw" waardeert alleszins het ontwerp op vrouwen- en kinderarbeid. Maar het blad komt er tegen op dat de vrouwen gelykgesteld worden mot onmondigen, alsof zyzelven niot in staat zyn voor hare be langen op te komen. Met de goede bedoeling om voor hare belangen te waken, beporki men hare vryheid. De „Huisvrouw" vreest dat vele vrouwen en meisjes door oen volstrekt verbod van nachtarbeid, onder alle omstandigheden, in haro broodwinning zullen worden benadeeld. Wanneer er noch uit het oogpunt van ge zondheid, noch uit dat van zedeiykheid eenig b:zwaar is, wat kan dan het verbod recht vaardigen? En wat te zeggen van do bepaling, waarby vrouwenarbeid binnen vior weken na de be valling verboden wordt? Zy getuigt voorzeker van eene toedero bezorgdheid voor de vrouw, maar bobooren zulke bepalingen wel in eene wet thuis? Waar is de grens, wannoer de wetgever zijne goede zorgen zóó ver moot uitstrekkenDe overdreven zorg heeft waariyk iets vernederends. Zy behandelt groote men schen als kinderen. Bovendien is de maat regel een halve maatregel, omdat wel ver boden wordt arbeid in fabriek of workplaats, maar geenszins andere arbeid. Morgen, Zondag, wordt in don „Nieuwon Rott. Schouwburg" eene Foestvoorstelling go- geven, gewyd aan de nagedachtenis van den Tooneelspeler Froderik Rosonvoldt, die op 13 November 18513 inhetblyspel „De twee Grena diers of het Misverstand," in den Rotterdam- 3chon Schouwburg grooto goestdrift wist te verwokken door het zwaaien van zynen, met Oranjelinten versierden hoed, voor welk foit hy nog denzelfdon nacht door de Fransche politie van 't bed gelicht en naar Frankryk gevoerd werd, van waar hy eerst zes maan den later in het vaderland terugkeerde. Ver toond wordt nu hetzelfde blyspel: De twee Grenadiers of het Misverstand, van J. Patrat. schrik voor de woeste vernielingskracht. Klinkt niet do stem van don dood in het loeien van den storm? Waarom komt hem eensklaps het kalme leven voor den geest, zooals hy hot vóór jaren gekend heeft?.... De stille, huiselyke vrede, wolke slechts door gelukkige stemmen werd gestoord waarom denkt hy er nu aan? Waarom ziet hy die vrooiyke gezichten, de liefhebbende, glimlachendo vrouw juist in deze woestenij? En waarom gevoelt hy nu zulk een onuitsprekelyk verlangen naar hen? Hoor 1 klinken in don storm ook niet hunne stemmen, wolke hem foppen, hom tot zich lok ken? Een luide kreet van "ie waanzinnige brengt hem tot bezinning. Voorin'.' Waarom talmt hy? Brandtmann doet eene schrede; dan staat hy weer stil. Een man verschynt in de opening van de deur. Hy draagt oene vrouw, maar zy ver weert zich en worstelt met hom. Hy kan haar niet houdenzy springt terug en hy wendt zich om. Dan volgt een doffe kreet, en bloedend, wankelend verschynt de man alleen weer in de deurde krankzinnige werpt hom nog een mos na, maar het vliegt hem voorby en zinkt in het water. De gewonde giydt uit. Slot volgt).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 9