•daagde, biykens zijn beroepsbrief, in November
1885 tot predikant, was beroepen en geeue
enkele reden was aangevoerd, waarom hy de
pastorie zou moeten ontruimen. Nadat eischers
daarop de kennisgevingen hunner benoemin
gen, alsmede do verklaringen dat zy die be
noemingen aannemen, in het geding gebracht
hadden en de zaak bepleit was, wees de
rechtbank den 2Ssten Februari van dit jaar
een vonnis, waarby de beide door den ge
daagde opgeworpen excepties verworpen wer
den, verklaard werd dat de eischeres, de Ned.-
Herv. gemeente te L., eigenares is van de
pastorie en dat de eischer sub. 2o., ds. Pyzel,
recht heeft op het gebruik dier pastorie.
Voorts werd ds. Vlug veroordoeld de pastorie
te ontruimen en ter vrjje beschikking van de
eischers te stellen en tevens om aan hen do
kosten, schaden en interessen, welke de
eischers sedert do dagvaarding geleden had
den en nog zouden lyden, te vergoodon.
Do grieven tegen het vonnis der Haagsche
rechtbank werden in hooger beroep toegelicht
door den advocaat van ds. Vlug, jhr. mr.
Witsius H. De Savornin Lobman, te 's-Hage.
Zyn betoog strekte om te doen uitkomen dat
de reglementen, waaraan de kerkeiyke auto
riteiten hare bevoogdheid wilden ontleenen om
te handelen geiyk zy gedaan hadden, niet
togon den appellant konden worden ingeroepen,
en dat, al kon zulks wel geschieden, dan nog
niet zoude biykon van afscheiding door woord
en daad, zoodat er geene vacature te Leider
dorp bestond. In een historisch betoog zette
pleiter uiteen welke de rechtstoestand was dor
Nederl.-Horv. gemeenten vóór het horstel onzer
onafhankelijkheid en trachtte te bewyzen dat
aan het by besluit van koning Willem I voor
het bestuur der Ned.-Herv. kerk gearresteerd
algemeen reglement, dat nader gewy'zigd werd
door do Algemeene Synode, zynde die wyzi-
ging bekrachtigd by kon. besl. in 1852 en
aan al hetgeen daaruit is voortgevloeid, geene
verbindende kracht mag worden toegekend,
aangozion de Koning niet bevoegd was om
een dergelyk reglement vast te stellen en
aan de kerk, welke nooit in de gelogenheid
gesteld was de aannoming daarvan te weige-
geren, te geven. PI. bracht daarby in herin
nering hoe tegen die daad meermalen gepro
testeerd was. Wat het tweede punt betrof,
meende pl. uit synodale circulaires te kunnen
aantoonen dat de bewering, dat ds. Vlug
getoond had zich door woord en daad af te
scheiden, ongegrond was en dat intogendeel
bleek dat hy tot de kerk wilde bly ven behooren.
Tegen deze stellingen werd door mr. F. Was,
den advocaat der geïntimeerden, in het mid
den gobracht dat do daad van Koning Wil
lem I zeer zeker der kerk tot voordeel is
geweost en dat hoe men ook oordeele over
do al of niet vorbindbaarheid van het besluit
van 1816 de Ned.-Herv. kerk dat regle
ment als den grondslag van haar bestaan
heeft aangenomen en gedurende meer dan
zeventig jaar nageleefd en opgevolgd, en dat
ook de appellant zulks erkend heeft door
eene bediening te bokleeden, welke hem uit
krachte van dat reglement was opgedragen.
Pleiter meende dus dat de verbindende kracht
van genoemd reglement en de daaruit voort
gevloeide reglementen en verordeningen niet
meer kan worden betwist. Mr. Was trachtte
voorts aan to toonen dat do appellant zich-
zeiven door zyne gedragingen buiten de kerk
gesteld had en als onafscheidbaar gevolg
daarvan zyne hoedanigheid van predikant vor-
loor. Al beweerde nu de appellant dat hy
zich niet wilde afscheiden van do Ned.-Herv.
kerk, pl. was van oordooi dat zyne geheele
houding in stryd was mot zyne boworing en
betoogdodat, wanneer men zich, gelijk ds. Vlug
gedaan had, onttrok aan de Synodale regle
menten, men tevens ophield te behooron tot
de Ned.-Herv. kerk.
Do conclusie van den advocaat-generaal
mr. A. Telders deden wy later mede.
Oemeigd Nlenwa.
Er wordt van verschillende
z'yden met het oog op het naderend St.-Nico-
laasfeest van onze ingezetenen het een en
ander gevraagd. Voor zulke doeleinden kan
naar o. i. niet te veel worden gevraagd ea
wy juichen daarom hot plan van het bestuur
dor bewaarschool aan de Garenmarkt ten
zeerste toe om ook dit jaar te trachten den
daar schoolgaanden kinderen een prettige dag
te bereiden, opdat ook die kinderen zich wer-
koiyk verheugon kunnen als zy spreken over
het ophanden zynde feest.
Moge het bestuur daartoe door velen in
staat gosteld worden!
De rechtbank te s-G ravenhage
veroordeelde heden de heeren v. H. en D.,
ter zake van tweegevecht elk tot 3 dagen
gevangenisstraf.
De rechtbank overwoog dat het toebrengen
van eene wond door eigen schuld, redenen op
leverde tot het opleggen van eene lichte straf.
Do gevangenbewaarder uit Leiden, die
terechtstond wegens verzet tegen eene militaire
patrouille, werd vrygesprokende telegraaf
bode terzelfder zake tot 25 gulden boete ver
oordeeld.
Diefstal van spoorwegkaarten. Driejaren
lang, aldus verklaarde een der hoofdambte
naren by de Holl. IJzeren-Spoorweg-Maat-
schappy, was men by 't bestuur der maat-
schappy overtuigd dat met spoorwegkaarten
fraude werd gepleegd, doch tevergeefs zocht
men naar den of de daders.
Op 14 Juni van dit jaar echter werd ont-
dokt dat zekere chef-conducteur, in stryd met
de voorschriften der maatschappy, die ge-
lyk bovenbedoelde hoofambtenaaar en de chef
van het station Leiden verklaarden bevelen,
dat de van de reizigers ingenomen spoorweg
kaartjes in bussen aan de treinen of aan do
chefs der eindstations moeten worden afge
geven, aan het station Leiden 8 dergelyke
nog geldige kaartjes in zyn bezit had. De
getuigen toonden aan hoe men die nogmaals
gebruiken kon.
Uit het nader onderzoek bleek dat deze
conducteur dergelyke kaartjes aan een spoor-
looper voor een kwartje per stuk verkocht
en deze bracht ze weder aan den man, hoewel
hy op eene vraag van een inspecteur van
politie, met het onderzoek naar de fraude
belast, geantwoord had geene kaartjes by zich
te hebben. Op die manier werd fraude gepleegd
en de H. IJ.-S.-M. benadeeld.
De beklaagde bekonde dat hy in 1887 en
1888 meermalen de hem ten laste gelegde en
door verschillende getuigen bevestigde feiten
had gepleegd.
Do feiten worden door den Subst.-officier
van justitie, mr. baron De Vos Van Steenwyk,
als schandeiyk misbruik van vertrouwen ge-
qualificeerd. ZE.Achtb. vorderde tegen den
ontrouwen beambte, die, in 't genot van een
goed salaris, aldus de maatschappy bestal, 1
jaar gevangenisstraf.
In aansluiting met de vorige zaak, stond
daarna de daarin betrokken spoorlooper uit
Leiden voor 't zelfde feit terecht. Hy was do
man, die de kaartjes van de conducteurs
kocht en ze weder verkocht.
Keeds in 1886 werd hy door den commis
saris van politie gewaarschuwd geene kaartjes
van conducteurs te koopen, en toch deedhy hot.
Ook in deze zaak werden verschillende ge-
tuigon gehoord, die de feiten bevestigden.
Beklaagde bekende de kaartjes gekocht te
hebben, doch zonder te weten dat de con
ducteurs daarmede strafwaardige handelingen
pleegden.
In deze zaak vorderde subst.-off. van justitie,
mr. baron De Vos Van Steonwyk, die bewe
zen achtte dat bekl. kennis droeg van de
afkomst der kaartjes, 8 maanden gevange
nisstraf.
Bekl's. verdediger, mr. S. J. M. Van Geuns)
bestreed de meening dat bekl., die zeer achter-
lyk was, de misdadige afkomst der kaartjes
geweten had en aangezien daarin juist het
strafbare zyner handeling gelegen was, be
toogde pl. dat geene veroordeeling kon volgen.
Een varkenss1 ager te Baarn,
die by een zyner buren de slacht had helpen
aan kant maken en daarby wat veel jenever
had gebruikt, vroeg verlof daar op den grond
'zyne nachtrust te mogen genieten, omdat hy
toch 's morgens vroeg er alweder op uit moest,
om bij anderen zyne werkzaamheden te her
vatton. Dit verzoek werd toogestaan, waarna
de buren zelf zich ter ruste legden. Des nachts
werd onze slager wakker, en, daar het nog
te vroeg was om te vertrekken, zocht hy
afleiding. In zyne nabyheid lag de hond van
zyne hospita te rusten, en in een oogwenk
had hy dezen dezelfde kunstbewerking doen
ondergaan, welke hy dagelyks op de varkens
toepast, waarop hy zyne messen wette voor
het volgende slachtoffer.
Do vrouw was intusschen wakker geworden
en had alles gezien, en toen zy nu den gast
met het mes in de hand op de wieg, waarin
haar kind lag, zag aankomen, rees zy met een
kreet overeind, wekte daardoor ook haren man
en joeg door dit onverwacht rumoer den gast
op de vlucht. De zaak is by de politie aan-
gegevon.
By een eerste verhoor verklaarde beschul
digde, dat hy smoordronken is geweest, en
daarom niet weet wat er gebeurd is. (17. D.)
Gisternamiddag brandde de
boerenbehuizing van den heer C. Renken te
Oostwolderpolder af. Vier paarden, zes koeien
en twee vette varkens, benevens de aanwezige
voorraad koren en stroo werden mede eene
prooi der vlammen. Het is de derde keer in
vier jaren tyds dat den eigenaar dezer be
huizing dit ongeluk treft. Het perceel was
verzekerd by de onderlinge Brandwaarborg-
Maatschappy, onder directie van de heeren
Bekouw en Mynssen, te Rotterdam.
Uit Vucht wordt aan de „N. R. C."
van 13 dezer gemeld:
Hedenavond circa 5 uren is een werkman,
genaamd v. d. Leur, uit Ammerzooi, door de
stoomtram Vucht—'s-Bosch overreden. Men
moest de locomotief oplichten om het ver
minkte lyk te kunnen verwyderen.
De ongelukkige, die van eene locomotief
van een zandtrein, waarmede het benoodigde
zand voor de nieuwe Bossche gasfabriek wordt
aangevoerd, stapte, juist tor plaatse, waarde
beide lynen naast elkaar loopen, had het onge
luk te vallen, waardoor hy onder de juist
aankomende stoomtram geraakte.
Een slotenmaker te Bielefeld
heeft, ten gevolge van eene nietsbeduidende
aangelegenheid, den zoon van zyn huisheer
doodgeschoten. Beiden hadden eene hevigo
woordenwisseling gehad, welke den sloten
maker eene geldboete bezorgde. Uit wraak
daarover schoot hy den jongeling, terwyl
deze wegens eene lichte ongesteldheid te bed
lag, eene lading schroot in de hersenen, het
geen den dood onmiddellyk ten gevolge had.
Het hof van assises derSeine
te Parys heeft gisteren-uitspraak gedaan in
de zaak van den moord op Marie Auguétan.
Prado is veroordeeld tot de doodstraf, Garcia
tot 5 jaren, vrouw Dault tot 2 jaren, Andrès,
Roberto en vrouw Ibanes tot 4 jaren gevan
genisstraf. De vrouwen Mauricette Couronneau,
Eugénie Forestier en Pablo zyn vrygesproken.
Indien de Londensche politie
juist is ingelicht, dan hoeft zy althans het
nauwkeurig signalement van den moordenaar
van Whitechapel.
Een man met een militair voorkomen ver
voegde zich by de politie en zeido dat hy do
vermoorde vrouw, die hy zeer goed had ge
kend, den 9den November in Commercial-
street, Spitalfields, (dicht by de straat, waar
de moord word gepleegd) had zien loopen
met een man van een zeer gunstig uiteriyk.
Hy was byna 6 voet lang, scheen 35 a 36
jaar oud te zyn, had eene donkere gelnats
kleur en zwarte, aan de punten opgedraaide
knevels. Hy droeg eene lange, donkere overjas,
eene donkere broek en uit zyn vestzak hing
een dikke gouden horlogeketting. Het deftig
uiteriyk van den man was zóó sterk in tegen
stelling met het schamele uiteriyk der vrouw,
dat daarop de aandacht van den aanbrenger
was gevestigd.
Volgens een later bericht, heeft de politie
een man in hechtenis genomen, wiens gedrag
haar zeer vreemd voorkwam. Men weet dat
hy den naam Murphy draagt, doch overigens
kan hem niets ten laste worden gelegd dan
dat hy niet in staat is voldoende ophelde
ringen te geven over zyn verblyf gedurende
de laatste dagen. Overigens is het onderzoek
nog niets gevorderd. Men gelooft echter dat
het signalement var. den hierboven bedoelden
man, die met de vermoorde vrouw op straat is
gezien, eindelyk een beter spoorzal doen vinden.
Uit Philadelphia wordt, dd. 1 Nov.,
gemeld: Kapt. Jacobsen, gezagvoerder van het
barkschip „Juga" en een matroos arriveerden
hier en rapporteerden dat hun schip den 15den
Sept. op de Caymaus-eilanden, ten NW. van
Jamaica, tydens een cycloon verongelukte.
Het schip was bestemd van Montevideo naar
Ship-eiland en is des nachts op strand geraakt.
Des ochtends kwamen 200 geheel naakte
negers aan boord, die dreigden do equipage
te dooden en het geheele schip plunderden.
Door de uit tien man bestaande equipage,
werden zy, toen dezen zich met geweten en
pistolen wapenden, van boord gedreven. Dewyl
het schip kort daarna aan stukken sloeg,
begaf de bemanning zich aan den wal. Daar
hielden zy verblyf in eene houten hut en rekten
hun leven met kokosnoten en eene kist jenever,
welke zy van het wrak geborgen haddon. Zy
moesten echter, wegens de dreigende houding
dor inboorlingen, steeds op hunne hoede zyn.
Na twee weken op het eiland doorgebracht
te hebben, bemachtigden zij eene boot, welke
aan de eilandbewoners toebehoorde, en zotten
ze koers naar Jamaica. Na zeven dagen de
grootste ontberingen uitgestaan te hebben,
bereikten zij Jamaica, doch waren toen in
zulk een deerniswaardigen staat, dat allen
naar het hospitaal vervoerd werden.
BUITENLAND.
Fninkryk.
De commissie voor de Grondwetsherzieninlj
heeft zich verklaard voor de opheffing vafl
den Senaat en van het presidentschap del
Republiek.
De „Tomps" maakt de volgende offl
ciëele mededeeling openbaar: Luidens eel
bericht in de dagbladen, hooft aan de grerl
in de nabyheid van Belfort, een Duitsl I
bosehwachter, ten gevolge van een woordel I
stryd met drie Fransche jagers, die een <1 I
Duitschen grond gevallen stuk wild wenscl I
ten te halen, op dat gebied geschoten op cl
jagers, waardoor één hunner gewond werq
Dit incident had vóór een dag of tien plaats!
Zulke gevallen komen echter aan alle grenzei
voor en daarom zal het incident geene be
roeringen teweegbrengen.
Dultaohland.
De Duitsche Oost Afrikaansche Maatschappij
is voornemens in de op 23 dezer te Berlyc
te houden buitengewone algemeene verga
dering de weder aanwinst van het vasteland
van Usambara voor te stellen, zoo mogelyk
met behulp van eigen troepenmacht. Ook zal
de Maatschappy zich eigen stoombooten aan
schaffen.
Graaf Pfeil, die vele jaren kapitein in dienst
van den sultan van Zanzibar was, heeft aan
de Maatschappy zyne diensten aangeboden,
en hy is reeds op weg naar Berlyn.
België.
De bekende Vlaamsche dichter Jan Van
Beers, lid van den Antwerpschen gemeente
raad, is gisteren, na eene korte ongesteldheid,
in den ouderdom van 67 jaren, overleden.
Jan Van Beers werd den 22sten Februari
1821 te Antwerpen geboren, bezocht het kleia
seminarium te Mechelen en werd door het I
lezen van Conscience's „Leeuw van Vlaande-1.
ren" opgewekt tot de beoefening der vader-
landsche letteren. Zyn eerste gedicht droeg j!
den titel van: „Kerrais in de hel."
Gedurende een jaar was hy professor aan
het stadscollege te Mechelen, maar nam wegens
oogziekte ontslag. In 1849 zag hy zich tot
eene dergelyke betrekking benoemd aan de
normaalschool te Lier en in 1860 aan het
Athenmum te Antwerpen. Weldra verwierf
hy zich als dichter en declamator in Zuid- en
Noord-Nederland grooten roem.
Zyn eerste dichtbundel „Jongelingsdroomen"
verscheen In 1853 en is by herhaalde malen
herdrukt. De tweede draagt tot titel „Levens
beelden" en de derde „Gevoel en Leven."
Zyne gezamenlyke dichtwerken, getiteld:
„Jan Van Beer's gedichten," kwamen in 1873
in twee deelén in het licht. Voorts schreef hij:
„Graaf Jan van Chimay," „Frans de Hakkelaer,"
„Nederlandsche spraakleer", enz.
Ook leverde hy eene „Bloemlezing uit N.-
en Z.-Nederlandsche schryvers."
Groot-Brltaimlë.
By de beraadslaging in het Lagerhuis over
het hoofdstuk der Staatsbegrooting, dat be
trekking heeft op de politie der hoofdstad,
heeft de minister Matthews, op eene aanmer
king van sir William Harcourt, het woord
gevoerd en hulde gebracht aan sir Charles
Warren, het hoofd der politie, wiens verzoek
om ontslag alleen is toegestaan, omdat het
beginsel, waarnaar men te werk gaat, moet
gehandhaafd worden. De minister verklaarde
dat de politie niet is gedesorganiseerd, dat
geene uitbreiding van hare macht zal plaats
hebben en ook hare inrichting geene verande
ring zal ondergaan.
Tevens heeft de minister van binnenlandsche
zaken den inhoud medegedeeld der brieven,
welke tusschen hem en sir Charles Warren
zyn gewisseld naar aanleiding van het artikel,
door het hoofd dor politie in „Murray's Maga
zine" geschreven. In dit artikel behandelde
sir Charles de inrichting der Londensche
politie en deed daarin duideiyk uitkomen, dat
de minister van binnenlandsche zaken hem
niet weinig by de uitoefening van zyn ambt
belemmerde.
Naar aanleiding daarvan, herinnerde de
heer Matthews sir Charles aan de bepaling
dat den ambtenaren der politie verboden is I
beschouwingen over hun werkkring open
baar te maken. Sir Charles antwoordde daarop
dat, indien hem, toen hy zyne betrekking
aanvaardde, het bestaan van eene dergelyke
bepaling bekend ware geweest, hy dit ambt
nimmer zou hebben aangenomen. Hij wei
gerde echter zich naar dergelyke bepalingen
te schikken en vroeg daarom zyn ontslag.
De minister voegde er nog by dat, wegens
een vorig verschil tusschen hem en sir