-kt«ram:-v-'& wsru v R&XS9C»*!? ÏW5r i«3BS3CKT-J? i)e niemveliikoinsten-belastiiij Aan den gemeenteraad wordt door burge meester en wethouders overgelegd een ontwerp tot wijziging van het Raadsbesluit, regelende de heffing van eeno plaatselijko directe be lasting, laatstelijk gewijzigd bij Raadsbosluit van 23 Decomber 1886, mot voorstel tot de vaststelling daarvan over te gaan en de Ver- ordening, regelende de invordering dier be lasting, opnieuw vast te stellen. In dat nieuwe ontwerp wordt voorgesteld dat van allen, die in de gemeento hun hoofd- vorbljjf hebben of er langer dan drie maandon verblijven, eene belasting naar het inkomen zal worden geheven tot een telken jare bij de vaststelling der begrooting te bepalen bedrag. Dit bedrag wordt vermeerderd met vijf ten honderd voor kwade posten. De grondslag der bola3ting is het jaarlijksch zuiver inkomen van den belastingschuldige, dat wordt bepaald naar dat van het vorig jaar, met inachtneming van alle op den 1 Januari van het dienstjaar bekende omstan digheden, welke gedurende het jaar der heffing daarin wijziging kunnen brengen. Indien gedurende het vorig jaar geen eigen belastbaar inkomen werd genoton, of de be lastingschuldige toen elders zijn verblijf hield, of zjjn inkomen over dat jaar niet bekend is, strekt het vermoedelijk zuiver inkomen tot grondslag. De belastingschuldigen geven het werkelijk bedrag van hun zuiver jaarlijksch inkomen aan of rangschikken zich naarmate van dat inkomen in eene der volgende klassen le klasse van f 500 tot beneden 570 2e n 71 0 570 n 11 11 650 3e n 77 11 650 71 71 11 740 4e n D n 740 17 71 11 840 5e n 71 11 840 17 11 II 960 6e 11 11 960 11 11 71 1090 7e 71 V 71 1090 71 1! 11 1240 8e n II 71 1240 17 II 71 1410 9e n II 71 1410 7! 11 17 1610 10e n II 77 1610 II 71 71 1840 11e n 71 II 1840 77 n II 2100 12e 71 71 11 2100 71 11 71 2390 13e 11 71 71 2390 U 11 II 2720 14e 11 71 n 2720 71 u n 3100 15e li II 71 3100 71 71 II 3530 16e n n 71 3530 77 11 71 4020 17e 71 n 71 4020 n II 11 4580 18e 71 II n 4580 71 II V 5220 19e II 11 5220 II II n 5960 20e II 71 11 5950 77 11 7! 6780 21e 71 :i II 6780 II 11 II 7730 22e n 11 71 7730 71 II B 8810 23e n n 71 8810 71 n 71 10040 24e n 71 11 10040 11 11 71 11450 25e n 71 11 11450 W 71 71 13050 26e 77 71 11 13050 71 71 71 14880 27e ti 71 7! 14880' 17 n n 16960 28e 11 11 II 16960 II 71 71 19330 29e U 71 71 19330 n 11 V 22040 30e 11 11 11 22040 II n n 25130 31e 71 II 11 25130 11 11 11 28650 32e w 11 71 28650 71 n 11 32660 33e II 11 71 32660 M 11 11 37-230 34e 11 II 7) 37230 II 11 u 42440 35e 71 11 11 42440 II 11 11 48580 36e H 11 II 48580 71 11 55380 37e II 1) 11 55380 11 17 11 03130 38e II 11 17 63130 B 17 71 71970 39e a n II 71970 II 11 11 82050 40e 71 11 II 82050 n 11 II 93540 Het middencijfer van elke klasse strekt tot grondslag voor de berekoning van den aanslag. Onvoorziene vermeerdering of vermindering van hot inkomen van belastingschuldigen ge durende den loop van het belastingjaar brengt geene verandering in den aanslag van dat jaar. Van hot inkomen, dat belastingschuldig is, wordt een evenredig cijfer geheven. Voor de eerste zeven klassen wordt do be lasting intusschen verminderd: voor de le klasse met ~/3 9 A 6/ n u n n /u B B B B V3 B B B B V« B B B II V| fl B 60 S/8 B B ~0 B B 8 Van de belasting zijn vrijgesteld: lo. Zij, wier zuiver jaarlijksch inkomen geen 500 bedraagt 2o. dienstboden, die bij hunne meesters inwonen 3o. minderjarigen, voor hetgeen hun door bloed- of aanverwanten in de rechte lijn wordt verstrekt tot bestrijding der kosten van stu die of tot het aanleeren van eenigen tak van koophandel of kunst of van eenig handwerk. De belastingschuldigen ontvangen in do eerste helft van Januari een gesloten be schrijvingsbiljet, dat in do derde week dier maand wordt opgehaald. Een gelijk biljet wordt gezonden aan hen, die later belastingschuldig of als zoodanig bekend worden. Zjj, die in den loop des jaars belasting schuldig worden, zjjn verplicht ter secretarie der gomeento binnen ééne maand aangifto in te leveren. De ingekomen aangiften wordon door B. en Ws. geopend, beoordeeld en daaruit het kohier opgemaakt, bedoeld bij artikel 264 der Gemoentewet. Bjj onvoldoende of te Uge aangifte, ter beoordeeling van B. en IVs., of bjj niot-inle- vering der beschrijvingsbiljetton, worden be- langhebbenden door B. en "Ws. ambtshalve aan- geslagen, na door dezen, wanneer zij dit noodig achten, te zijn gehoord of opgeroepen. In do Nota van Toelichting zeggen B. en Ws. dat herhaaldelijk en zelfs in openbaren ge schrifte er op gewezen is dat sommige grond slagen der thans geldende regeling te wen- scheri overlaten. Zy hebben daarom gemeend die regeling in nadere overweging te moeten nemen. Ofschoon den Raad nu eon geheel nieuw ont werp wordt aangeboden, is het geenszins een nieuw stelsel, dat in overweging wordt gege ven. Al zijn de moeste bopalingen ook omge werkt, zoo wordt toch de bestaande regeling geheel gevolgd en worden slechts wijzigingen voorgesteld van die voorschriften, welke geble ken zijn verbetering te behoeven. Die wijzigingen kunnen gevoeglijk besproken worden bij de artikelen, waarin zij zijn aan gebracht. Er is slechts één punt, waaromtrent dit niet het gevat is, omdat de daartoe be trekkelijke bepaling geheel uit het nieuwe ontwerp is weggelaten. Dat punt betreft de reductie van belasting, welke bij art. 9 der nu nog bestaande regeling voor kinderen be neden zekeren leeftijd is toegelaten. Deze bepaling, een overblijfsel der verterings belasting, heeft bij eene belasting naar het inkomen geen zin, daar zij strijdt met het beginsel dezer belasting, en, zooals door den hoogleeraar dr. P. Van Goer in zjjne „Bijdrage tot de theorie der goraeonteiyke inkomsten belasting" duidelyk is aangetoond, ook geen doel treft. Uit zyn betoog biykt toch dat een gezin met drie kinderen juist betaalt wat ver schuldigd is, dat een gezin met minder dan drie kindoren, dus ook ongehuwden en kindor- loozon, te voel betalen en dat slechts de ge zinnen met meer dan drie kinderen verminde ring van belasting genieten. Om deze redenen is een voorschrift van dien aard niet in het ontwerp opgenomen. Ook te Amsterdam werd de daar vroeger be staande vermindoriDg voor kinderen om die redenen opgeheven. Verder komt het B. en Ws. niet geraden voor nog een maximum bedrag voor de hef fing vast te stellen. (Thans mag het niet hooger loopen dan 150,000). Dit wordt vol strekt niet gezegd met de bedoeling of den den wensch om tot een hooger bedrag te geraken, maar eenvoudig om een bezwaar weg te nemen dat aan de vaststelling van een maximum kleeft en daarin gelegen is dat men dan aan hot gestelde cyfer volstrekt gebonden Is. Dat het by de begrooting te bepalen be drag wordt vermeerderd met zooveel ten honderd als in don regel voor kwade posten biykt noodig te zyn, spreekt vanzelf, daar dit bedrag niet ontvangen wordt. Die kwade posten zgn de sommen, waarvan de Raad ontheffing verleent of die wegens onvermo gen als oninbaar worden afgeschreven. Of schoon dit bedrag in sommige der laatste jaren is toegenomen, bestaat er nog geen grond om voor de raming by de begrooting eene hoogere som in overweging te geven. Zoolang een juist begrip der inkomsten belasting nog niet by alle belastingschuldigen is doorgedrongen, schynt het wenscheiyk nevens de aangifte van het juiste cyfer van Inkomen ook nog eene aangifte in klassen mogeiyk te maken. De bestaande klassifikatie, waarby men eenvoudig zeer ronde cyfers heeft aangenomen, is echter daardoor willekeurig en veroorlooft afwykingen, die ongeiykmatigheden ten ge volge hobben. In die klassen, waarvan de grenzen het onregelmatigst zyn, komen de meeste gevallen van eigen aangifte voor. Daarom is eene nieuwe klassifikatie samen- gosteld, welke door eene regelmatige verdee ling der klassen dit gebrek vermydt. By de thans voorgestelde klassifikatie zyn do gren zen der klasson zoodanig genomen, dat de breedte der klassen evenredig is aan het cijfer, dat als gemiddeld inkomen van elke klasse wordt aangenomen. De voorgesteldo klassifikatie laat een in komen, dat geen 500 bedraagt, vry van belasting, terwijl de bestaande regeling die vrjistelling slechts verleent voor een inkomen beneden de 400. B. en Ws. moenen dat het nu voor vrystelling van belasting voorgedragen cyfer juistor dan het thans bestaande do som aanwjjst, welke als onmisbaar voor levensonder houd is aan te merken of zoo men aan dit begrip geene waarde wil toekennen die moet vrijgesteld worden als correctief voor hetgeen do mindergegooden naar evenredigheid meer dan de gegoeden opbrengen aan som mige indirecte belastingen op eerste levens behoeften. Het bedrag, dat van belasting is vrygesteld, loopt in de verschillende gemeenten, waar eene belasting naar het inkomen geheven wordt, uiteen. In Amsterdam en Utrecht be draagt het 600, in Arnhem en Zwolle 500, in Delft 450, in Leeuwarden 350 en in Middelburg 300. Neemt men de grootte der plaatsen in aan merking, dan schynt ook eene raadpleging van die cyfers voor het voorgestelde bedrag te pleiten. De voorgedragen verhooging moge met meer zekerheid dan thans de arbeiders vrystellon; die verhooging is toch niet van dien aard of ook na haro aanneming zal de kleine burgery hot verheffend en veredolend besef behouden, dat ook z.y een burgerplicht vervult en bydraagt in de algemeene kosten van het onderhoud der gemeente. Wat echter niet uit do bestaande Veror dening is overgenomen, is de bepaling dat het voor vrijstelling var. belasting aangenomen bedrag ook v^n het middencyfer van elke klasse zal worden afgetrokken. Door den hoogleoraar Van Geer is in zjjne hiorvoren aangehaalde „Bydrago" overtuigend aange toond hoe verkeerd deze aftrekking werkt, wyl zy een progressiefactor in het leven roept, die de belasting in onevenredige mate doet dragen. Daar intusschen de weglating van het voor schrift betrekkelyk die aftrekking bezwarend zou werken voor hen, wier zuiver inkomen in de laagste klassen valt, is, op het voet spoor van hetgeen te Amsterdam is bepaald, voor die klasson eene reductie van belasting voorgeschreven, welke aan bedoeld bezwaar zal te gornoet komen. Men beschouwe dit niet als eene andere soort van progressie, want bot is eenvoudig een biyk dat van die lagere klassen een gedeelte der belasting niet wordt ingevorderd. Hebben B. en Ws. aldus getracht aan wezenlyke bezwaren te gomoet te komen, van den anderen kant hebben zy ook naar mid delen gezocht om ontduiking der belasting te voorkomen. Aanleiding daartoe geeft de omstandigheid, dat het by sterfgevallen, waar van de boedels bekend worden, reeds her haaldelijk is gebleken, dat de overledene zich te laag in de belasting had aangegeven. Hét is bekend dat in zoodanig geval in sommige landen een zware boete opgelegd en de ont doken belasting over alle vroegere jaren van den boedel ingevorderd wordt. B. en Ws. hebben daarom de vraag over wogen of hot ter voorkoming van oneerlyke aangiften ook geraden was hier zulk eer.e boete en terugbetaling voor te scliryven of wel de verplichting op te loggen, dat eenige belastingschuldigen uit elke wyk ofafdeeling daartoe by loting door burgemeester en wet houders te bewerkstelligen aan te wyzen, hunne aangiften of aanslagen bij eede zullen bevostigen. Het is B. en Ws. echter voorgekomen dat dergeiyke middelen wellicht in aanmerking kunnen komen by de invoering eener ryks- inkomsten-belasting, doch in deze regeling nog geene plaats behooren te vinden. Zij hebben alzoo gemeend zich vooralsnog van het voorstellen van dergelyken maatregel to moeten onthouden. Intusschen hopen zy dat de overtuiging veld zal winnen, dat elke ontduiking, door een ingezetene gepleegd, steeds geschiedt ten koste der overigen, daar in elk geval het benoodigd bedrag moet ge heven worden en dat deze overtuiging er ieder toe zal brengen om naar eer en plicht te handelen en zyne inkomsten naar waarheid op te geven. Waar tevens eigen aangifto in de bedoeling eener regeling ligt, is ook wel eens hot denk beeld geopperd om hen, die zich aan de aan gifte onttrekken, aan oenige bezwarende voor waarde te onderwerpen, b. v. door te bepalen dat, wanneer de aanslag ambtshalve geschiedt, het bedrag der verschuldigde belasting met een zeker tantième zal worden vorhoogd. Het komt B. en Ws. evenwel voor, dat er voor alsnog geene voldoende termen bestaan om soortgelyke bepaling in do regeling op to nemen. Ook vertrouwen zy dat, nu de wen- scholykheid van eigen aangifte meer op den voorgrond is gesteld, afwykingen daarvan zich niet meer of althans slechts zelden zullen voordoen. Daar hot hier eene belasting geldt, welke over een goheel jaar loopt, moet de inwer kingtreding noodwendig op 1 Januari gesteld worden. De laagste klasse heeft een middencyfe- van 535, de hoogste een van 8T.795J De belastbare som zal worden ƒ6,107,954 het aantal belastingschuldigen bedraagt 5689. LiEIDElV, 20 October. Weerbericht (medegedeeld door het Kon. Ned Mot. Instit.) Verwachtingveranderlijke wind Door den minister van binnenlandsche zaken is bepaald dat de commissie tot hot examineeren van hen, die eene akte van be kwaamheid wenschen te verkrijgen tot het geven van middelbaar onderwys in de Noder- landsche taal- en letterkunde, geschiedenis, aardrijkskunde, staathuishoudkunde en statis tiek, staatsinrichting en scboonschry'ven, voor het jaar 1888 zitting zal houden te's-Graven hage, en zyn benoemd: tot lid en voorzitter dier commissie, dr. W. B. J. Van Eyk, inspec teur van het middelbaar onderwys te 's-Graver hage; lot leden: W. Everts, directeur der lsto afd. van het Seminarium van Roermond, ge vestigd te Rolduc, gemeente Kerkrade; dr, J. Te Winkel, leeraar aan het gyran. te Gro ningen; dr. P. L. Muller, hoogl. aan de Ryks universiteit te Leiden; dr. G. J. Dozy, dir v. h. Inst. „Schreuders" te Noordwyk Binnen dr. C. M. Kan, hoogl. aan de gemeenteiyk Universiteit te AmsterdamP. R. Bos, leeraai aan de R. H. B.-school te Groningen; mr. J. baron d'Aulnis de Bourouill, hoogl. aan de Ryks-universiteit te Utrecht. De Commissaris des Konings in deze provincie, de heer Fock, is, na verblijf in het buitenland gedurende ongeveer eene maand, gisteravond in de residentie teruggekeerd en heeft zyne functiên, welke tydens zjjn verlof worden waargenomen door het oudste lid van Ged. Staten, den heer mr. P. L. F. Blussé, hervat. In de residentie worden uit het buiten land terugverwacht, a. s. Maandag, doRussi sche minister, graaf Kapnist, en Dinsdag van de volgende week graaf Von Mülinen, Oosten- ryksch gezant. Gedep. Staten van Zuid-Holland hebben afwyzend beschikt op een adres van Jb. Man in 't Veld en eenige andere Ingelanden van den Babberspolder in Delfland, waarby wordt verzocht de vernietiging, krachtens art. 91 van het Algemeen Reglement.voor de polder; in dit gewest, van het besluit der vergaderin? van stemgerechtigde ingelanden van dien pol der van den 12den Januari 1888, houdendi vaststelling der begrooting van "dien poldei voor het dienstjaar 1887, aan welk besluit dooi dykgraaf en hoogheemraden van Delfland 01 den 9den Februari 188S hunne goedkeuring verleend werd. De inrichting van de vergaderzaal vai de Tweede Kamer zal wederom eenige ver anderingen ondergaan. Het beschot achter de banken aan de rechterzyde wordt mee' naar achteren gebracht om daardoor ruimt! te verkrygen tot het stellen van een rjj va vier banken en aldus het getal zitplaatsen met acht te vermeerderen. De tydelyk aangebrachte klepbankjfi kunnen hierdoor aan weerszyden van de kanie: vervallen. Dezer dagen sprong de „Arnh. Ct. de bres voor eenige oud leeraren aan voor malige gesubsidieerde Latynsche scholen, dit bjj de opheffing dier inrichtingen buiten be trekking geraakten en door de Regeorir. eenvoudig vergeten werden. Het blad drong met klem er op aan, da het daardoor begane onrecht hersteld en d ontslagen leeraren op wachtgeld gesteld zoude worden. Het deelt thans mede dat zy, di daarop aanspraak zouden hebben,de volgend oud-leeraren zyn: do oud-rectoren of conrectoren van Bok meer, Lochem, Doesburg, Brielle, Enkhuize Eindhoven, Gemert, Helmond, Uden, Zevenas Heusden en Megen. De afschaffing van andere Latynsche schole dagteekent van vroegeren tyd en was ge gevolg van de Wet op het Hooger Ondonvi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 2