N°. 3732.
NXaaaiclaa; E October.
A0. 1888.
<£feze <Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van §pn- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nomnicr bestaat uit DRIE
Bladen.
Eerste Blad.
Eene belangrijke schenking.
Feuilleton.
Leiden, 13 October.
LEIDSCH W DAfiBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Fr-"co per post1.40.
Afzonderlijke Nommcrs0.05.
D© Voorzitter van onzen Gemeenteraad had,
naar we reeds meidden, in de jongstgehouden
zitting het voorrecht den leden eene verras
sende mededeeling te doen. Van den heer D.
Hartevelt was eene missive ingekomen, waarby
deze der gemeente 10,000 aanbood tot den
bouw van eene Kunstzaal, grenzende aan het
Stedelijk: Museum in de Lakenhal.
De wandvlakte van dit Museum is thans
op verre na niet voldoende om de aanwezige
schilderijen behoorlijk ten toon te stellen, en
al is niet ieder Leidsch schilder in de geboor
testad van Rembrandt, Jan Steen, Van Mieris,
Dou en zoovele anderen vertegenwoordigd
zooals men het zou wenschen, er is ook nu
een voldoend aantal prachtige stukken om
de nieuwe schilderijenzaal een tempel voor
Leidsche kunst te doen zijn.
De heer Hartevelt werd tot zijn. rijk ge
schenk gedrongen door de nagedachtenis van
zijn broeder, die als wethouder, als voorzitter
■der museum-commissie en in tal van andere
betrekkingen zijne krachten aan zijne geboor
testad had gewijd en zijne gehechtheid aan
haar zijn geheele leven lang getoond had.
Waarlijk, die nagedachtenis kon niet beter
geëerd worden.
Het adres, waarbij de heer D. Hartevelt
van z(jn voornemen mededeeling doet, achten
wij belangrijk genoeg om het hier in zijn
geheel te laten volgen:
„Aan den Gemeenteraad te Leiden.
Ter toelichting van het verzoek, dat onder-
geteekende aan Uwen Raad wenscht te doen,
veroorloof ik mij in eenige regelen te herin
neren aan het leven te Leiden van wijlen
mijn zeer beminden broeder Herman Cornelis.
Toen hij zich in hot begin van 1857 met
zijn gezin (vrouw en twee kinderen) te Leiden
kon vestigen, was dit voor do boido echtge-
nooten een gelukkige terugkeer naar de baker
mat van beider familie. Ter voorbereiding
dier vestiging kocht hij in December van 1856
het woonhuis, thans No. 29, aan de Hoog-
landsche Kerkgracht voor f 5000. Opmerkens
waard is hot dat uit de eigendomsbewijzen
van vroogeren tijd, die mijn broeder na den
koop werden ter hand gesteld, bleek dat dit
zelfde woonhuis eene eeuw te voren (den
Else en Ilse.
3) Uit het Duitscli.
Vertelling van C. HIRINDA.
Met smachtend verlangen zag hy in de hel
dere, onschuldige oogeneen teeken van ver
standhouding, een opflikkeren van een even
grooten liefdegloed was er in te lezen, al
bleef die dan ook eenigszins koel en half schuw
op hem rusten.
Hij trok haar nader tot zich en fluisterde
haar zachtjes in bet oor: „O, Else, waarom
zjjt ge heden zoo koel, terwijl ge toch giste
ren, b(j die geheimzinnige vaart op de stoom
boot, iederen blik beantwoorddet en aan warme
liefde toeschreeft?"
Else week verschrikt achteruit.
„Erich! Gij vergist u; het kan niet zijn,
^dat gij mij gisteren op de boot gezien hebt;
Ugij waart den geheelen dag alleen uit om den
B kostbaren tooi voor mij te halen."
j „Kleine huichelaresOmdat ik gisteren uw
■'geheim zoo goed voor vreemden bewaarde,
wilt gii hot mij nu in het geheel niet ver
klaren? Is dat nu het loon voor mijne stil
zwijgendheid? O, Else, wat beteokent die
28sten Januari 1757) gekocht werd door onzen
overgrootvader Abraham Hartevelt voor/11550.
Onze grootvader Adrianus Hartevelt Azn. ver
kocht het in Januari 1794 voor/"3000. In Mei
1861 werd het door mijn broeder verkocht
voor 5500, omdat hij toen de woning betrok
No. 64 Nieuwe Rijn, boven de wijnkooperij,
waarvan hij beheerend Vennoot was.
Al spoedig na zijne vestiging te Leiden
word hij aangezocht tot het bekleeden van
bestuursposten in velerlei instellingen, ge
nootschappen en commissiën. Hij was o. a.
Van het jaar 1858 1S68 Diaken bij de
Ned.-Hervormde Gemeente.
Gedurende denzelfden tijd was hij lid in
het bestuur van bet Minnehuis.
Van het jaar 1869 tot aan het einde zijner
levensdagen was hy medebestuurder van de
Leidsche Maatschappij van Weldadigheid.
In 1880 werd hy tot Voorzitter in dat be
stuur gekozen.
Van 1871 tot aan zyn dood was hjj Regent
van het Heilige Geest- of Arme Wees- en
Kinderhuis.
Aan het bestuur van het Werkhuis, later
genoemd Stedelijke Werkinrichting, nam hy
deel sedert het jaar 1879.
In de Vennootschap Leidsche Lakenfabriek
was hy Commissaris van 1862 tot aan de
liquidatie dier zaak in 1871.
Als commissaris in de Kon. Grofsmedery
trad hy op in het jaar 1867, en bleef dat
zyn leven lang.
Tot lid van de Kamer van Koophandel en
Fabriekon werd hij verkozen in 1867. In het
jaar 1883 werd hy door zyne medeleden tot
Voorzitter-plaatsvervanger benoemd.
In het jaar 1859 was hy gekozen tot lid
van den Gemeenteraad. Steods herkozen,
bleef hy dat tot aan het einde zyner dagen.
In 1877 werd hy gekozen tot lid van de
Provinciale Staten van Zuid-Holland, voor
welke betrekking hy in 1886 niet verder
wenschto in aanmerking te komen.
Tot Wethouder werd hy verkozen in het
jaar 1880. Tegelyk werd hem opgedragen
het Voorzitterschap in de Commissie voor het
Stodeiyk Museum. Hy bekleedde die be
trekkingen totdat de dood een einde maakte
aan zijn leven den 30sten December 1886.
Den lOden dier maand was hy 68 jaren
oud geworden.
Toen wy den derden Januari van het jaar
1887 aan het stoffeiyk overschot van dezen
achtenswaardigen burger, myn zeer beminden
broeder, de laatste eer bewezen, ontwikkelde
zich uit de gewaarwordingen, die my daarby
grap?" vroeg hy half lachend, half bezorgd.
„Groote Hemel! Erich, kom tot bezinning!
Zyt ge dan niet by uw verstand! Weet ge
dan niet hoe ik u hier met tante Camilla en
Rosine opwachtte? Herinnert ge u niet, dat
ik op de brug stond, toen de stoomboot aan
kwam O, nietwaar, ge dacht aan deze oogen-
blikken, Erich? Ja, ja, ik had my zoo op uwe
komst verheugd."
Beschaamd sloeg zy de oogen neer.
Erich sprong snel op; al zyn bloed steeg
hem naar het hoofd; zyne polsen klopten ge
jaagd. Hoe kon dat zyn? Else had gelykjzy
had op hem staan wachten, toen hy van
Como kwam en toch, toch had hy haar op
de boot gezien, gezien met zyne eigen oogen,
niettegenstaande de avondschemering. Hoe
overgelukkig was hij naar haar toegeyid,
doch zy had snel den vinger op den schoonen
mond gelegd, en met de fijne hand naar de
vreemde dame gewezen, die naast haar zat,
en hem gewenkt. Zonder spreken had bij aan
haren wensch voldaan en zich teruggetrokken,
daar hunne verloving nog niet publiek was.
Hy wilde haar niet in verlegenheid brengen
zy had hem begrepen en zich afgev end. Maar
later, toen hij haar in den maneschyn had
willen helpen om hare in den wind fladde
rende voile te grypen, had hy gemeend den
overstelpten, een tweeledig gevoel van dank
baarheid: Als Burger van Leiden voor den
man, die der Burgery vele diensten had be
wezen, en als brooder van den overledene
voor de Burgery, die hem bemind en met
haar vertrouwen vereerd had. Terstond ont
look in my de begeerte aan deze tweeledige
dankbaarheid uitdrukking te geven op zoo
danige wyze, als meest geschikt om in het
biyvend belang dor Gemeente op het gebied
van Wetenschap of Kunst, haar in herinne
ring te houden.
Aan de moeilykheid eener keuze werd te
gemoet gekomen door den heer dr. W. Pleyte,
vriend van myn overleden broeder, wiens
steun als Voorzitter der Commissie voor het
Stedelijk Museum, door dr. Pleyte zeer werd
gewaardeerd. De y ver, de liefde van dr. Pleyte
voor ons Stodelyk Museum is bekend en zyn
streven om de verzameling van voorwerpen
van waarde of belangryk voor de oudheidkunde
en de geschiedenis dor kunst, te doen ont
wikkelen tot een Kunst-Museum, heeft
al myne sympathie, en hot stichten eener
Kunstzaal voor het Stedelijk Museum kwam
mij voor oen geschikt middel om aan hot
bovenomschreven doel te beantwoorden. De
stichting eener Kunstzaal zal wel mogelyk
aan personen, die in het bezit zyn van wezen-
lyke kunstvoorwerpen, waaraan zy eene vei
lige bewaarplaats en tentoonstelling willen
verzekeren, den weg wyzen, dien zy daar
mede hebben in te slaan.
Het bekend maken van myn te dezer zake
reeds sinds eenigen t\jd genomen besluit,
wachtte op eenige voorbereidingen, ten eerste
op de beslissing, door Uwen Raad te r.emen
omtrent don aankoop van een perceel naast
de Lakenhal, ten tweede op de toekoning van
oen ontwerp of plan voor de Kunstzaal.
In de zitting van Uwen Raad, dd. 20 Sept.
jl., is hot voorstel tot aankoop van bovenbe
doeld porceel aangenomen, zoodat er thans
plaats is voor het bouwen van eene Kunstzaal.
Alsnu uitvoering gevende aan myn hier
boven uitgedrukt verlangen, heb ik de eer
Uwen Raad te verzoeken om my te veroor
loven aan het Stedelyk Museum eene Kunst-
zaal toe te voegen, die ik der Gemeente aan
bied als een testimonium van dankbaarheid,
die ik wel zeker weet dat niet alleen in myn
hart woont.
Een plan voor de Kunstzaal wordt hierby
overgelegd. Ik verklaar tevens aan myn aan
bod geene voorwaarde hoegenaamd te ver
binden en verlang over het al of niet geheel
of gedeeltelyk volgen van dit plan geene stem
druk van hare zachte hand te voelen, en had
zy zoo verlangend, smeekend en liefdevol
naar hem opgezien, zooals hy tot heden te
vergeefs had verlangd. Do herinnering er aan
deed hem duizelen. Was hy waanzinnig?!
Of was het een goheim van zyne bruid, dat
zy hem niet wilde bekennen? Doch het was
immers niet mogelyk; zy had werkeiyk aan
het hoofd gestaan, toen hy aankwamGiste
ren was het hem voorgekomen, dat zy van
Vellagio, waarheen hy haar vruchteloos ge
volgd wa3, intusschen met eene vroegere
boot was teruggekeerd, doch by dieper na
denken werd het hem duidelyk dat hy van
de eerste hier aankomende boot gebruik had
gemaakt.
Rechtvaardige HemelWas het een droom
beeld zyner fantasie geweest, of waren zyne
geestvermogens gekrenkt? Maar nu wist hy
het heel goed; de amandelbloesem, welken
zy in het haar gedragen had, had de wind
naar hem toegevoerd; hy had het takje op
geraapt en droeg het op zyne borst. Snel
rukte hy het af en liet het Else in den mane-
schy.r zien.
„Else, Else] zie dezen bloesemkent ge
dien niet?" vroeg hy opgewonden.
„O, Erich, hoe kunt ge dat vragen Het is
een amandelbloesem. Ik bid u, blyf bedaard;
PRIJS DEK ADTBRTENTTEN:
Vao 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer/0.17i-
Grootere letter» n»»r plettmiimte. Voor het in-
caeeeeren buiten de ated wordt 0.10 berekend.
te hebben. Alleen dient in het oog gehouden
dat het cyfer van kosten, tussclien den heer
dr. W. Pleyte en ondergeteekende daarvoor
vastgesteld, onder geenerlei voorwendsel mag
overschreden worden.
En aangezien wy nu allen sterfeiyk zyv. en
de uitvoering van dit plan, een op dit oogen-
blik nog niet te bepalen tydsverloop zal vor-
doron, zoo acht ik het nuttig aan Uwen Raad
te verklaren dat ik bereid ben zakelijke borg
te verstrekken voor de naleving der materiëele
verplichtingen, die voor my uit dit aanbod
voortvloeien.
Het zy my vergund don wensch te uiten
dat besprekingen ter nadere regeling dezer
aangelegenheid, zoo die noodig zyn, mogen
gehouden worden door den Voorzitter van
Uwen Raad, onzen Burgemeester, met den
ondergeteekende.
't Welk doende enz.
Leiden, D. Hartevelt,
9 Oct. 1888. No. 66 Rapenburg.
Naar we bereids mededeelden, werd het
aanbod onmiddellijk na de lezing der missive
door den Raad namens de gemeente met de
meeste erkentelykheid voor den schenker
aanvaard.
Ook te dezer plaatse zy hem nogmaals
dank gebracht.
Aan de universiteit alhier is met goed ge
volg afgelegd het eerste natuurkundig-examen
door de hoeren J. W. Van Eek, H. G. Doyer,
H. W. Blüte, C. Van Dis, A. Pley3ier en N.
Cnopius; het tweede natuurkundig-examen
door de heeren J. Freericks, A. J. Bossers,
Th. P. C. Van Dooren en Th. Van Wyb;
het propaed.-examen in de geneeskunde door
de heeren F. Dozy en C. S. Lechner Jr.
het candidaats examen inde geneeskunde door
de heeren S. Heeg, P. G. Schey en W. T. De
Vogel, dat in de rechtswetenschap door de
heoren F. J. Verscheur©, Th. B. Pleyte, R.
M. Van Gellekum en Ph. S. De Laat de Kanter;
dat in de godgeleerdheid (1ste ged.) door den
heer A. L. Th. Van der Ven; dat in de wis-
en natuurkunde door den heer J. J. L. v. d.
Hom v. d. Bos; het doctoraal-examen in de
rechtswetenschap door de heeren Oei Jan Lee,
j A. L. C. Pabst en A. Roëll; dat in de genees
kunde door den heer H. Kikkert; het theor.
geneeskundig-examen door de hoeren C. H.
Sissingh en P. Tours, en het voorbereidend
kerkelyk examen door den heer W. M. Zylstra.
gy zyt zoo vreemd, zoo opgewondenkom,
laat ons naar huis gaan!"
„En gy droegt gisteren geen amandelbloe
sem in het haar?" vroeg hy dringender.
„Neen, Erichde rozen, welke gy my gis
termorgen gaaft, heb ik den ganschen dag
gedragen."
Het jonge paar werd geroepen, en in den
familiekring bracht Erich met opzet het ge
sprek op Else. Nogmaals en nogmaals liet
hy zich verhalen hoe zy den dag van giste
ren, toen hy afwezig was, doorgebracht had.
Hy ging van kwartier tot kwartier na, wat
Else had gedaan en waar zy geweest was,
tot het hem ten laatste zoo klaar werd als
de dag, dat zy zich geen stap van huis ver-
wyderd had. Toen streek hy zachtjes met de
hand over het voorhoofd en over de oogen,
alsof hy daar een beeld wilde uitwisschen,
greep naar den verwelkten amandelbloesem aan
zijne borst en wierp dien ver weg in het
boschje, waar de nachtegalen nog altyd zongen.
II.
Heet en zonnig strekte zich het Como-meer
onder de Juni-zon uit. De lucht boven do
blauwe wolken scheen in de hitte te trillen.
(Wordt vervolgd),