r N°. Bias. Woensdag lO October. A0. 1888, <Beze (Courant wordt dagelijksmet uitzondering van <2[on- en feestdagen, uitgegeven. )it nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Leiden, 9 October. Feuilleton. GERED. DAGBLAD. e PRIJS DEZER COURANT: koor Leiden per 3 maanden..1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. Olïlcieele Kennisjfeviagen. Kr.rgeraeeater en Wethouders der gemeente Leiden In gen bij deze ter algemeene kennis dat de pas- ge over de RijnBtiaatsbrug, liggende over het evendaal, wegens herstelling, van 10 October a. s. Inadere aankondiging, voor rij- en voertuigen R zijn afgesloten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, KAS TER, Burgemeester, |L. J. VAN BÜTTINGHA WICHERS, Weth., lo. Secr. Leiden, 9 October 1888. Lan den gemeenteraad wordt door de Ina W. Hoogenstraaten C0., fabrikanten in verduurzaamde levensmiddelen alhier, ffgunning verzocht om ten behoeve hunner jomkotols een duiker te mogen leggen lor de Kerksteeg naar de Steenschuur. Na overleg met de commissie van fabri- ige, bestaat er by B. en "Ws. geen bezwaar Sgen de inwilliging van dat verzoek, zoodat j in overweging geven aan adressante ver- unning te verleenen om een duiker te ma- en tot het trekken van water uit het Steen- liuur ten behoeve van hare fabriek in de ierksteeg, overeenkomstig do overgelegde 2kening, onder voorwaarde dat: lo. het 5 rk geschiede onder toezicht van den I meente-architect en met zoo weinig mo- I ijk hinder voor de passage2o. dat de I er worde afgedekt met een geribd ijzeren jksel; 3o. dat de kosten van straten en jrstraten komen voor rekening van adres- j ite; 4o. dat door adressante eene recognitie irde betaald overeenkomstig het vastge- :1de tarief, zoowel voor den duiker als or den filterbak. De commissie van financiën deelt den j meenteraad mede dat zy zich volkomen kan jreenigen met de voorstellen van het college in Burgemeester en "Wethouders in zake de vername in onderhoud door de provincie van 0 Naakte Sluis en tot verhooging van enkele osten der begrooting over den dienst 1S88 vinding van de kosten voor het doen van Sodige herstellingen aan sommige gemeente- rerken en aanschaffing van benoodigdheden. Zij stelt derhalve voor tot vaststelling van t overgelegd concept-raadsbesluit in zake de lakte Sluis en tot vaststelling van den over legden Staat van af- en overschrijving tot n bedrag van f 3700, te besluiten. Dezelfde commissie bericht tevens dat zy in hare handen gestelde begrooting van D IWy vertrokken heimelijk en gingen naar ipzig, waar wij ln eene ellendige herberg n onderdak vonden. Ik trachtte werk te Ügen en het gelukte my, bezigheid buitens lis te vinden, waar ik mijn kind by my ocht hebben. Toon ik met de eerste ver ensten, vrooiyk gestemd, des avonds in het gement kwam, hoorde ik reeds in het por- lal een woest alarm, waaruit ik duidelyk 3 stem van myn man herkende. Ach, ook de »dere stemmen waren my, helaas, maar al i bekend; het waren onze vroegere collega's, oen ik binnentrad, werd ik hoonend ontvan- sn, en uit hunne spotternyon werd mij duide- ]k, dat Neuber hun vóór ons vertrek had mode- edeeld, waarheen wy ons begeven zouden. Als 't ware vernietigd, wankelde ik naar 'ijne kamer; myn man volgde my; ik brak i snikken uit. Hy schold; het was een too- 0el, waarvan het einde was, dathy my - sloeg. Dat was te veelMyne lankmoedigheid was in einde. Hevig verbitterd dat hy het waagde, ijne vrouw, de moeder van zyn kind, te slaan, ïkte ik myne biezen, nam de kleine op den de Bank van Leening voor het jaar 1889, heeft onderzocht en dat dit onderzoek tot geene bedenkingen heeft geleid. Zy stelt daarom voor die begrooting goed te keuren, in ont vangst en uitgaaf ad 13,880, sluitende quitte. Eene vlag, uitgestoken van den gevel van een gebouw op het Rapenburg, deed gisteren vermoeden dat binnen dat pand iets buiten gewoons moest plaats hebben, en in dat ver moeden werd men versterkt, toen gisteravond menigeen zyne schreden daarheen richtte. Dat gebouw is het nieuwe tehuis der afd. Leiden van de Sint-Jozefs-Gezellenvereeniging de plechtigheid, welke daarbinnen plaats had, was die der feestelyke inwyding er van. De inrichting in het algemeen, en de groote zaal er van in het byzonder, brengt op den be zoeker een gunstigen indruk teweeg. De zaal is ruim, wordt uitstekend ver licht en legt, in het kort gezegd, getuigenis af van den smaak en de beoefening der praktyk van hen, die deze zaal gemaakt hebben tot hetgeen ze nu is. Eene flinke open ruimte, waartoe men uit deze zaal door deuren onmiddellyk toegang erlangt, en waar van eene kegelbaan kan worden gebruik gemaakt, is een voordeel, aan het gebouw verbonden, dat niet uit het oog mag verloren worden. In de zaal, waar een buffet aanwezig is, dat echter het lokaal van geene ruimte berooft, aanschouwt men aan de ééne zyde het om kranste portret van Kolbing, den Duitschen stichter der Vereeniging, welke, evenals hier ter stede eene afdeeling, ook elders zyne vele vertakkingen heeft, en aan den anderen kant de busten van Neerlauds Koningen Koningin, terwyl boven het tooneeltje, waarop thans groen was aangebracht, de beeltenis prykt van Z. H. Paus Leo XIII. Toen de zaal geheel gevuld was en dr. H. J. A. M. Schaepman, tal van geestelyken, zoo uit deze gemeente als uit omliggende plaatsen, de heeren mr. N. L. J. Van Buttingha "Wichers en S. C. M. Knappert, wethouders, de commandant der Kweekschool voor Zeevaart en de kol. garnizoens-commandant, gezamenlyk binnenkomende, met fanfares waren begroet, werd het lied der St.-Jozefs-Gezellenvereeni- ging, begeleid door piano muziek en blaas instrumenten, door de gezellen gezongen, ge volgd door een feestzang ter inwyding van het nieuwe vereenigingslokaal. Daarop betrad dr. Schaepman, de bekende, redenaar, dichter en volksvertegenwoordiger, het spreekgestoelte. De geachte spr. begon met te erkennen dat arm en verliet des nachts huis en stad. Nog denzelfden avond ging ik zoover myne voeten my slechts konden dragen. In eene aan den weg staande schuur vond ik onderdak. Den volgenden morgen ging ik verder. Ach, Julie, gy vermoedt niet, wat het wil zeggen, aan vreemde deuren brood te moeten vragenIndien het my te doen ware geweest, ik ware liever verhongerd, maar het kind was er, en om zynentwille moest ik leven bedelen! En dan had ik ook een doel ik wilde weder naar het vaderlyke huis, myn ouders vergiffenis smeeken. Duizenden malen had ik reeds berouw gehad, dat ik hen des- tyds verlaten hadl" Zy maakte eene pauze en ademde diep, alsof zy nieuwe krachten moest verzamelen. Toen ging zy op doffen toon voort: „Het was in de schemering, op een ruwen winterdag, toen ik met een bang kloppend hart op den drempel van het ouderlyke huis stond. Eene dienstbode, die ik niet kende, deed my open, en toen ik eerst naar den vader vroeg, opende zy my de deur zyner kamer. Daar zat hy by eene lamp aan zyne tafel. Ik verschrikte, toen ik hem zag. Hoe oud en grys was hy gewordenEn waarom schreef hy nu, daar hy het schemeruur by moeder placht door te brengen?" eene groote eer hom te beurt viel, hier het woord te voeren, maar ontkende geenszins dat hy daarmede ook een zwaren last op de schouders genomen had. Vroeg men hem af waarom hy die taak op zich had genomen, dan was daarop zyn antwoord dathy die had aanvaard in het bowustzyn dat er een band van gemeenschap, van verwantschap, een band, hoog, dierbaar en heilig, bestond tusschen hem en degenen, voor wie hy optrad, omdat hy, zelf, hoewel in eenigszins andere beteo- kenis, een werkman, zich op zyne plaats be vindt te midden van werklieden. Spr. was van oordeel dat het geene ver wondering zou baren, zoo hy mededeelde by deze gelegenheid, aan deze plaats, te zullen spreken over den arbeid, den arbeid die adelt, over de hooge waardy van den arbeid, binnen welke lynen men zich daarby moet bewegen, welken weg men heeft te bewandelen. Spr. ging na hoe die arbeid eene soort van stryd is geworden, een stryd niet alleen ter verkryging van het dageiyksch brood, maar een stryd om ons machtig te maken, oen stryd, waaruit mededinging en wodstryd ontstonden. Hy schetste hoe zy, die arbeiden, soms tegenover elkander kwamen te staan, hoe het edele doel van den arbeid soms ont aardt in winstbejacht, dit in hebzucht, dit wederom in zucht tot overheersching, en hoe tirannie, de wet van den sterkste en de sla- verny geboren werden, hoe de wet van den arbeid een drukkende last werd en eene split sing in de menschenworeld ontstond, hoe twee deelen zich tegenover elkander plaatsten het eene deel, geplaatst op eene hoogte, stre vende ïaar genot en de wet der zelfver heffing toepassende; hot andere doel, de groote, donkere massa van het menschelyk geslacht, dat de schatten uit de steengroeve delft, waarvan de zuilen en do pilaren ter ondersteuning van de gouden daken van het kleinere deel worden verkregen. Spr. trad in eene beschouwing der gilden en stond een oogenblik stil by de toepassing van den stoom, de revolutionaire kracht in de nyverheid, en verzweeg de stelsels van hervorming niet, welke thans worden ge predikt, het een en ander stavende en ver- geiykende met feiten uit do geschiedenis, ook uit de gewyde. Aan de hand dezer laatste vooral, wee3 spr. er op dat het verschil van stand, dat er bestaat, inderdaad bestaan moet, dat streven naar geiykheid in stand voor allen, I eene ongerymdheid, eene dwaasheid is. Ook I herinnerde de heer S. er aan hoe de werk- „Daar is iemand, die u spreken wil, myn heer Weissenborn." Dit zeide do dienstbode, en hy zag op. Ik was genaderd; het licht viel op my. Angstig zag ik in de lieve trekken. Toen hy my herkende, was het een oogenblik, alsof een vreugdestraal over zyn gelaat gleedmaar dit voranderde weldra, en somber, byna drei gend klonk zyne stem: „Gy hier,Friederike? Wat wilt gy?" Ik wist my niet langer te houden. Ik wierp my aan zyne voeten en smeekte hem om ver giffenis. Hy hoorde my zwygend aan, maar toen ik zyne handen vatten wilde, onttrok hy ze my en sprong op. „Vergeven moet iku weer aannemen als myn kind? Onmogelijk! Zie my slechts aan; gy hebt my tot oen grysaard gemaakt. Uwe moeder hebben kommer en verdriet in het graf gebracht. Indien gy my alleen smart bereid hadt, zou ik het u kunnen vergeven; maar nu gy uwe moeder gedood hebt, vloek over u vloek vloek Zóó stond hy voor my; de aderen zwollen op zyn voorhoofd. Nog altyd lag ik op de knieën; ik wilde de lippen openen, maar de tong weigerde my den dienst. Met een stom gebaar wees hy my gebie dend de deur. Ik stond op en verliet lang zaam de kamer en het huis. Langen tyd zat PRIJS DER ADVERTENTIEN: V»n 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer/0.171. Grootere letters nasr plaatsruimte. Voor het iu- casseeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. man, die het goede wil, die zyne plichten vervult, door die plichtsvervulling rechten ver- krygt en heeft, welke erkend en geëerbiedigd worden door hen, die boven hem geplaatst zyn. Ten slotte richtte de heer Schaepman meer onmiddellyk het woord tot de St. Jozefs-ge zellen, die zich tot pleitbezorgers hunner zaak hebben gemaakt. Het verheugde hem dat zy de schreden hadden gezet op den goeden weg onder hun heiligen patroon. Hy wees op het voorrecht, dat zy genieten in het bezit van leidslieden, onbaatzuchtig, zonder eigenbelang, en had reden te meenen, dat het bewande len van den goeden weg hun zegen zal aan brengen. Meermalen werd de redenaar warm toege juicht. Na de pauze droeg onze stadgenoot de heer B. J. De Goey voor„Maria, Beeld der reinste min en verwierf daarmede welverdiende toe juichingen. Hy kweet zich op loffelyke wijze van deze taak en van die van orkest- en koor directeur. Vervolgens werd gezongen „De Kerk", daarna een orkest-stuk ten beste ge geven, gevolgd door het „Te Deum Laudamus" van A. D. Schenk en het opgewekte Vlaggelied. De weleerw. heer Hagenraats, hoofd der St.-Jozefs-gez.-vor. alhier, betrad nu nog het spreekgestoelte om zyne ingenomenheid te betuigen met de aanwezigheid van den deken, die in staat was geweest zyne ziekekamer te verlaten, en om eenige woorden van dank te wyden aan den feestredenaar. Tevens dankte hy de beide wethouders voor hunne tegen woordigheid, wees er op hoezeer het op prys werd gesteld dat Leidens regeering mede werkte tot het slagen van het voorgestelde doel en hoe de erkenning der overheid eene der leuzen van de Vereeniging is. Wel speet het den heer H. dat het hoofd zelf der gemeente niet op kon komen, maar het deod hem goed te kunnen mededeelen dat de door den burgemeester aan de Vereeniging gerichte brief hot duidelyk stempel droeg van zyne sympathie voor haar. Eindelyk sprak hy de geachte vertegen woordigers van vloot en leger toe en tevens hen, die bygedragen hadden tot de oprichting van het gebouw. Den heer HagenraatB werd na deze rede een groote krans aangeboden. En hiermede was deze inwydingsplechtigheid ten einde, welke by ieder, daarby tegenwoordig, .zeker in voortdurende herinnering zalblyven. Naar het „Utr. Dbld." verneemt, heeft de heer Ruygrok zyn ontslag genomen als organist in de Luthersche kerk te Utrecht. ik buiten op de stoep en luisterde of niet stappen vanbinnen naderden. Tevergeefs; want alleen den storm hoorde ik, welke om hot huis woedde en my de sneeuw in het gezicht joeg. Eindoiyk vermande ik my en wankelde heen. Het was de verschrikkelykste nacht van myn leven. Op koude en vermoeid heid lette ik niet; de duisternis verschrikte my niethet schreien van myn kind hoorde ik niet. In myn oor weerklonken onophoude- lyk de woorden van den vader: Nu echter,, nu gy uwe moeder gedood hebt, vloek over u vloek vloek!" Zy had met klimmende opgewondenheid gesprokenuitgeput hield zy op. Zy had haar bezoek byna vergeten. Maar nu, Julie weer bemerkend, zag zy het meisje doodsbleek en mot gesloten oogen, het hoofd tegen den muur geleund, op de sofa liggen. Verschrikt maakte zy haar voorhoofd en lippen nathet duurde lang, voordat de bewustelooze weerbykwam. Eindelyk deed zy de oogen open en scheen niet te weten, waar zy zich bevond. Verbaasd en verschrikt zag zy om zich heen, en eerst toen de oude vrouw haar geruststellend toe sprak, herademde zy verlicht. (Stof volgt).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 1