N°. 3774. Maandag i f^ej>teixit>èï». A0. 1888. .Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. DUELLEEREN? Feuilleton. Jenny's aanbidder. Leiden, 22 September. CVj.-ON „-O Qc>><C?<Ï3 DAGBLAR PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 regels/1.05. Iedere regel meer 0,17*. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het in- easseeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Olüeieele Konni«jferln|fen. Patentbladen. De Burgemeester, hoofd van het bestuur der ge meente Leiden, brengt ter kennis van belanghebben den, dat de ingovulde patentbladen voor de wyken V en VI, over het dienstjaar 1888/89, bij het College van Zetters, in een der vertrekken van het Baadhuis dezer gemeente, op vertoon van het aanslagbiljet, verkrijgbaar zyn, dagelijks des namiddags van één tot drie uren, cn wel op Maandag 24, Dinsdag 25, W oensdag 26 en Donderdag 27 September a. s., terwijl,na het verstrijken van dien termijn, de onafgehaalde patent- bladen ter uitreiking moeten worden afgegeven aan tie deurwaarders der directe belasting alhier, die voor hunne moeite mogen eischen tien cents, zonder meer. Leiden, De Burgemeester voornoemd, 19 Sept. 1888. DE KA.NTER. Met verbazing nam het „Nbl. v. Ned." ken nis van wat men gerust kan noemen het „nieuwe Haagsche schandaal" tusschen de luit.-kolonels De Rochemont en Verstege, van woike twee hoofdofficieren laatstgenoemde in eene brochure den heer De Rochemont aan valt op eene zóó brutale wijze, dat een on partijdig lezer vóór alles zich de vraag moet stellen, of de heer Verstege wezenlijk aan spraak maken mag op den naam van beschaafd rnensch. Had luit.-kolonel De Rochemont na het lezen van dien aanval, met het pamflet in de hand, den heer Verstege om de ooren geslagen, dan zou hij misschien zeer verkeerd hebben gedaan, maar onbegrijpelijk zou het niet zijn geweest. De heer De Rochemont is echter zoo ver standig om doodkalm te blijven; hy gaat eenvoudig met de brochure naar den officier van justitie en klaagt kolonel Verstege aan. Het kan niet correcter. Ieder zou zeggen: Ziedaar iemand, die meester over zichzelven is; hy maakt zich niet driftig; hy weet dat er wetten zyn, welke den beleedigde beschermen, en hy roept de bescherming dier wetten in. Zyn eigen rech ter weet hy, dat hy niet wezen mag en hy onthoudt zich dus van de voldoening om zyn tegonstander persoonlyk te tuchtigen. Deze zéér correcte houding heeft echter do verontwaardiging opgewekt van.een aan tal oud-officieren in Den Haag, allen ridders der Militaire "Willemsorde evenals kolonel De Rochemont en kolonel Verstege zyn en deze heeren zyn overeengekomen dat de heer De Rochemont na de brochure verplicht was geweest den heer Verstege uit te dagen tot een duell 3) Naar het Fransch van T. C'OJIBE. „Tameiyk goed.Wilt u r.iet binnenko men?' bracht Jenny met moeite uit. De be schroomdheid ontnam haar als 't ware de vrye beschikking over hare stem. Sully keek haar aan en begreep terstond wat er aan scheelde hy kende de kwaal bij eigen ondervinding. Toen hy zag hoe Jenny Verdan het bloed naar de wangen steeg, hoe zy verlegen de spa vasthield, welke haar nu tot last was, maar waarvan zy zich niet wist te ontdoentoen zy hem hare ongewasschen hand toestak en die terstond weer met eene onverstaanbare verontschuldiging terugtrok, toen wist hy dat zy aan dezelfde ziekte leed, welke hem zoo ongelukkig maakte. En hy was haar dankbaar voor hare beschroomdheid, voor haar verlegen uiteriyk, voor hare spa en haar kort rokje, want dat alles gaf hem een gevoel van kalmte, van gerustheid. Hy, zolf zoo beschroomd, kon dus, evengoed als andore menschen, op zyne beurt iemand verlegen maken? In ons land, een duel! Nu hy dat niet gedaan heeft, verklaren zy dat hy niet voldaan heeft aan de „eere- wetten". Stel u voor eene „eerewet", die voorschryft dat men in koelen bloede iemand naar het leven moet staan! En dat in ons nuchter Nederland De man, die niet erkent dat er naast de geschreven wet eene zedelyke wet bestaat, welke niet onder woorden of formules te brengen is, maar welker voorschriften door elk man van eer worden erkend, zal in de maatschappy in den regel een gevaarlyk persoon zyn. Maar al is er eene eerewet, welker eischen niet te formuleeren zyn, eene wet, welker eischen lynrecht indruischen tegen de ge schreven wet, kan nooit eene eerewet zyn. Toch moet het een feit zyn, naar wordt verzekerd, dat onder den officierenstand nog vry algemeen het gevoelen bestaat, dat som mige grieven alleen door bloed kunnen worden uitgewischt en dat er omstandigheden kunnen zyn, welke den officier verplichten zyn tegen stander tot een duel uit te dagen of eene uit daging aan te nemen. Het „Nbl. v. Ned." verkeerde echter in de meening, dat het duel, zooal niet uit onzen tijd, dan toch zoo volkomen uit de gewoonten en zeden van ons volk verdwenen was, dat men iemand, die de dwaasheid beging om eene uitdaging te zenden, formeel voor krank zinnig kon laten verklaren. In de burgermaatschappü is het dan ook aldus gesteld; maar in den officierenstand biykt nu dat men zóó ver by onze burger- ïyke begrippen ten achter is, dat daar in eere wordt gehouden eene instelling, welke uit de tyden der middeleeuwen dagteekent. Wy komen er rond voor uit, zegt genoemd blad, dat we er ons bartelyk over verheugen, dat kolonel De Rochemont zoo „burgeriyk" is geweest, om de zaak in handen van den burgerlyken rechter te stellen. 't Is wel mogeiyk dat dit voor luit.-kolonel Verstege, die nogal opgewonden schynt te zyn, een tegenvallertje is. Als men er zich op gespitst heeft, als tooneelheld te mogen fun- geeren en „den degen te kruisen" en dan ont nuchterd wordt door eene boodschap, of men eens even by den officier van justitie wil komen, ligt het voor de hand, dat men een beetje op den neus kykt. Maar in dit geval kan dit geen kwaad. Luit.-kolonel Verstege kan wezeniyk zoo'n ontnuchtering wel gebruiken. Het zal hem Hy maakte van dit voordeel echter geen misbruik. „Wy hebben elkander vroeger ook gekend," zei hy tot Jenny. Met opzet zag hij haar niet aan, omdat hy wist dat de blik van een vreemde iemand, die beschroomd is, hindert. „Dat is toch al lang geleden," antwoordde zy. „U is in jaren niet op Prise Jussy ge weest." „Zy is zichzelve spoedig weer mpester," dacht hy. „Ik zou nog een half uur lang met mijne verlegenheid hebben moeten worstelen, maar zy is by den tweeden zin weer op streek." Toen hy haar echter aanzag, bedekte op nieuw een hoogrood hare wangen. „Wat kykt hy my toch scherp aan!" dacht zy. „Ik zie er zeker bespotteiyk uit!Kwam Caroline maar terug!" En intusschen zei hy by zich zelven: „Ze ziet er aardig uit als zy bloost... Hoe oud zou zy wel zyn?" „Neen, dank je; wy zullen niet naar binnen gaan," zei mevrouw Arnaudin. „Ik zie daar een heeriyk bankjelaten wy daar even gaan zitten. Ik mag gaarne kyken naar het onder gaan van de zon, zie je." „Zooals u wil.... Ik ben alleen thuis,' voegde Jenny er by, in de hoop dat hare bezoekstor den bodekten zin van dezo woorden zou verstaan. geen kwaad doen te ontdekken, dat niet iedereen zoo opgewonden is als hy en dat onze burgermaatschappy, waarin kol. Verstege nu ook eenmaal leven moet, geschreven wetten heeft, dA men vóór alles dient te eerbiedigen, wil men recht hebben om over ongeschreven „eere-wetten" mee te spreken. Stel: luit.-kolonel De Rochemont was van 't zelfde idee geweest als de vrienden van kolonel Verstege en hy had dezen eene uit daging gezonden. De heer Verstege had dan het volste recht gehad om met die uitdaging in de hand naar den officier van justitie te gaan. Maar wy nemen aan dat hy dit niet zou doen en dat hy de uildaging zou hebben aangenomen. Wat dan? Dan waren beiden op een goeden morgen met een paar vrienden naar een verborgen plekje buiten Den Haag gegaan en daar met den degen in de hand tegenover elkaar gaan staan. Kolonel De Rochemont, als de be leedigde, zou het eerst een uitval hebben ge daan, welke natuuriyk door den heer Verstege afgeweerd werd; dan had deze eene beurt gekregendaarna de eerste weer en zoo voort, tot het een van beiden begon te vervelen. Deze zou zich dan, om er een eind aan te maken, eëh prik of schram hebben laten geven en dan was het uit geweest. Aan de eer was voldaan! De heeren hadden elkaar de hand gegeven en waren met hunne vrienden lekker gaan ontbyten om dan maar vooral fluisterend, want de zaak mocht, met het oog op de be moeizucht der justitie, niet ruchtbaar wor den in de Witte Sociëteit' te snoeven op hun heldenmoed! Of wel: de zaak had een ernstiger afloop gehad; een van beiden had den ander door stoken. Hy had dan onmiddellyk het land moeten verlaten en voor zyn leven blyven rondzwerven als.misdadiger, als moor denaar, steeds gevaar loopende om als zoo danig gearresteerd te worden. Wie ter wereld kan dit toch verlangen? Welke „eerewet" kan zoo iets voorschryven? Enkele weken geleden hadden we het duel tusschen generaal Boulanger en minister Floquet. Heel de Nederlandsche pors heeft toen den draak gestoken met den „dapperen generaal." Zou er een blad in Nederland zyn, dat thans iets anders kan doen met het oor deel der Haagsche dragers van de Militaire Willemsorde, die in koelen bloede verklaren dat do heer De Rochemont even dwaas had moeten handelen als generaal Boulanger? WH gelooven het niet. Sully begreep haar. Toen zyne tante hem uitnoodigde om naast haar op de bank plaats te nemen, schudde hy het hoofd. Hy bleef staan om aan Jenny te toonen dat hun bezoek niet lang zou duren. „Zóó, ben je alleen?" zei juffrouw Arnaudin. „Nu, dat is my eigeniyk nog wèl zoo lief. Als jullie by elkaar zyn, praat de eene nog minder dan de andere en dan heeft Abdias het hooge woord." „Ja", zei Jenny; „wy zyn een beetje schuw van aard; ik vooral." Zy ging zitten op den anderen hoek van de bank, sloeg hare mouwen naar beneden en vouwde, met een gezicht als eene marte lares, de handen. Eene groote linnenmand stond naast de bank tegen den muur. Zy trok die naar zich toe om er hare ongelukkige pantoffels achter te verbergen. „Toen myn vader nog leefde," ging zy voort, „kregen wy nooit bezoek; wy hebben daardoor niet geleerd een geregeld gesprek te voeren." „Het is nog tyd om het te leeren, al ware het alleen om te voorkomen dat Abdias al tyd het hoogste woord voert," hernam juffrouw Arnaudin. „A propos, Jenny, hoe bevalt je je zwager?" - „Myn zwager?' zeiJ verbaasd, „0,j a, Het jaar 1887 is voor de Indische finan ciën zeer gunstig geweest. Het heeft een voordeelig saldo van niet minder dan ƒ24,616,300 opgeleverd. De uitgaven hebben 10.8 millioen minder en de inkomsten 11.9 millioen meer bedragen dan in 1886, toen ruim 1.9 millioen overbleef, tegen een voor deelig slot van 2.1 millioen in 1885. De ontvangsten in Indië hebben ruim 2'/, millioen, die in Nederland ruim 9.3 millioen meer dan in 1886 bedragen, vooral wegens de hoogere koffiepry'zen. Door de voordeelige uitkomsten der 3 jaren 1885 '87 is het tekort op de Indische dien sten geslonken tot 18.7 millioen, zoodat van het aandeel, dat uit de leening van 1883 aan de Indische middelen is uitgekeerd, nog 26.4 millioen beschikbaar is gebleven. Op do Staatsbegrooting voor 1889 is als nieuwe post onder de middelen en inkomsten uitgetrokken eene som van 1,485,000 als „Uitkeering aan het Ryk van 25 pCt. over het nominaal bedrag, waarmede het maatschap- peiyk kapitaal der Nederlandsche Bank wordt vergroot, zoomede van 3/4 gedeelten van het aan den Staat toekomend aandeel in de door de Nederlandsche Bank over het boekjaar 1889/90 behaalde winst." De door Gedep. Staten van Zuid-Holland goedgekeurde rekening der gemeente Zwam- merdam over 1887 bedraagt in ontvangst ƒ13,151.451/, en in uitgaaf ƒ12,120.04 en sluit alzoo met een batig saldo van 10,31.41'/,. De door den Raad dier gemeente vastge stelde begrooting voor 1889 bedraagt in ont vangst en in uitgaaf ƒ10,389.89'/,. De jaarwedde van den te benoemen onder- wyzer aan de openbare school No. 1. op het dorp werd vastgesteld op 500 voor het eerste jaar dienst, 525 voor het tweede jaar en 550 voor de volgende jaren, met verplichting tot het geven van herhalingsonderwyster- wyi de jaarwedde van het hoofd der openbare school No. 2 (i/d. Tempel) verhoogd werd met 50 en alzoo is vastgesteld op 750 met vrye woning en tuin. Voorts besloot de Raad met ingang van 1 November a. s. een eervol ontslag te verleenen aan den heer J. Van Amstel, onderwyzer afin de openbare school op het dorp. Men meldt ons uit Waddingsveen In eene vergadering van belangstellenden werd Woensdag jl. onder presidium van ds. G. Van der Pot een fonds opgericht, om zoo mogeiyk zieken en herstellenden in het aanschaffen ik dacht er niet aan.Alles is zóó geheel by het oude gebleven, dat ik dit buweiyk soms totaal vergoot.Myn zusje is nog altyd dezelfde; ik geloof echter dat hy minder gromt en minder rookt dan vroeger. „En Caroline?" „Caroline?"... „Ging die mynheer toch maar zitten!" dacht Jenny. „Ik voel dat hy my gedurig aanziet; hy staat daar net als een photograaf!" „Caroline?..Die is met Mica naar het dorp. „Zy is zeker nog dezelfde van vroeger?" „O, ja, precies dezelfde." „En Mica?" „Mica?... Die is met Caroline naar het dorp," zei de arme Jenny, die, onder den voortdurend op haar rustenden blik van Sully Arnaudin, alle tegenwoordigheid van geest verloor. „Nu, Jenny, jy bent ook nog precies do- zelfde gebleven," zei de tante van den lastigen bezoeker, terwyl zy, half lachend, half boos, opstond. Houdt je familiegeheimen maar voor je.... De groeten aan je zusters; wy komen nog wel eens terug I" {Wordt vrvolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 9