I TT R°. 3753. gourani wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven. Een openbaar belang. k\ 1888 FÏUJ8 DBZKB, OOMKANT: 7>x>? Leddaa j<>x 8 mA^ndta.1.10. frz%&<M p«r post1.40. Kommen.0.65. PRIJS DHR ADV12RlOTI«rTI3nf: Tms 1—8 regale 1.05. Iedere regol meer 0.17$. Grootere loiters nt,*r plaatcroimto. Toor hoi i*- öMB&cron buiten do stud wordt 0.10 berekend. i „Verordeningen omtrent de keuring van levensmiddelen bestaan in deze gemeenteniet." Deze woorden, voorkomende in het „Ver- slag van don toestand der Gemeente Leiden I over het jaar 1887", moeten op den lezer, I zoowel binnen als buiten onze goede stad, een verrassenden indruk maken. Hoe, Leiden, zetel eener universiteit met eon we zouden haast zeggen wereldberoemde, als dat woord niet veel te zwak ware medische facul teit, en nog bovendien in hot bezit eener Vereeniging tot verbetering der Volksgezond heid, datzelfde Leiden doet niets om zyne zonen en doehteren te vrijwaren voor de schadelijke werking van „levens"xniddelon, met welker gebruik men veel kans heeft dood te gaan? Of is het wellicht hiermee zóó gelegen, dat in een brandpunt van medische practyk en hygiënische geleerdheid niemand het waagt, voor de gezondheid schadelijke eetwaren bin- nen te brengen^ overtuigd dat onmiddellijk zelfs de minst ontwikkelde zijn afkeer zou aan den dag leggen van dergelijk voedsel? Is door den eerbied, waarop onze académie recht heeft, eene soort van verboden kring gevormd, ontoegankolyk voor het rampzalig overschot van zieke varkens en buiten slach- terlyk toedoen gesneuvelde koeien? Bestaat er zooveel ontzag voor onze kweekplaats van geduchte juristen, dat niemand zelfs durft denken aan eene overtreding van artikels 174 en 175 van het Strafwetboek? Mocht iemand zich vleien met deze illlusie, zij wordt door dezelfde paragraaf van het Gemeenteverslag een heel klein beetje ge stoord. W(j lozen daar namelijk „Bij de aanstaande herziening der Alge- meene Politieverordening zal in overweging moeten worden genomen, in hoeverre doel treffende bepalingen kunnen worden in het leven geroepen ter voorkoming van den ver koop van vleesch, waardoor nadeel aan de gezondheid kan worden toegebracht, overeen- komstig den wensch van de Afdeoling Le;den en Omstreken (der Maatschappijl tot bevordering der Geneeskunst."' Het schijnt dus ook bjj Hoeren Burgemees ter en Wethouders vast te staan, dat de hoedanigheid van het hier ter stede ten ver koop aangeboden vleesch niet altijd en onder alle omstandigheden vertrouwbaar is. En inder daad, doorwandel maar even do buurten, eenigszins van het centrum der gemeente ver wijderd gij zult zien dat daar een opmer kelijk groot aantal „slagerijen" haar kwijnend bestaan voortslepen, maar eon vluchtige blik op de uitgestalde of in het schemerdonker aan oen haak hangende waren zal by u wel eenigen twijfel doen rijzen, of deze den toets eener eerlijke critiek kunnen doorstaan. En dat is toch zeker iets bedenkelijks. Wy lezen zoo nu en dan in de couranten van gevallen van ernstige ongesteldheid, die onvoorzichtige vleesch consumenten zich op den hals halen, laatst nog uit Den Helder, waar „door het gebruik van bedorven vleesch een geval van bloedvergiftiging is voorgekomen. In een huis- gezin zpn vader, moeder en vier kinderen aangetast. Door de plaatselyke gezondheids- politie is onmiddeliyk een onderzoek ingesteld." Zoo luidt het bericht, dat, geljik ieder trouw courantlezer weet, volstrekt niet op zich zelf staat. Maar daar is nog meer! Vleesch is niet het eenig consumtie artikel, dat weieens in minder consumabelen toestand voorkomt. In den vruchtentijd, te beginnen met de kersen, waarvan men vaak verrotte hoopjes in be vallige groepeering opgestapeld ziet togen zooveel centen het pond, welk uitschot ner gens anders thuis behoort dan op den mest hoop, tot aan de peren, pruimen en appelen, welke in verschillende stadiën van onrypheid, worm8tekerigheid of verrotting de tafeltjes van sommige snoepwinkeltjes garneeren, en toch niet onwaardig gerekend worden om door arme kinderen als eene versnapering te worden ge nuttigd. Hot ware inderdaad te wenschen dat men van overheidswege eenvoudig dien ongu- ren rommel verbeurd verklaarde, want niemand zal ons vortellen hoeveel jeugdige lyders aan ingéwandsziekten reden hebben de gemakke lijkheid te betreuren, waarmede hunne ouders de verlangde „snoepcenten", beschikbaar stel- don, zonder eenige controle op hot gebruik. Niet dat wy den handel zouden willen druk ken, maar het bestaansrecht van deze soort van negotie meenen we te mogen betwisten. Indien gy den inventaris van diezelfde win keltjes nog aan een nader onderzoek wilt onderwerpen, dan zal uwe aandacht getrokken worden door groote stukken suikergoed, in spanen door.en met Engelsch opschrift uitge stald voor een enkelen cent kan men een brok koopen van belang. Vooral in do naby- heid van schoolgebouwen is deze nering sterk vertegenwoordigd; en we kunnen ons gemak- fceiyk voorstellen dat de in den regel vrou welijke exploitanten dier handels-inrichtingen, en de onderwyzers, in hunne waardeering en bevordering van het debiet niet geheel van dezolfdo meening zijn. Dat goedkoop stuk suikergoed nu is niet totaal suikervry, maar het hoofdbestanddeel is toch gips of oen ander mineraal, torwyl het ook kleurstoffen bevat. Y/e willen aannemen dat hiertoe geene vergiftige verfstoffen zyn gebezigd; maar zouden we daarmede de onschadelykheid van hot mengsel voldoende gewaarborgd achten Dan hebben we weieens kwade noten hooren kraken op het artikel visch. Geene dagelyksche bezookers zynde van de markten, waar de schatten van den oceaan de liefhebbers toe- lachen, zouden we niet durven beweren dat de ichthyophagen onder onze medeburgers steeds aan groote gevaren zyn blootgesteld; daar even wel het vischdebiet ook hier ter stede, gelyk in de meoste gemeenten, een ambulant karakter vertoont, zouden we niet gaarne den inhoud van al die kruiwagens en manden, welker eigenaars en eigenaressen zich hier en daar postoeren om weldra in warme onderhande lingen met de huismoedertjes te treden, aan een gastronomisch onderzoek toetsen. Doch juist die onbogrr-nsde verspreiding van den vischhandel maakt een geregeld toezicht op de hoedanigheid van het artikel uiterst moeielyk. Voorshands schynt het Dagelyksch bestuur dezor gemeente ook niet van plan te zyn, voorstellen in te dienen tot eone meer alge- meeno keuring van levensmiddelen de affaires, hierboven vermeld, worden nog met in haar rustig en nuttig bestaan bedreigd. De aanvan- keiyké plannen reiken niet verder dan tot het vleesch. Welnu, elke schrede in de goede rich ting juichen wy toe, en we betwyfelen ook niet, of de Raad zal, te zyner tyd, aan dit be langrijk onderwerp zyne volle aandacht wijdon. Men bedenke daarby, dat zelfs deze eerste en gewichtige stap verre van gemak kelijk is. Niet ieder is in staat op het eerste gezicht min of meer bedorven vleesch te onderkennen, en vooral niet als doeltreffende middelen zyn aangewend om de waarschu wingen van den reuk den pas af te snyden. Wien is het onbekend dat er byvoorbeeld talryke worstpreparaten zyn uitgevonden, waarin men gerust alles kan stoppen wat maar van een dier afkomstig is, terwyl dan de eene of andere specery wordt aangewend om den fijnsten neus te verschalken en den argeloozen kooper in den zoeten waan te brengen, dat hy eene heerlijke lekkernij mee naar huis neemt? De mooilykheden, aan het toezicht op den vleeschverkoop verbonden, worden in het Verslag duidelijk aangegeven. „Naar het oordeel van het Bestuur der Voreeniging tot Bevordering der Volksgezond heid zouden zoodanige maatregelen bevatten keuring van het vee, voor de slachterij be stemd, toezicht by' de opening der geslachte dieren, keuring van het vleesch zelf, waar voor een uitgebreid, geoefend en geheel onaf hankelijk personeel wordt vereischt, terwyl zelfs nog in dat geval eene zoo volledig moge- lyke keuring slechts zal kunnen geschieden in een goed ingericht abattoir." Men ziet het: de zaak is niet met een praatje goed te maken, en inderdaad zien we in onze verbeelding achter dit vraagstuk reeds de abattoir-quaestie verrijzen, welke vroeger of later ook hic-r aan de orde zal moeten komen. Met bedoelde inrichting is in den regel het slachtersgilde minder ingenomen, doch wanneer met een beroep op de ge meenten, welke haar hebben tot stand ge bracht, aangetoond kan worden dat het open baar belang er mee gebaat is, wat dan? Doch we willen de evcntueele beslissing van den Gemeenteraad niet vooruitloop6nde ervaring heeft bewezen dat onze beschreven vaderen gewoon zyn, van alle zaken, groote zoowel als kleine, het pro en contra met ernst te bespreken. Verheugen we ons slechts in het vooruitzicht dat het onderwerp eerlang aan de orde zal komen; met belangstelling zien wij de nadere voorstellen van den Gemeente raad te gemoet. Leiden, 1 September. De uitslag van het tweede adinissie- examen aan de hoogere burgerschool voor jon gens alhier is als volgt: lste kl. 8 adspiranten, toegel. 3, afgewezen 5. 2de „2 tot de lste kl. 3de 1 adspirant tot de 2de kl. 5de „1 tot de 5de kl. Wy vernemen dat do Britsche regeering aan dr. G. Schlegel, hoogleeraar te Leiden, het voorstel heeft gedaan, voor hare rekening eene Engelsche uitgave van zyn bekend „Nederlandsch-Chineesch Woordenboek" to bezorgen. Hoe veroerend deze opdracht voor dr. Schlegel ook moge zijn, men weet toch niet, of hy, met het oog op den reusachtigen arbeid, die eene omwerking van dit Woorden boek in de Engelsche taal zou vereischen, in dat voorstel zal willen treden. Het Woorden boek, waarvan thans deel I tot IV, Isteafle- vering, deletters a u omvattende, verschenen IF'eullleton. HET MUZIEKGEZELSCHAP „POLYHYMNIA." 2) Mynheer Blom had, eveneens by de vorige repetitie, goed gevonden de partituur van Van der Snaar mee te nemen; deze moest hyook nog even halen, daar Blom haar wel eens vergeten kon mede te nemen. By eene voor gaande uitvoering was gebleken dat de ver- lievenheid, waarvan af Van der Snaar diri geerde, niet verheven geno eg wasderhalve moest ook dit den timmerman goed op 't hart gedrukt worden, want hy, Van der Snaar, als directeur van het muziekgezelschap op een te laag standpunt tegenover zyne me deleden, neen! dat mocht vooral niet! Dan liever de uitvoering een paar dagen uitgesteld! O, ja, dat zou hy haast nog vergeten. De lieftallige sopraan moest toch met een bouquet ten tooneele verschynen. „Laat ik daar vooral om denkenhet zou anders eene grove onbe- I leefdbeid zyn!" dacht Van der Snaar. Zooals we zeiden: al deze gedachten door- I kruisten des directeurs brein, toen hy op weg was om de laatste repetitie te gaan leiden. Eindeiyk had hij dan het doel bereikt. We t zien bem het schoolgebouw binnentreden, waar de kinderen juist aan het spetlen waren. In dit gebouw hadden de repetition van het gezelschap plaatsin gewone omstandigheden des avonds, maar thans, de laatste maal, in het middaguur. In 't lokaal zyn reeds alio orkestleden aanwezig, die met elkaar het zelfde vervelende geluid maken, dat ons in de opera vóór den aanvang der ouverture zoo hindert. Mynheer Arends zit zyn piston warm te blazen. Mynheer Smits zit op de piano de A. aan te geven voor de heeren Van der Zwet c. s., die tot in het wanhopige, met hunne violen tusschen de boenen,zitten te stemmen; mynheer Lensing zit met Job's geduld (zonder Salomon's wysheid) een vierden poot aan zyn opstalletje te fantaseeren, door eene porte feuille er onder te schuiven, welke nu en dan uitglydt, waardoor de pauken met dof gerommel op den grond vallen. De contra bassist wacht totdat de heeren Van der Zwet c. s. „gestemd" zyn en zit tot tydverdryf een weinig op de snaren te tokkelen. De picolo tracht of hy de lage C. ineens kan inzetten, en zoo maakt elk instrument een eentonig geluid, dat, van alle instrumenten te zanaen genomen, ongeveer den indruk maakt, dien men verkrygt by 't binnentreden van de pape gaaien-serre in een ef anderen dierentuin. By het binnenkomen van Van der Snaar zwygen even alle instrumenten, maar ook slechts oven, om later met nieuwen moed woder te beginnen, totdat Van der Snaar zyne te lage verhevenheid bestygt Met een vergenoegd gezicht ziet hy om tóch heen. Er zühlt die Hzuptor seiner Lieben, Und sieh'! ihm fehlt kein theures Haupt. „Alle heeren present?" vraagt hy, daarhy zich met bovengenoemde tellery wel eens ver- j gist kon hebben. „Allen? Dan zullen we van daag maar dadeiyk een begin maken met „La Blonde" zegt hy, zijn dirigeerstok vaster in do hand klemmend. „La Blonde" is eene compositie van des heeron Van der Snaar's hand. Geïnspireerd door de heilige gevoelens van liefde, welke hy voor de blonde Louise Smits koesterde, was hy op een avond neergevallen voor zyn half versleten klavier en had toen met eene nonchalence, welke de grootste com- ponist hem zou benyden, volle akkoorden van heiligen eerbied en zoet sleepende tonen der liefde dooreengemengd om ze later als „La Blonde" uit zyn musicaal mortier (brein, bedoel ik) te voorschyn te roepen, en als groot orkestwerk in het licht te zenden, n. 1. alleen in het licht der vereeniging, want men speelde van het manuscript af. By het uit spreken van de Woorden „La Blonde" waande Van der Snaar zich reeds aan de zyde van Louise, wandelende in lieeriyke, belommerde lanen, allerlei zoete woordekens elkander toe fluisterend, terwyl de vogeltjes daarboven ter hunner eere een „Halleluja" aanhieven. Ach, die goede Van der Snaar kon zoo poëtisch zyn als het zyne Louise gold! Ja, als ze maar'eerst zyne Louise was, dan, o ja, dan zou het leven hem dubbel schoon zijn dat was 't juist, dat Van der Snaar lange, bange nachten wakende hield. Altyd zag hij haar in zyne verbeelding. In eiken hoek van de kamer zag hy dat „engelreine Bild", ja zelfsals hy tö bed lag en, tevergeefs pogende den slaap te vatten, lajW op zyne bedgordynen tuurde, dan veranderden de .^onderden eiken blaadjes, daarop afgedrukt, in oveïzoove!e lieve gezichtjes, welke allen op Louise .qe"'3' kenen als hy 's morgens na het ontwaken* naar zyno waskom keek, dan geleek deze hem een diep blauw meer. op welks helderen bodem hij weder het gelaat zijner beminde zag, hem lief toeknikkend en sehalksch toelachend. f Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 1