het wat winderig was. Een talrijk publiek
woonde het schitterend schouwspel by en
juichte de hoofdnummers van het vuurwerk
levendig toe. Do Amstel was den geheelen
avond hot tooneel van oen vrooiyk spelevaren
van honderden vaartuigjes, welke door elkaar
krioelden en een werkeiyk phantastisch schouw
spel opleverden.
Een treurig ongeluk had plaats
in de veenderp Rietwykeroord (gem. Nieuwer-
Amstel). Terwül twee broeders De H., van
Amsterdam, aan het visschen waren, viel de
oudste in het water en zonk onmiddeliyk. De
jongste, een knaap van 14 jaren, sprong hem
na om hem te redden, doch tevergeefs. Op
zyn geroep werd hy gered, doch het lyk van
zp'n broeder werd eenigen tyd later opgehaald.
By het diner, door den burge
meester van Amersfoort en echtgenoote Vrydag
jl. aan burgerlyke en militaire autoriteiten en
officieren der schuttery aangeboden, heeft
mevrouw aan de Amersfoortsche schuttery
toezegging van een vaandel gedaan.
Omtrent de „Thingvalla" na de
aanvaring met de „Geiser" meldt men nog
dat de boegspriet van het dek tot aan den
kiel gebroken was en de boegplaten in zulk
een ontredderden toestand waren, dat de tim
merlieden ze niet konden herstellen. Het schip
stoomde daarom achteruit, langzaam naar
Halifax, met een toevallig aangetroffen schoe
ner op sleeptouw, welke als roer diende; 117
of 118 personen zyn by de aanvaring omge
komen, welke waarschynlyk een gevolg van
onnauwkeurig sturen was. De kapitein van
de „Geiser" was biykbaar van oordeel dat
beide schepen hunne richting zouden behou
den, doch de „Thingvalla", dat beiden naar
bakboord zouden wenden. Dit was verkeerd,
te meer daar de „Geiser" hare snelheid ver
minderde.
Kapt. Muller van de „Geiser" zegt ook dat
de ramp niet bepaald is toe te schreven aan
het weder, alhoewel het gezicht ten tyde van
de aanvaring zeer werd belemmerd door een
dichten regen. Do wachthebbende officier van
de „Geiser" is verdronken en do kapiteins
van beide stoomschepen zy'n niet geneigd
verdere verklaringen omtrent de ramp te ge
ven dan aan de vertegenwoordigers van het
Deensche gouvernement, die de zaak in Kopen
hagen zullen onderzoeken.
KOLONIËN.
BATAVIA, 16-21 Juli.
(Fransche mail.)
De „Javasche Courant" van 20 Juli bevat de
volgende officiöele berichten omtrent Bantam
Uit een van den resident van Bantam ont
vangen schrifteiyk rapport worden de volgende
meer uitvoerige berichten ontleend betreffende
de plaats gehad hebbende gebeurtenissen in
de afdeeling Anjer dier residentie.
In den nacht van Zondag op Maandag 9
dezer, terwyi de assistent-resident van Anjer
met den adspirant-controleur en den resident
van Bantam te Anjer-Kidoel den nacht door
bracht, werd de klerk H. F. Dumas to zijnen
huize door eenige inlanders overvallen, die
hem, zpne vrouw en zyne kinderen verwond
den en voorts alles, wat zich in huis bevond,
vernielden. Van daar trokken zy naar de
nabygelegen woning van den Djaksa, en sloe
gen ook daar alles stuk, waarna zy zich ver-
wyderden.
By het aanbreken van den dag riep de
Djaksa de hulp in van de echtgenoote van
don assistent-resident, voor de gewonde fami-
lio Dumas, die intusschen naar de woning van
dien inlandschen ambtenaar overgebracht was.
Ten einde de gevraagde hulp te verleenen,
begaf mevr. Gubbels zich naar het huis van
den Djaksa, hare twee kinderen in hare
woning achterlatende.
Te ongeveer halfzeven daarop vertoonde
zich op de passer eene groote menigte inlan
ders, waarvan het aantal niet mot juistheid
is op te geven, die zich naar de niet ver van
elkander gelegen woningen van Dumas, den
Djaksa, den ondercollecteur en den wedana
van Tjilegon begaven, waar zy alles wat in
hun bereik kwam kort en klein sloegen en
een zoon van den ondercollecteur vermoordden.
De wedana van Tjilegon, die zich ook in
de woning van den Djaksa bevond, vluchtte
daarop met zpne vrouw en mevrouw Gubbels,
die zich den terugkeer naar hare woning zag
afgesneden, naar de gevangenis, waar zy zich
opsloten.
Waarschynlyk hoeft toen slechts een deel
der muiters zich met geweld den toegang tot
do gevangenis verschaft, terwpl de overigen
den klerk Dumas, die, niettegenstaande zyne
wond, gevlucht was, opzochten en vermoord
den en ook den zoutpakhuismeester Bachet,
die eerst nog getracht moet hebben zich met
zgn geweer te verdedigen, zoomede den onder
collecteur, den Djaksa en de beide kinderen
van den assistent-resident om het leven
brachten.
Nadat de muiters de poort der gevangenis
geforceerd en de gevangenen in vryheid ge
steld hadden, schpnen movrouw Gubbels en
de wedana van Tjilegon gelegenheid te hebben
gehad te ontsnappen, doch moeten zy spoedig
door de muiters achterhaald en omgebracht
zyn; althans, de ipken werden op eenigen
afstand van de gevangenis gevonden. Ook de
cipier werd vermoord.
Des morgens te acht uren ontving de assis
tent-resident van Anjer, die, als boven gezegd,
zich met den resident te Anjer-Kidoel bevond,
het bericht dat des nachts te drie uron by
den klerk Dumas inbraak gepleegd was en
deze, zyne vrouw en een kind daarby gewond
waren. Daar de Patih wegens ziekte afwezig
was, keerde de assistent-resident onmiddeliyk
naar Tjilegon terug, terwpl de resident met
den adspirant-controleur zich naar het Tjarin-
ginsche begaf.
De heer Gubbels moet ongeveer te tien uren
te Tjilegon zyn aangekomen, doch reeds vóór
hy die plaats bereikte, werd een aanval op
hem beproefd, welke echter niet gelukte door
dien de paarden, schichtig geworden, tot de
aloon-aloon doorreden.
Eene groote bloedplek in zpn rytuig doet
intusschen vermoeden dat de assistent-resident
reeds vóór zyne aankomst te Tjilegon verwond
was. Niettemin is hp nog naar de woning
van den Patih gegaan, waar hy zekeren Hadji
Jachia, die op hem schieten wilde, een geweer
ontnomen heeft.
Door bloedverlies verzwakt, moet hy echter
kort daarop ter dood zyn gebracht. De boor
meester J. Grondhoudt, eerst sedert het laatst
van Juni te Tjilegon gevestigd, heeft aanvan-
kelpk gelegenheid gehad om met zpne vrouw
en een bediende, in gezelschap van den vacci
nateur, te vluchten. Yolgen6 laatstgenoemde
is het echtpaar naby de gardoe Koesanbiboe-
hoet, op circa 5 palen van Tjilegon, in handen
der muiters gevallen en vermoord. Hunne
lpken zpn op 16 dezer aldaar gevonden.
Te Serang had men intusschen van het
gebeurde bericht ontvangen en in den namiddag
van Maandag 9 dezer vertrokken de regent
en de controleur van Serang met 28 militairen
van het garnizoen, onder commando van den
lsten luitenant C. D. J. Van der Star, in
karren naar Tjilegon.
Reeds spoedig werden zy in een hollen weg
met steenworpon begroet, doch de aanvallers
kenden zonder moeite verjaagd worden.
Op l'/j paal afstands van Tjilegon het
was toen halfvpf, dus nog licht werd hun
echter de weg versperd door ongeveer een
200 tal mannen, die, volgens getuigenis van
eenige later opgevatte deelnemers, op weg
waren naar Serang. Slechts één van hen had
een geweer; de overigen waren allen met
klewangs en pieken gewapend. Na uit de kar
ren gestapt te zyn, gingen de regent ep de
controleur naar voren en vroegen waarom zy
den weg versperden.
Het antwoord was een luid geschreeuw van
„Sabil oellah", gepaard met het zwaaien der
klewangs. De rogent vermaande hen huis
waarts te keeren, doch vruchteloosde muiters
naderden al meer en meer, gedeelteiyk buiten
de dpken van den weg, alsof zp het voor
nemen haddon de troepen te omsingelen.
Toen de regent en de controleur terugge
gaan waren, gaven de militairen, na herhaalde
sommatie om uiteen te gaan, twee salvo's,
waarop de menigte zich verspreidde, 9 dooden
achterlatende.
Van de gewonden, die oen goed heenkomen
wisten te vinden, zyn sedert twee gearresteerd.
Te vyf uren kwam het detachement te
Tjilegon aan en werd er op de aloon-aloon een
hoornsignaal gegeven, hetgeen mevrouw
Dumas, met haar gewond kind en twee andere
kinderen, benevens eene dochter, een neef en
eene nicht van den vermoorden zoutverkoop-
pakhuismeester Bachet, uit de assistent-resi
dentswoning deed te voorschpn komen.
Na uit het huis van den Patih en andere
woningen eenige vivres te hebben bijeenge
bracht, legerde men zich, vergezeld van bedoelde
personen, in de gevangenis, welke het best te
verdedigen was.
Hoewel by het binnenkomen van Tjilegon
aan den noordkant van den weg eene groote
menigte menschen gezien was, werd het deta
chement gedurende den nacht niet verontrust.
Den volgenden ochtend bleek dat genoemde
plaats verlaten was, doch spoedig kwam het
hoofd der tot de kota Tjilegon behoorende
kampong Djombang wetan het verzoek doen,
of het volk van zpn kampong mocht terug-
keeren, hetgeen toegestaan werd, met bepaling
dat het hoofd als gpzelaar in de gevangenis
zou blpven.
Te halfelf in den voormiddag kwam de Patih
met den adspirant-controleur Van Rinsum,
eenige hoofden en anderen, te zamen 15 man,
waarvan zes met geweren gewapend, van
Anjer aan, en na op deze wy'ze versterkt te
zyn, verliet een gedeelte der bezetting de ge
vangenis om de plaats Tjilegon nauwkeurig
op te nemen en de lpken te begraven.
Des nachts te halféén kwam de eerste
compagnie van het uit Batavia gezonden ba
taljon infanterie te Tjilegon aan (welke zich
mede in de gevangenis legerde) des anderen
daags, Woensdag 11 Juli, gevolgd door den
resident en den bataljons commandant.
Den volgenden ochtend werd onmiddeliyk
een tocht ondernomen naar de kampong Bedjie,
waar, volgens de berichten, de muiters zich
ophiolden.
Op dezen tocht werden verscheiden der
laatstgenoemden, waaronder een der hoofd-
aanleggers, Hadji Machmoed, gearresteerd,
terwyl op den terugweg een paar kampongs,
welke de daar aanwezige muiters en ontvluchte
gevangenen niet hadden uitgeleverd, aan de
vlammen prysgegeven werden.
Sedert worden dagelpks detachementen uit
gezonden ter patrouilleering van den omtrek
en tot opsporing en arresteering van deelne
mers aan de onlusten, waarvan ook reeds een
groot aantal, waaronder verscheidene leiders,
zpn gevat.
Het in brand steken van dorpen of zelfs
van alleenstaande huizen is echter ten streng
ste verboden, maar daarentegen is eene be
looning van f 500 uitgeloofd voor elk bericht,
dat de arrestatie ten gevolge heeft van een
der hoofdmuiters Hadji Wassid, Hadji Ismail
en den uit de gevangenis bevrpden veroor
deelden assistent-wedana van Poeloe Merak
Agoes Soera di Karia. Hadji Isak, die mede
tot de aanvoerders behoorde, werd den 17den
dezer te Serang doodgeschoten.
Op den morgen van dien dag kwam by,
als gewoon dessaman gekleed, met eene lans
punt in de hand, op den schildwacht af, die
even bujten Serang aan den weg naar Pan-
deglang geposteerd was. Deze velde zpn ge
weer en riep „halt," waarop de andere het
wapen met zpne linkerhand vastgreep, terwpl
hp den schildwacht trachtte te verwonden.
Door den commandant der wacht, een Ei*o-
peesch fuselier, werd hp daarop neergeschoten.
Ten einde Zr. Ms. stoomschip „Pontianak,"
dat ter bescherming van de ingezetenen en
het kustlicht établissement aldaar, te Anjer
vertoefde, naar Batavia te kunnen doen terug-
keeren, werd een detachement, sterk 40 man,
in den vuurtoren gelegerd. Te Karang-Antoe
werd mede een wacht geplaatst, ten einde
den havenmeester aldaar te beschermen en
den muitelingen te beletten om met prauwen
de kust te verlaten.
Voor zeker mag worden aangenomen dat
do beweging van de Hadji's, meer speciaal
Hadji Wassid, is uitgegaan en in het bpzonder
gericht was tegen de gouvernements-dlenaren.
Door den gevangen hoofdmuiteling Hadji
Machmoed is verklaard dat de onlusten zpn
verwekt in het belang van den godsdienst,
voorts omdat de belastingen zoo hoog waren
en eindeiyk omdat de panghoeloe by den
landraad en de lnlandsche hoofden geen ont
zag genoeg hadden voor Hadji Wassid (deze
was lid van den priesterraad en een vpand
van den panghoeloe).
Toen hem naar aanleiding van het tweede
punt werd opgemerkt dat de landrente juist
in dit jaar (met bpna andorhalve ton gouds)
verminderd is, antwoordde hy slechts dat het
motief door Hadji Wassid was opgegeven.
Sinds de komst der troepen heeft geen ver
zet moer plaats gehad. De bevolking hervat
hare werkzaamheden, doch de hoofden van
Kramat-Wantoe en het Tjilegonsche, wetende
dat de beweging ook tegen hen gekeerd was,
zpn huiverig om naar hunne standplaatsen
terug te keeren, in verband waarmede het
een „punt van overweging uitmaakt om kleine
detachementen militairen voorloopig op ver
schillende plaatsen verblpf te doen houden.
In een brief uit Bantam aan het „Bat.
Nbl." wordt o. a. nader gemeld: Nadat de
bende zich van wapens als goloks, bplen,
pieken enz. in de naburige kampong voorzien
had, trok men onder leiding van den vooraf
uit do gevangenis verlosten Saliman wedor
naar de woning van don vermoorden Dumas,
wiens lpk nog op dezelfde plek lag, waai
hp was afgemaakt. De bende stormde bj(
huis onder vervaarlpk geschreeuw binnq
en vond Mevrouw Dumas met het kind
de achtergalerp.
Onder de vreeselpkste bedreigingen wei
deze beklagenswaardige vrouw genoodzaal
de plaats, waar het geld was opgeborgei
aan te wpzen.
Nadat men zich daarvan had meester ge
maakt, verklaarde Saliman, dat hp van he
oude Bantamsche sultanshuis afstammende
zichzelf tot Sultan proclameerde, en vei
maande hp zpn onderhoorigen hem allee:
met dien titel aan te spreken en hem di
aan zyn rang verschuldigde eerbewpzingei
te doen.
Al joelende en schreeuwende toog nu di
geheele bende met Saliman aan het hoofi
naar het huis van den pakhuismeester Ba
chet. Deze, bereids gewaarschuwd, trachttf
zyn leven duur te verkoopen. Uit een één
loops achterlaadgeweer loste hy achtereen
volgens 4 schoten, waardoor ook 4 der aan
vallers in het zand beten. Hierdoor in hooge
mate verbitterd en opgewonden door het zier
van bloed vloog men op hem aan en werd
hp daarop met golloksteken afgemaakt.
Nadat op die wyze tweo Europeesche
ambtenaren uit den weg waren geruimd en
de oproerlingen door het plunderen hunnei
huizen in het bezit van verscheidene goede
wapens waren gekomen, keerden zp zich tot
hun eigen landgenooten, tot de lnlandsche
hoofden en werden achtereenvolgens op de
meest afschuweiyke wpze, altpd onder aan
voering van Sultan Saliman vermoord: de
wedono kota, oudste zoon van den Regent
van Pandeglang, de collecteur, broeder van
den Regent, de djaksa, de panghoeloe en de
schryvers.
Mevrouw Gubbels bevond zich in de ass.-
residents-woning met hare kinderen.
Toen de bende genoemde woning binnen
drong had zp zich met de kinderen, eenige
badoes en een paar mannelpko bedienden in
haar kamer opgesloten. Het koste weinig
moeite tot haar door te dringen en ook zp
zoomede hare kinderen werden vermoord.
Nog scheen de moordlast niet bekoeld, ook
een drietal wedanas werden afgemaakt.
Op het vernemen van den moord op den
klerk Dumas gepleegd haastte de ass.-resi
dent Gubbels zich naar zyn standplaats terug
te keeren. Reeds bp het opryden van zpn
erf werd hp uit de wagen gesleurd, gebon
den en daarop dood geknuppeld.
Het bloedende lyk werd met een touw om
den hals aan een boom opgehangen en ver
maakten de moordenaars zich met het te
doen schommelen en op en neer te bewegen.
De eerste tyding omtrent het te Tjilegon
gebeurde bereikte Serang door een bediende
van den vermoorden wedana.
De eerste inlanders die het uitgezonden
detachement ontmoette waren een troepje
opstandelingen, die een jongetje en een meisje
van Bachet bp zich hadden. De kinderen
rukten zich los en liepen op de soldaten toe.
De muitelingen werden, na vergeefsche
sommaties, tot den laatsten man neergeschoten.
Men trok toen Tjilegon binnen en legerde
zich in de gevangenis. Des nachts werd deze
formeel belegerd, van allo zyden was zp in
gesloten en werden de zich daarin bevinden
den met uitdagingen en scheldwoorden over
laden.
Van uit de gevangenis werd waargenomen
hoe 1 koe van den ass.-rosident en 1 kali
van den heer Bachet uit den stal gesleept,
geslacht en gebraden werden, waarop men
zich in het huis van den ass.-resident tot
een maaltyd vereenigde.
In den loop van den ochtend kwamen de
uit Batavia gezonden troepen opdagenop het
zien waarvan de belegeraars, eene kleine 1000
man, het hazenpad kozen.
"Wp vernemen dat uit Serang is gevraagd
om versterking. Dientengevolge vertrekt
morgenochtend 5 uren een detachement,
sterk 35 man, van het 18de bataljon te Buiten
zorg met 24 vrye koelies te voet naar Serang
Wyi het doel tevens is opneming en onderzoek
van het tusschengelegen terrein en de ver
sterking van Serang niet urgent is, krpgt
ieder soldaat 50 scherpe patronen mede en
zal de tocht waarschynlyk over drie dager
worden verdeeld. Java-Bode
Op Atjeh eischt, gelpk in dezen tyd
van het jaar steeds het geval is, de berri-berri
tegenwoordig minder slachtoffersniets is
zeker wenschelijker, dan dat die beterschai
op den duur aanhoude en toenome, waarmedi
een der grootste bezwaren van onzen toestanc