N°. 8704.
Woensdag 4 Juli.
A®. 1888.
Bit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden, 3 Juli.
feze fOürant wordt dagelijks, met uitzondering
van fion- en feestdagen, uitgegeven.
f 14 is, kan men byna met zekerheid aan
nemen dat kort na de inschryving de koers
zal ryzen in dezelfde verhouding als die van
do Oostenryksche en Hongaarsche „Roode-
Kruis"-aandeelen.
Feuilleton.
SLECHTS EENE KOMMA.
LEIDSCH
DAGBLAD.
F RUS DKZKB OOTHLtKT:
Tow L«l« po S nunadia.1.10.
ItUM p«r pont...7.77... LM.
Uo>tol||k( Nonmoa.......77.." OM.
OiAeiooie Kennisgoviuffen.
De Burgemeester der gemeente Leiden brengt ter
algemeene kennis dat op boden aan den ontvanger
der Directe Belastingen alhier is ter hand gestold
het primitief kohier der Porsoneele Belasting van
■wijk IV, dienst 1888/89, executoir verklaard den 30ston
Juni 11., en herinnert voorts de belanghebbenden aan
hunne verplichting om hunnen aanslag op den by de
"Wet bepaalden voet te voldoen.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
3 Juli 1888. DE KANTEB.
By beschikking van den minister van bin-
r.enlandsche zaken is dr. A. Nykamp, arts
te Leiden, tot wederopzegging toegelaten als
privaat-docent in de faculteit der geneeskunde
aan de Rijks Universiteit alhier, om or.derwys
te geven in de laryngologie en rhinologie.
De heer J. Van der Drift, thans com
mies 1ste kl. op het vrachtgoederen-bureau
der Hollandsche IJzeren-Spoorwegmaatscbappü
alhier, is benoemd tot stationschef te Resteren.
Donderdag middag te twaalf uren zal op
het Schuttersveld alhior door de troepen van
het garnizoen eene groote parade worden ge
houden onder leiding van don luit.-kolonel
Bloem en zulks ter gelegenheid van den ver
jaardag van prinses Von Wied, geboren prin
ses Marie der Nederlanden, tweede dochter
van wyien prins Frederik.
De eigenaar van hot huis op de Garen-
markt alhier, waar Bilderdyk van 1817 tot
1822 woonde, moet zich voorstellen een ge
denksteen, ter herinnering aan dat feit, in
den gevel te doen plaatsen.
Aan het kantoor Loiden van de Ryks-
postspaarbank werd in het tweede kwartaal
van 1888 ingelegd 32,532.61 en terugbetaald
f 29,002.09. Afgegeven werden 3990 nieuwe
boekjes.
Nadat de te Zwolle vergaderde Waalsche
Reünie de bijzondere aangelegenheden harer
gemeenten had afgehandeld, maakte zy de
voorstellen der synode tot het onderwerp
harer beraadslagingen. Slechts drie mochten
algemeene instemming verwerven, namelijk
die betreffende de verandering van den naam
der classis Koevorden, de studiebeurzon en
het opdragen van een gedeelte der pastorale
werkzaamheden in de vacante gemeenten aan
godsdienstonderwyzers. De anderen vonden
slechts geringen by val. Tot leden der Waalsche
commissie, in plaats der met 1 Jan. aftredende
F KUB DU ISVnmNTIBf:
Tm 1—rac.l* 1.01. I«Ur* r*g«l >««r/0.1T|.
OrooWr. UtUn sur pUatarohat*. Voor hut ia-
■mm buiten de tied werdt 0.10 berekend.
ledon, werden benoemd de heeren H. C. Laats-
man, predikant te Maastricht, en prof. R. Van
Boneval Faure, ouderling te Leiden. Tot plaats
vervangende leden de heeren E. Bourlee, pred.
te 's-Gravenhage, J. J. C. Kronenberg, pred.
te Arnhem, en J. Daubanten, pred. te Gronin
gen; tot lid van het comité „pour le secours
mutnel" werd benoemd de heer J. L. Roulet,
pred. te 's-Hertogenbosch.
Op de gebruikeiyke wyze yrerd hierna de
73ste Reünie gesloten, welke zich ook ken
merkte door een broederlyken geest en weder-
zydsche waardeering.
Ds. J. Bolkestein, pred. te Ter-Aar,
deelde Zondag aan zyne gemeente mede, dat
hy bedankt had voor Ameide en Sprang. Blyven
nu nog over de beroepen naar Oud Beierland,
Gameren, Elspoet en Kesteren.
Beroepen is te Harssum ds. A. Jentink,
predikant te Boskoop.
Gedurende het tweedo kwartaal werd
ten kantore te Wassenaar in de Ryks-post-
spaarbank ingelegd f 797.84 en terugbetaald
f 403.53. Het laatst door dit kantoor uitge
geven boekje draagt het nummer 174.
Aan het postkantoor te Warmond werd gedu
rende hetzelfde kwartaal ingelegd ƒ1314.88
en terugbetaald f 50. Het laatste door dat
kantoor uitgegeven boekje draagt het num
mer 121.
Aan het postkantoor te Noordwyk en de
daaronder ressorteerende hulpkantoren werd
gedurende dat kwartaal ingelegd f 647.86 en
terugbetaald f 559. Het laatste door dit kan
toor uitgegeven boekje draagt het nummer 92.
Wegens de solide grondslagen, waarop
de Premieleening van „Het Witte Kruis" is
aangelegd en de onbetwistbare zekerheid,
welke onder elk opzicht aan de deelhebbers
wordt verstrekt voor de geregelde aflossing
en betaling der by het plan bepaalde premiön,
wordt deze uitgifto byzonder gunstig opgeno
men, zoowel ten onzent als op de plaatsen in
het buitenland, waar de inschryving evenals
ten onzent wordt opengesteld.
Hochtere finantiëele en administratieve
waarborgen kan men dan ook kwaiyk ver
langen. Wat den goeden uitslag dor inschry
ving op 5 en 6 Juli e. k. nog meer kan ver
zekeren, is de byzonderheid, dat binnen de
eerste tien jaren 29 trekkingen moeten ge
schieden, waarby 2700 nommers worden uit
geloot, waarvoor tegen den koers van uitgifte
ad f 12.50, f 108,750 wordt betaald, terwyl
de gezamenlyke houders daarvoor by uitloting
f 1,213,220 terugkrygen. »'1
Naardien het minste bedrag van aflossing
Voor het buitenland wordt de waarde der
premie-aandeelen van „Het Witte Kruis" nog
verhoogd, doordien het depot van hun waar-
borg- en reserve fonds by de Nederlandsche
Bank op de stukken notariëel geconstateerd
zal zyn, alsook doordien zy hier te lande be
taalbaar zyn en van de uit te keeren premiën
ten onzent geene belasting wordt geheven,
wat by aergelyke uitheemsche premie-aan-
deelen altyd eenigszins op den koers terug
werkt.
Het heeft den Koning behaagd aan Hd.
adjudant-generaal, Z. Exc. den luitenant-gene
raal jhr. G. M. Verspyck, op to dragen aan
d>n keizer van Duitschland, koning van Pruisen,
Zr. Ms. gelukwenschen over te brengen, ter
gelegenheid van Hds. troonsbestyging. Aan
genoemden adj.-gen. is toegevoegd 's Konings
ordonnans-officier, de 1ste luit. R. baron Van
Heeckeren Van Molecaton. (Sts.-Crt.)
Uit Middelburg wordt bericht dat op
zyn buitengoed „Overduin," onder Oostkapelle,
jhr. mr. W. C. M. De Jonge Van Ellemeet
overleden is. Hy was oud-lid der Eerste Kamer
en ridder van verschillende orden.
Jhr. mr. Willem Cornells Mary De Jonge
Van Ellemeet werd geboren te 's-Gravenhage
den 5den Mei 1811 en was eeriig kind van
Marinus Willemszoon De Jonge Van Ellemeet,
raad te Zieriksee en baljuw der heerlykheid
St.-Maartensdyk, waarvan hy in den Franschen
tyd den mooilyken post van maire op zich
nam, en Maria Wilhelmina Van Outhoorn.
De jongeling, reeds in 1824 ouderloos, ont
ving zyne opleiding op het destyds zeer ver
maarde instituut van dr. Do Raadt te Noord-
hey, waar hy tot de yverigste en beste
leerlingen werd gerekend. Zyn neef jhr. mr.
Marinus Willem De Jonge Van Campens-
nieuwland, de latere minister van justitie, en
diens echtgenoote Maria Magdalena Evertsen
namon zooveel mogelyk de plaats zyner
ouders in.
Door deze omstandigheden groeido zyn aan-
zienlyk vermogen zoozeer aan, dat De Jonge
Van Ellemeet aan de Utrechtsche academie
onder de rykste studenten werd gerekend. Hy
leefde daar op grooten voet, doch blonk tevens
uit door lust tot studie, fijne beschaving en
vtatsoenlyk gedrag.
Met de vrywillige jagercompagnie der
Utrechtsche studenten maakte hy den Tien-
daagschen veldtocht mede. Geene der onder
scheidingen, welke hem te beurt vielen, waar
deerde hy meer dan het door vermoeienis en
ontbering zoo wel verdiende metalen kruis.
Na zyne promotie vestigde De Jonge zich
op Walcheren en daar heeft hy eene halve
eeuw lang in vele en veelzydige betrekkingen
zich gewyd aan Zeeland, dat hy in het diepst
zynër ziel vurig lief had.
Na zyn huweiyk in 1839 met zyne nicht
Wilhelmina Cecilia Petronella De Jonge, doch
ter van prof. jhr. B. De Jonge, bewoonde hy
eerst het slot „Popkensburg" by St.-Laurens,
doeh, daar hy dit niet koopen kon, liet hy
in 1839 aanleggen het prachtige landgoed
„Overduin", vroeger eene buitenplaats der
familie Huyssen.
Van onzen Koning af, die op een over-
heerlyken Zondag in Mei 1862 op jfcjverduin"
eon onvergetelyk bezoek bracht, tdÉ do een
voudigste onderwyzers- of muziekvereeniging
toe, was ieder op het schoono landgoed wel
kom, waar tevens de kunst werd gehuldigd
door eene overryke collectie'aquarellen van
de voornaamste meesters en als een aan-
hangsel van de belangryke bibliotheek mocht
gerekend worden het „Museum Cateia-
num." Reeds als student was De Jongé1 Be
gonnen om alles aan te koopen, wat op
„Vader Cats" betrekking had, en zoo was er
door moeite, tyd en geld, langzamerhand eene
verzameling ontstaan, gelyk waarschynlyk
van geen volksdichter ergens aanwezig. In
1887 heeft de eigenaar die verzameling ge
schonken aan de „Maatschappy van Neder
landsche Letterkunde te Leiden", geleid dooi
de meening dat het bezit van dien schat in
het hart des Ryks van meer algemeen nut
kon wezen, te meer, daar geschiedenis en
letterkunde met minder toewyding dan vroe
ger in Zeeland schonen te worden beoefend.
De Jonge Van Ellemeet was een man van
veel ontwikkeling en kennis, maar wat meer
beteekent van een trouw en edel, zy het dan
ook by vermeende verongelyking licht in toorn
ontvlammend hart. Nooit ontzag hy tyd of
moeite om te steunen wat hy voor waar en
goed hield en was ook steeds bereid om de
beurs te ontsluiten, waar hulp voor wezenlyk
behoeftigon werd ingeroepen. In het buiten
land "heeft hy den Nederiandschen naam meer
malen loffelyk opgehouden en in Engelsche,
Fransche, Duitsche en Italiaansche tydschrifcen
is zyne kunstliefde herhaaldelyk geprezen.
Voor zyne zorgen by hot plaatsen van een
gedenkteeken op het gra'f van den beroemden
schilder Jordaens, schonk de koning der Belgen
5) Naar het Duitsch van
EUGEN SCHMITT.
Mary werd van den wagen en in het
huis gedragen. De predikant en zyne echt
genoote wachtten zoo lang, totdat mevrouw
Martini hun kon mededeelen dat de gevallene
iets beter was. Toen reden beiden naar de
stad terug om van daar een geneesheer te
zenden, en Mevrouw Martini was alleen met
het meisje, dat op zoo eigenaardige wyze voor
de tweede maal hare beschermelinge geworden
was.
Toen Mary ontwaakte en voor zich het ge
zicht der goede mevrouw Martini zag, schoen
de schrik zich van haar meester te maken.
Zy staarde om zich heen als had zy een vi
sioen, slaakte een kreet, zonk neer en be
dekte haar gezicht met de handen.
Laat in den avond kwam de geneesheer
en verklaarde dat er geen gevaar was. Hy
beval rust, en mevrouw Martini stond der
onderwyzeres hare eigen kamer af, opdat zy
den nacht en de volgende dagen daarin zou
kunnen doorbrengen.
Dezen koer ontsnapte de beschermelinge
niet. Dat zou ook de opmerkzaamheid van
Eduard verhinderd hebben, die zeer onrustig
scheen, sedert het jonge meisje zich in het
huis bevond.
Zoo verliepen drie dagen, gedurende welke
de onderwyzflres geheel genas. Toen kwam
de predikant met zyne vrouw om de genezeno
af te halen, en deze dankte vooral mevrouw
Martini levendig en onder vele tranen. Zy
scheen overigens ook merkwaardig veel ge
weend te hebben, en even merkwaardig was
het dat Eduard zich op een afstand van haar
hield, als ware het hem onaangenaam dat zy
al3 gast in zyn huis was.
De oude moeder bespiedde hem en dikwyls
glimlachte zy. Misschien had zy reeds het
ware gevonden. Maar zy zweeg, ook, toen de
zoon, nadat het rytuig weggereden was, stil
en nadenkend werd, totdat zy op zekeren dag
alleen naar de stad reed om boodschappen te
verrichten.
Toen zy na haren terugkeer met den zoon
in de kamer by den haard zat, zeide zy tot
dezen: „Ik breng nieuws mee; juffrouw Mary
Burns, de onderwyzeres, heeft hare betrek
king opgezegd en wil weer weg."
Mevrouw Martini zag den zoon ontstellen.
„Zy wil weer heengaan?"
„Ja", antwoordde de oude dame.
„Zy wil heengaan?" herhaalde Eduard werk-
tuigelyk. Dan sprong hy plotseling op en greep
naar zyn hoed.
„"Waar wilt gy heen?" vroeg de moeder.
Hy werd verlegen en zeide„Ik dacht er
aan.
„Gy dacht or aan", zeide de oude vrouw
glimlachend, „dat het morgen eene betere
gelegenheid is om naar het zonderlinge meisje
te gaan en haar te vragen of zy niet liever
hier wil blyven, wel is waar niet in hare
betrekking als onderwyzeres, maar hier by
ons, als uwe vrouw, als myne dochter."
Eduard bloosde toen hy het geheim van
zyn hart ontdekt zag. Hy ging naar zyne
moeder en sloot haar in zyne armen.
„Ik heb uw geheim reeds sedert lang ont
dekt", zeide de moeder. „Ik wist dat gy voor
dit meisje eene eigenaardige belangstelling
hadt, en toen gy haar hier weder zaagt, trok
zy u zóó sterk aan, dat gy uw hart aan haar
bebt verloren. Is het niet zoo?"
De zoon knikte en had toen met de moeder
een lang onderhoud, en het eigenaardige
resultaat daarvan was dat niet de zoon den
volgenden dag naar de stad reed, maar de
moeder.
Deze keerde echter van hare zending geens
zins met een bly gezicht terug. Zy zag er ont
steld uit, toen zy van den wagen steeg en de zoon
haar vol verwachting tegemoet ging. Toen
zy alleen waren, berichtte zy het volgende:
„Ik kwam by de jonge dame en vond haar
alleen te huis. Toen ik echter in uw naam
hare hand vroeg, slaakte zy plotseling een
kreet en weende, zoodat ik doodelyk ver
schrikte. Het was alsof iemand haar ontzet
tende pyn had veroorzaakt. Dan sprong zy
op, wierp zich aan myn hals en riep„Ik
bemin hemIk bemin hem en toch mag ik
hem nooit behooren, want ik heb eene misdaad
tegen hom begaan en nooit ben ik waardig
hem toe te behooren!" Gy kunt u voor
stellen welke moeite ik deed om te vernemen,
wat zy gedaan had. Maar zy weigerde my
elke opheldering en zeide my dat zy u om
een onderhoud verzocht, na hetwelk gy vry-
willig van haar zoudt afzien. Meer kon ik
niet te weten komen. Het spyt my voor u,
myn zoon, maar gy kunt u voorstellen dat
ik alles deed, wat ik kon doen."
Eduard drukte dor oude dame de hand en
ging naar buiten. Weinige minuten later
hoorde men den hoefslag van zyn paard,
waarop hy naar de st-ad reed.
(Wordt vervolgd.)