K®. 8697.
I>insclao- Jmii.
A0. 1888.
feze (§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad
Leiden, 25 Juni.
Feuilleton.
DE OORHANGERS.
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 ma&nden1.10.
Franco per post1.40.
Afzondorljjke Nommers0.05.
PRUS DER AD V EKTEN TIÜiN:
Yan 1—6 regela 1.05. Iedere regel meer/0.17|.
Qrootere lettere naar plaaternimto. Yoor het in-
caeeeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Oflloieele Kennie^evingen.
Vergadering yan den Gemeenteraad ran Leiden,
op Donderdag 28 Juni, des namiddags te twee uren.
Punten tor behandeling:
i®ï Benoeming van een Commissaris der Bank van
Leening. (110)
<i\ Idem van drio bestuursleden van de Stedelijke
Werkinriohting. (142)
3\ Voorstel tot wijziging van de verordening op do
Commiesie van Financiën. (124)
4°. Idem betrekkelijk do jacht op waterwild in de
Vroonwateren. (136)
5'. Idem betrekkelijk de verpachting van hot buffet
in de Gehoorzaal. (138)
63. Staat van afschrijving van aanslagen in de Plat.t
seijke Directe Belasting. (141)
7°. Rekening van de Stedelijke Gasfabriek. (137)
Aan den gemeenteraad wordt door B. en
Ws. in overweging gegeven om, evenals vroe
ger, te besluiten dat ook voor het aanstaande
jachtseizoen, dat aanvangt met 2 Aug. a. s
permission zullen worden uitgereikt tegen
betaling van 6 per stuk. In 18S7 is voor
bedoelde permissiën ontvangen een bedrag
van 132, aangezien 22 p9rmissiën zyn uit
gereikt.
Vermits met 1 October a. s. de pacht eindigt
van het buffet in do Gehoorzaal, geven B. en
Ws. tevens in overweging hun te machtigen
wederom tot eene openbare verhuring over
te gaan voor den tijd van tien jaren, ingaande
Oct. a. s., onder de bestaande voorwaarden.
De commissie van financiën deelt den
gemeenteraad mede dat zij de rekeningen van
de Stedelijke Gasfabriek over 1887 heeft on
derzocht en aangezien dat onderzoek tot geene
bedenkingen heeft geleid, stelt zy voor die
rekeningen goed te keuren, de exploitatie
rekening in ontvangst tot eene som van
324,499.12'/2, in uitgaaf tot een bedrag van
f 305,994.03 '/2 en alzoo sluitende mot een
saldo van 18,505.09 en de rekening van het
uitbreidings- en vernieuwingsfonds in ont
vangst tot een bedrag van ƒ18,891.61 en in
uitgaaf tot een bedrag van ƒ18,814.68 en
a'zoo sluitende met een saldo van ƒ76.93,
onder bepaling dat hoeren commissarissen
gehouden zjjn beide saldo's in hunne respec
tieve eerstvolgende rekeningen te verantwoor
den. Wat het batig saldo betreft, dat volgens
de rekening ƒ72,610.091/, bedraagt, stelt de
commissie voor, dat bedrag te doen storten
in de gemeentekas.
Aan de universiteit alhier zjjn in de
vorige week de volgende examens afgelegd
aanvullingsexamen zoölogie en mineralogie
de heer Th. J. C. Buys; theor. apoth.
examen de heerenTh. J. C. Buys en C. J.
Duyster; 1ste natuurk. examen de heeren:
H. P. Heederik, E. A. Van Grasstek, D. M.
Cenyn, W. G. A. Bruinier, J. J. Kunst, mej.
A. Grutterink, J. J. v. d. Zwet, W. Snyders
De Vogel; 2de natuurkundig examen de
heeren: L. T. Driessen, C. Van der Meer, B.
L. Van Albada; theoretisch examen in de tand
heelkunde de heeren J. F. Rueb en J. Smeets;
het prop. examen geneeskunde de heeren H.
J. v. d. Wey, P. B. v. d. Loo, K. De Lint,
J. C. M. Timmermans en D. Mac Gillavry;
candidaatsexamen geneeskunde de heer D.
A. Booncandidaats-examen rechtswetenschap
de heeren C. L. Modderman, I. H. Hymans,
D. J. H. Haakman, J. Gerritsen en G. Michiels
Van Kessenichdoctoraal examen in de rechts
wetenschap de heeren H. J. De Bouville, J.
M. C. E. Le Rütte, J. C. Overvoorde en J.
Van der Willigen; candidaatsexamen in de
Nederlandsche letterkunde de heer R. Slot;
doctoraal-examen in de chemie de heer K.
H. M. Van der Zande.
De gepensionneerdo kapitein by het
Oost-Indisch leger C. P. Roskes is benoemd
tot chef van exploitatie der paardentram alhier.
By de heden gehouden openbare verkoo-
ping van cokes, in partijen van 100, 50, 10
en 5 hectoliters, waren de prijzen 35, ƒ18,
3.70 on 1.85.
Omtrent de laatste levensdagen van
prinses Marie van Saksen-Altenburg meldt
men dat de lyderes reeds Maandag haar einde
voolde naderen. Zy nam toen hartroerend
afscheid van hare omgeving. Daarna werd
haar 't Heilig Avondmaal toegediend en zij
sliep in. Des nachts nam de koorts sterk toe
en reeds Dinsdag was de toestand hopeloos.
Koningin Carola van Saksen verwijlde den
ganschen dag aan het ziekbed, totdat prins
Frederik Leopold was aangekomen. De Erf-
groothertog van Oldenburg en zijne echtgenooto
kwamen eerst op Albrechtsberg, toon de ly
deres was overleden. De prins van Saksen-
Altenburg moet ontroostbaar zynzyn huwelijk
met de ontslapene was zeer gelukkig.
Naar de „N. R. C." verneemt, zal te
Rotterdam eene nieuwe tabaksmaatschappij
worden opgericht, welke den naam zal voeren
van „Tabaksmaatschappy Sumatra" en waar
van als directeur zal optreden de heer Hoos,
resident van Sumatra's Oostkust, thans met
verlof. Prospectussen en vordere bijzonder
heden zullen binnen eenige dagen het licht zien.
Keizer Wilhelm van Duitschland, koning
van Pruisen, heeft den luit.-generaal van het
Duitsche leger Von Mischke naar ons Hof afge
vaardigd, ten einde den Koning kennis te
geven van het overlijden van keizer Frederik
en van de Troonsbestijging van keizer Wilhelm.
De generaal wordt hedenavond, vergezeld
van een hoofdofficier, tevens zijn adjudant,
baron De Chelius, in de residentie verwacht
en zal intrek nemen in het „Hotel de Bellevue".
De Koning had, naar men nader ver
neemt, mr. R. J. Graaf Schimmelpenninck
Van Nyenhuis, grootmeester van het Huis
Hunner Majesteiten, opgedragen Z. M. gisteren
officiéél te vertegenwoordigen by den rouw
dienst ter gedachtenis van keizer Frederik
van Duitschland, in de Duitsche kerk te
's-Hage.
De heer J. K. M. Meinsma, secretaris
van Soest, is aldaar overleden.
De heeren P. J. en J. Ikking te Hei- en
Booicop gaan als onderwijzers naar de Trans
vaal.
Het verslag der Rekenkamer over 1887
is aan den Koning ingediend en aan de Tweede
Kamer toegezonden.
Uit goede bron verneemt de „Maasb."
dat de burgemeester van Rotterdam dermate
in beterschap toeneemt, dat er kans voor hem
bestaat om einde dezer maand in de gemeente
terug te keeren.
Naar wjj vernemen, is op 's Konings
bevel op 31 Mei 11. de adsistent-resident R.
Van Assen, ter Oostkust van Atjeh, die ook
belast was met de politieke leiding en aan
gelegenheden aldaar, door den minister van
koloniën door tusschenkomst van den gouver
neur-generaal per telegraaf naar Den Haag
ontboden, ten einde met hot opperbestuur
aldaar den staat en gang van zaken op Atjeh
te bespreken. Het schijnt den minister van
koloniën dus ernstig gemeend te zyn den
nauwkeurigen stand van zaken uit den mond
van een bekwaam deskundige te vernemen
hetgeen allicht met pacificatie-plannen in den
geest van het herstel van het suit nvt in
verband staat. (H5I.)
Het stoomschip „Batavia," v m Rotter
dam naar Java, arriveerde 23 Juni te Port-
Said; de „Drente" van Java naar notterdam,
vertrok 23 Juni van Marseille; de „Leerdam,"
van Rotterdam naar Nieuw-York, passeerde 25
Juni Lizard; de „Rotterdam" vertrok 23 Juni
van Nieuw-York naar Rotterdamde „Prins van
Oranje" vertrok van Batavia naar Amsterdam
23 Junide „Zaandam" is 23 Juni van Amster
dam te Nieuw-York aangekomen; de „Zuid
Holland," van Rotterdam naar Java, passeerde
23 Juni Sagres; de „Prinses Marie", van Am
sterdam naar Batavia, arriveerde 24 Juni te
Southampton.
De gewone audiöntiön der ministers van
oorlog en van waterstaat, handel en nijver
heid, op 28 dezer, zullen niet gehouden worden.
Z. M. heeft pensioen verleend aan: J.
Van Gennep, comm. van politie, 240, G. W.
Maat, rijksveldwachter, 421; met ingang
van 1 Juli a. s., by's Ryks werf te Hellevoet-
sluis benoemd tot commandeur der 2de kl.
der huistimmerlieden D. Van der Dol, tot com
mandeur der ernstvuurwerkers H. Kerkhoven
en tot bewaarders J. Haasdyk en C. J. Weg
man; met ingang van 1 Aug. a. s. op
pensioen gesteld, ter zake van meer dan vijftig-
jarigen ouderdom, den luit-kol. van het corps
mariniers M. C. Koning, onder toekenning van
een jaarlyksch pensioen van 1722 en eene
verhooging daarvan met 225 's jaars voor
werkelijk verblijf in militairen dienst in 's Rijks
overzeesche bezittingen en koloniën en tus-
schen de koorkringenby het corps mariniers
bevorderdtot luitenant-kolonel, den kapitein
P. Dibbetztot kapitein, den eersten luitenant
A. P. Timmers; don heer C. F. M. De Grijs,
laatstelijk tolk voor de Chineesche taal te
Semarang, thans met verlof hier te lande, met
ingang van 1 Juli 1888, op zyn verzoek, eervol
uit 's lands dienst ontslagon, met toekenning
van pensioen.
Gemengd Nieuw*.
Gelijk de ondervinding heeft
doen zien, is de pachter van den speeltuin
„Vreewijk" er steeds op uit, eenige afwis
seling aan te brongen.
Verleden zomer werden er verschillende
goochelaars vertooningen en uitvoeringen van
Duitsche muzikanten gegeven, terwijl nu en
dan ook kindervermakelykheden met optochten
enz. werden georganiseerd, besloten met bals-
champêtre en wat dies meer zij.
Thans blijft de heer Van der Kloot wederom
niet achterwege. Aanstaanden Woensdag
middag toch zullen eenige leden van het staf
muziekcorps alhier de plaats in de muziek
tent innemen, ten einde de bezoekers en be
zoeksters, zoowel klein als gioot, op hunne
vroolijke tonen te onthalen.
Op eenige scholen in deze ge
meente werd hedenmiddag wegens de hooge
temperatuur vacantia gegeven.
In de zon wees de thermometer te twaalf
uren in den middag 100° Fahrenheit.
Uit de praktijk van een advocaat.
1) Naar het Duitsch van
EUGEN SCHMITT.
I.
Ik was een jong advocaat; de schare der
cliënten, die ik verwacht had, kwam slechts
ten deele, en meestal waren het lieden, die
kleine processen voerden. Ik was daarom niet
weinig verheugd toen myn klerk my op
zekeren dag gedurende het spreekuur een
kaartje in myn kabinet bracht, waarop de
naam Edmund, graaf Klinkström, stond. Kort
daarna trad een élégant man van omstreeks
dertig jaar binnen, die my door zyn gehoele
voorkomen niet weinig imponeerde.
„Ik kom," zeide hy, naar het scheen
eenigszins verlegen, „om uwe rechtskundige
hulp in te roepen."
„Wilt gy de goedheid hebben, my uwe zaak
mee te doelen?" antwoordde ik.
„Gy moet", zeide de graaf, „do vordediging
eener jonge dame op u nemen, die van dief
stal beschuldigd is."
Ik moet een iewat verbaasd gezicht gezet
hebben, want myn cliënt ging spoedig voort
„De zaak zal u in elk geval wonderlyk
voorkomen, maar zy is, helaas, zoo en ik kom
by u, omdat ik geloof dat gy als jong advo
caat u de moeite zult geven een uitslag te
bereiken, welke voor my zeer gewichtig is
en voor u minstens interessant zou zyn. Ik
moet intusschen verlangen dat gy my uit-
drukkelyk het zwygen verzekert over hetgeen
ik nu vertel. Ik weet wel dat gy verplicht
ztft het ambtsgeheim te bewaren, maar niet
temin verzoek ik u my tot myne geruststel
ling de hand er op te geven dat geen woord
van 't geen ik u vertel bekend wordt."
Hy stak my de hand toe, en ofschoon deze
verdenking my eenigszins krenkte, sloeg ik toe.
„Ik ben," verklaarde myn cliënt, „de eenige
zoon van graaf Erich v. Klinkström, die zyne
bezittingen in de nabyheid van M. heeft. Myn
vader is ten tweeden male getrouwd met
eene jongere vrouw, met wie hy in kinder-
loozen echt leeft. Ik heb een tydlang in het
leger gediend, later het beheer der my als
moederlyk erfdeel nagelaten bezittingen op my
genomen en eerst by myn vader ingewoond.
Intusschen heb ik het met mijne stiefmoeder
niet kunnen vinden en ben ik daarom naar
de rosidentie gegaan om hier mijn geld to
verteren. Ook met myn vader ben ik, helaas,
in onmin geraakt. Ik moet u dit alles ver
tellen, opdat gy geheel op de hoogte komt."
„Hoe meer gy my vertelt, des te aangenamer
zal het my zyn", merkte ik op.
„Myne stiefmoeder", ging de graaf voort,
had eene gezelschapsdame, juffrouw Eugénie
Büttner. Er bestaat tusschen ons eene ver
houding, welke reeds tot eene heimelyke
verloving geworden is. Openhartig en eeriyk
gezegd: ik wilde myn vader, zoolang hy
leeft, niet ergeren door beneden myn stand
te trouwen. Ik acht my intusschen met
mejuffrouw Eugénie Büttner voor eeuwig ver
bonden en heb het natuurlyk gaarne gezien
dat zy als gezelschapsjuffrouw in het huis
myner ouders vertoefde. Helaas is de jonge
dame nu voor eenige dagen gearresteerd, en
dat wel op grond van een vermoeden. Er
ontbreken in onze familie briljanten, welke
reeds van de grootmoeder myns vaders af
komstig zyn. Do briljanten bestaan in een
halssieraad, in armbanden, in eene troche,
oorhangers, enz., en worden tot nog toe
telkens eigendom van de vrouw van het hoofd
dor familie Klinkström.
Deze briljanten nu zyn uit het juweelen
kastje myner stiefmoeder, dat bovendien nog
gesloten gevonden word, gestolen, en de ver
denking is op juffrouw Büttner gevallen. Het
ongeluk wil dat in haar bezit briljanten oor
hangers gevonden zyn, welke op die van de
gestolen sieraden bedrieglyk gelyken. Deze
oorhangers zyn echter door my aan mejuffrouw
Eugénie Büttner geschonken. Zy waren myn
verlovingsgeschenk, dat Eugénie nu natuurlyk
nog niet dragen durfde, maar in haren koffer
bewaarde. Toen de juweelendiefstal in het
slot ontdekt werd, had er eene huiszoeking
plaats, en men vond in Eugénies koffer deze
oorhangers. Myne moeder beweert dat deze
tot de haar ontstolen sieraden behooren, en
ook myn vader was van die meening, bene
vens het kamermeisje myner moeder en een
deel van de oudere dienstboden, die de familie
briljanten nauwkeurig kennen."
De graaf zuchtte diep en ook ik kon oen
gevoel van levendige deelneming voor het
arme meisje niet onderdrukken, maar ik ver
zocht myn cliënt voort te gaan.
„Op dien grond heeft mon myne verloofde
gearresteord. Het ware wel is waar zeer
eenvoudig als ik heenging cn het gerecht
bewees dat ik deze sieraden aan mejuffrouw
Eugénie Büttner geschonken had,maardaardoor
zou onze geheime betrekking aan den dagkomen
en da,i /syu ons toekomstig geluk bedreigen.
(Wordt vervolgd.)