Qsze jouraat wordt dagelijks, met uitsondering van <gon- en feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. Leiden, 9 Juni. fj,j. S634-. Maandasj: 11 .1 villi. A0. 1888. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Toet Laid»» P« i»*»»d«.140. Tttioe p»t pc«t.1.46. Aftondarlgk» Nooam.6A6. PRIJS DER AD VERTEN T1MM: Tu 1—6 r*c*l* 1-06- I*d»r« re gei uw0.1T4. Grootere letten tui plMimümte. Toor het ia- OMieenn buiten de eted wordt 0.10 berekend. De klaolit over de hokvaslhoid van onze onge landgenooten is niet nieuw meer. Reeds jng is men het er over eens dat in verreweg 8 meeste betrekkingen, zoomede by doambach- en, bet aanbod van werkkrachten in eene be enkelyke wanverhouding is geraakt tot de raag; en het zijn niet uitsluitend de minder esckikten, die tevergeefs naar plaatsing uit- \en, maar ook zulkon, waarvan onder gewone mstandigheden op voortreffelyke wyze party are to trekken. Men spreekt daarom van verbevolking; en ofschoon we tegen het ge bruik van dit woord in zyne letterlyke botee- tonis wel eenig bezwaar hebben, zullen we het er maar voor houden dat ieder weet wat er mee bedoeld wordt. En dus, wordt er gezegd, jongelui, die wat geleerd hebt en niet tegen werken opziet, trekt er uit, de wijde wereld inl Zy is ruim en groot, en levert nog oen uitgestrekt terrein op voor nuttigen en loonenden arbeid. Blyft niet zitten suffen en weeklagen by moeders pappot, welks inhoud voor een zoo groot aantal krachtig- digeroerende magen te dun en te schraal is gewordentrekt or uit, dan krygen de achter- blijvenden het wat beter, en gy zult het u waarlyk niet beklagen. Onze vaderen bleven ook niet, vastzitten op hetzelfde kluitjewaarom i zoudt (jij het dan doen A"u zullen wy de opmerking niet maken dat zyj die aldus spreken, zeiven volstrekt geen plan hebben tot landverhuizing over te gaan waardoor het eenigszins den schyn zou hebben, alsof zy, die het te benauwd kregen, anderen uitnoodigen het veld te ruimen. Laat ons onderstellen dat dergelyke egoïstische over wegingen by geen der voorstanders van émi- gratie in het spel komen. Van de meesten 1 toch, dio voortdurend op dit aambeeld hameren, J is hot bekend gonoeg dat zy by de zaak geen l persoonlijk belang hebben. Maar dan ryst eene I andere vraag. De raad is ongetwyfeld goed werd hy door zeer velen gevolgd, en werd die handeling mot succès bekroond, er zou waarlyk eene niet onbolangryke verbetering komen in den'économischen toestand van ons volk, behalve nog andere voordeeion, welke we aanstonds even zullen opnoemen. Hoe evenwel daaraan gehoor te geven? Waar moeten de émigranten heen? Noord-Amerika, dat wegens zjjn cosmopolitisch karakter geruimen tyd als het Dorado voor de naar landverhuizing uit ziende Europeanen heeft gegolden, schynt tamelyk vol te zitten en nam in den laatsten tyd verschillende maatregelen om den toevloed te beperken of den toevoer geheel af te snyden. Naar Australië, naar Canada zullen Nederlanders liefst niet heenwillen, ter zake van het overwegend Britsch karakter, dat de koloniën aldaar dragen. In Neerlandsch-lndië zyn de klimaat-verhoudingen over het alge meen niet van dien aard, dat voor gewonen handenarbeid daar eene toekomst is te vinden, zoodat noch ambachtslieden, noch landbouwers daar terecht kunnen. Eigeniyk schiet er niets over dan de Zuid-Afrikaansche Republiek, maar dat land is er dan ook voor geknipt, zichzelf te bevoordeelen met en ons vaderland te ontlasten van overvloedige werkkrachten. Met dit te zeggen, zyn we eigeniyk nog geen stap verder gekomen. De Transvaal ligt niet vlak naast de deur, en al wenschten som mige flinke jongelui, gelyk wy vermoeden dat er een niet gering aantal onder onze landge nooten zyn, or eon nieuw vaderland te zoeken, .zich er eene nieuwe toekomst te scheppen, zij moeten het verwyt, dat de Hollanders te weinig ondernemingsgeest hebben, heel ge duldig aanhooren. Aan eene reis daarheen zyn zware onkosten verbonden; hoe komen zy aan dat geld? Wie zich in een vreemd land gaat vestigen, is er volstrekt niet zeker van dat daarginds do lui met de armen wyd geopend staan om hem te ontvangen, en dat men hem met raad en daad behulpzaam zal wezen om over de eerste moeilijkheden hoen te komen. Wie schenkt hun den waarborg dat het hun in den aanvang aan eenige bescherming niet zal ontbreken? Men zegge nietonze vaderen gingen er ook maar op uit, vaak zonder te weten waarheen, en kwamen meestal goed torecht. De omstandigheden waren toen zoo geheel anders, dat vergelyking niet mogelyk is. Indien in de Transvaal-Republiek zelve, hetzij van regeeringswege, hetzy door samen werking van particulieren, het een of ander lichaam was geconstitueerd om immigranten te> ondersteunen, wanneer zy door een met gelyk doel hier te lande gevormd comité als bruikbaar waren aanbevolen, dan zou ten minste een der grootste hinderpalén tegen landverhuizing derwaarts uit den weg zyn 'geruimd. Maar al zyn wy in Nederland nu van oordeel dat het krachtigst middel om den Britschen invloed in Zuid-Afrika tegen te gaan, bestaat in aanzieniyke versterking van het Hollandsch element, zoolang niet meer dere zekerheid is verkregen dat men er daarginds evenzoo over denkt, baten optimis tische besprekingen van émigratie weinig. Over het andere punt, de geldquaestie, zyn thans maatregelen in overweging, welke, vinden zij voldoenden Cnantiëelen steun, de zaak zeer bevorderen zullen. In het jongste jaar verslag dor Nederl.-Zuid-Afrikaansche Vereeni- ging worden daaromtrent mededeelingen ge daan, welke zeer stellig de algemeene aandacht zullen trekken. Na te hebben bericht dat de wensch naar landverhuizing by vele Neder landers levendig is geworden, ten gevolge van de groote verbeteringen in den économi schen toestand der Republiek, gaat het Be stuur aldus voort: „De oprichting eenor ómigratie-maatschappy, die, of van een émigratie-fonds, dat den land verhuizer met inlichtingen en raad en zoo noodig met voorschotten helpt, heeft herhaal- deiyk een punt van beraadslaging uitgemaakt by het Bureel en verschillende belanghebben den. De hooge reiskosten en de moeilykheid om in de uitgestrekte en dun bevolkte Zuid- Afrikaansche Republiek onwillige schuldenaars te achtervolgen, maken de vestiging van zulk eene maatschappy of van zulk een fonds niet gemakkelyk. Toch hopen wy, wellicht reeds op de eerstvolgende algemeene vergadering, of anders spoedig daarna, u een voorstel te kunnen doen om de Nederl. Zuid-Afrikaansche Yereeniging deze zaak ter hand te doen nemen. Bepaaldelyk stellen wy ons voor aan eenige tientallen van bekwame, gezonde en oppas sende handwerkslieden en landbouwers do gelegenheid te verschaffen zich naar Zuid- Afrika te verplaatsen. Dat wy daardoor niet alleen aan do Zuid-Afrikaansche Republiek, waar men veel te weinig bekwame hand werkslieden en landbouwers telt, een grooten dienst zouden bewyzen, maar ook aan ons vaderland, waar men er tydelyk te veel heeft, laat zich niet wel betwyfelen. Zeker zouden wy reeds maanden vroeger eene dergelyke onderneming op het getouw gezet hebben, zoo onze Vereeniging van onze landgenooten dien krachtigen steun had mogen ondervin den, waarop zoowel haar doel als haar ver leden haar aanspraak geven. Maar al is er in dat opzicht vooruitgang, hare geldmiddelen blyven al te beperkt. Daarom is hot oprichten van eene émigratie maatschappy of van een émigratie-fonds eene onderneming, waartoe wy niet dan na ryp beraad en langdurige voorbereiding mogen overgaan." Ondanks deze uiting van voorzeker niet misplaatste behoedzaamheid, heeft het Bestuur toch uit de groote belangrykheid der zaak don moed geput, om in de heden te Amster dam gehouden Algemeene Vergadering met een bepaald voorstel van wal te steken. Op den beschryvingsbrief komt namelyk als punt 2 voor: „Ten gevolge van velerlei onderhandelingen over de oprichting van eene Maatschappij ter bevordering der émigratie naar Zuid-Afrika, stelt het Bestuur aan de Algemeene Vergade ring het volgende voor: „De Nederl. Zuid-Afrik. Vereeniging mach tigt haar Bestuur in een eventueel op to richten émigratiefonds tot het verleenon van voorschotten aan Nederlandsche émigranten naar Zuid-Afrika, deel te nemen voor zóódanig bedrag, als de beschikbare inkomsten der Vereeniging zullen veroorloven; voorts om, indien dit aan het Bestuur wenschelyk schynt, zelf zulk een fonds als een deel van den werkkring der Vereeniging in het leven te roe pen en in 't beheer daarvan te voorzien." Men ziet dus, de zaak is loopende, en onder voortreffelyke leiding. "We hopen dus maar dat vooral onze welgestelde landgenoo ten zich niet onbetuigd zullen laten, maar dit uitstekend plan, welks verwezenlyking een nieuwen band zal knoopen met onze stamge- nooten in de verte, krachtig met geldelyke bijdragen willen steunen. Heden is aan do univorsiteit alhier de heer S. J. M. Van Geuns, geb. te 's-Gravenhage, bevorderd tot doctor in de staatswetenschap, na openbare verdediging van een academisch proefschrift, get. „De wetgeving van het staats toezicht op de krankzinnigen", en dezelfde tot doctor in de rechtswetenschap, na openbare verdediging van Stellingen. Men schryft ons uit WoubruggeIn uwo courant werd gemeld dat de jaarwedde van het hoofd der openb. school in 't dorp Woubrugge thans ƒ900 zou zyn; dit is onjuist; het laatst goedgekeurde raadsbesluit der jaarwedde is f 1025, waarvoor het nu eervol ontslagen hoofd der school, behalve de vakken a i dei- tegenwoordige onderwyswet, ook meer uit gebreid lager onderwys moest geven, waarvoor f 75 's jaars is betaald en voor het herhalings onderwys, volgens de wet op 't lager onder wys, zooals die is gewyzigd by de wetten van 27 Juli 1882, Stbl. 117, 3 Januari 1884, Stbl. 2 on 11 Juli 1884, Stbl. No 123, voor dit herhalingsonderwys, dat in geen twee jaren gegeven is, werd f 50 's jaars uitbetaald, makende met do f 900 (voor de vakken a - i) te zamen uit de gezegde 1025. P'euilleton. KORA ASTAKOFF. Eene schets uit het leven van eenepaardrydster. 3) Uit het Duitsch van MAXI9IILUK OER. Na een kwartier rydens liet Kora zich in den gemakkelyke zadel vallen en gunde ein- delyk zichzelve en het paard eenige rust. Terwyi Belisar met langzamen tred den circus omschreed, koelde zich het jonge meisje met een zakdoek het gloeiend gelaat af. De golving van haren boezem toonde hoezeer de altoos toenemende inspanning haar buiten adem had gebracht. Altyd door klonk het luide applaus der menigte. Een paar stalknechten maakten zich de korte pauze ten nutte tot herstelling van de rybaan. Hot mengsel van zand en zaagsel werd inmiddels met harken gelyk gemaakt. De directeur naderde om met den trots van een teederlievend vader de zolen zyner dochter met versch kryt te bestryken. De laatste loer bestond in eon springen door boepels en guirlandes. Toen Kora de rybaan verliet, verdoofden de byvalskreten, zelfs het luid invallen der muziek. Nogmaals en nog maals door daverende toejuichingen terugge roepen, trok zich de schoone kunstenares ein- deiyk geheel terug en liet het aan de binnen stormende „clowns" over, het publiek door hunne capriolen in eene andere stemming te brongen. De vorst was te zeer door de schoonheid van het meisje meegesleept, dan dat hy de grappen en het kopje-buitelen van de Bajazos mee had kunnen aanzien. Hy was in het oogvallend ernstig geworden en zyn gewoon- lyk bleek gelaat werd al bleeker en bleeker, tot het eindelyk zoo wit zag als linnen. Midden in een der potsierlykste scènes der „clowns" stond hy plotseling op, terwyi hy eene ongesteldheid voorwendde, om op deze wyze voor eenige oogenblikken van het ge zelschap zyner vrienden ontslagen te zyn. Toen hy zich verwyderd had, stootte de baron den graaf met den elleboog lachend in de zyde, zeggende „Wat zegt ge van den vorstvindt gy hem niet veranderd?" „Hy is zeker op deze schoone artiste ver liefd geworden." „Op mijn woord! Waarschynlyk heeft hy nog nooit iemand zóó hartstochtelyk lief gehad." „Ik vrees dat hy eene dwaasheid zal begaan." „Wat?! Ge denkt toch niet dat hy van verliefdheid krankzinnig zal worden? En zich dan doodschieten misschien?" „Wel neen! Gekheid!" "- „Welnu dan, als zy zyne uitverkorene wordt, wat zou daaraan gelegen zyn?" De baron lachte geheimzinnig. „Laat my niet zoo lang op de pijnbank mon chorl" riep de graaf ongeduldig. „Ik vrees," begon na eene pauze de baron, ieder woord langzaam en afgemeten uitspre kend, „hy hy zou haar ten huwelyk kunnen vragen!" „Haar huwen I!" riep do graaf ontsteld. „Och komliet hy langzaam en met vaste stem er op volgen. „Waarde graaf," antwoordde de baron ern stig. „Gy kent Lothar niet genoeg om zoo lichtzinnig over de mogolykheid er van te denken. Tot heden heeft hy de vrouwen slechts als speelgoed beschouwd. Hy heeft er zich slechts mee bezig gehouden als hy niet anders te doen had. Heden staan de zaken anders; hy heeft ze gezien, is op haar verliefd ge worden, en als ieder man, die onbeperkt vry is, is hy gewoon zonder overleg te handelen. Gy zult zien dat hy er onberaden toe over gaat en niet voor het uiterste terugdeinst. Geeft zy dadelyk haar jawoord, dan is het onvermydeiyke geschied." „Aarzelt zy echter en bedingt zy uitstel, dan is hy .gered. Verlaat u er opik ken hem van zyne jeugd." Intusschen was de vorst, door ombestemd verlangen gedreven, met snellen stap, in op gewonden stemming, om het houten gebouw heengewandeld. Aan den achterkant van den circus bevond zich eene deur, welke toegang tot den stal verleende. Zonder zich te bedenken, stootte de vorst haar opon en stormde de vunzige ruimte binnen. Dezelfde ryknecht, die korten tyd te voren zich zoo goed op de hoogte van Kora's be wegingen getoond had, kwam hem tegen. „Wenscht UEd. de paarden te zien, mynheer vroeg hy. „Neen", antwoordde de vorst kortaf: „is mademoiselle Kora Astakoff voor een oogen- blik te spreken?" „Zy iB in hare kleedkamer." „Breng haar myn kaartje; het zou my groot genoegen doen haar te zien." De stalknecht yide dienstvaardig nakar het kleine houten gebouw. {Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 1