N°. 8528.
iOinsdtio- lOeceiiilbei*.
A0. 1837.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zpn- en feestdagen, uitgegeven.
SINTERKLAAS.
Feuilleton.
EENE ZATERDAGSCHE MARKT TE LEIDEN-
Leiden, 5 December.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maandenf 1.10.
Fjranco per post1.40.
Afzonderlijk© Nommert0.05.
PRUS DER ADVERTENTIEN:
Van J.6 regel© 1.05. Iedere regel meer/0.17|.
Grootere lettere naar plaaternimte. Voor het in-
caaeeeren buiten de stad wordt f 0.10 berekend.
Ofllciool© Keimi8ffeyiug;en.
Burgemeester en Wethouders yan Leiden
Gezien art. 8, lste alinea, der Wet van 2 Juni
1875 (Staatsblad No. 95), tot regeling van Jjet toe
zicht bij het oprichten van inrichtingen, welke gevaar,
echado of hinder kunnen veroorzaken;
Brengen bij deze ter algemeene kennis dat door hon
vergunning is verleend aan de firma M. KRUKKERT
■en Co. en rechtverkrijgenden tot het oprichten van
eene a z ij n m a k e r ij in het perceel Bakkersteeg by
den Vliet Nos. 5 en 7.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
Leidon, DE KANTER, Burgemeester.
5 Dec. 1887. E. KIST, Secretaris.
In de dagen, toen wij kinderen waren,
wij, bjj wie de lokkenpraal, indien nog aan
wezig, toch een zeer gemengd karakter begint
te vertooyen, toen was hy eene wezeniyke
werkeiykhoid. Hij verscheen, op den avond
van den 5den December, in hoogstdeszeifs
eigen persoon, in hot midden van den kinder
kring; en ons heugt het nog dat wy, helden
als 't op praten aankwam, niet zonder een
zeer vreemd, niet bepaald prettig gevoel den
wonderiyken bezoeker, ofschoon uit Spanje
komende, had hy zijne pelsjas niet vergeten,—
te woord 6tonden.
Veel praatjes maakte hy niet, en dat was
maar goed ook, want, lieve hemel, als hy
eens was gaan uitpluizen wat we op het
geweten hadden-
Ach, hoe kort duurden de jaren dezer on-
schadelyke inbeelding, en hoe spoedig waren
wyzeren dan wy, knapen van éen of twee
jaar ouder, er op uit om meteen „Benjemal,
jongen 1" de kleuranryke en geurige plantuit ons
toovertuintje ruw te ontwortelen. En, al had
de kameraad het zwakke bloempje onzer
verbeelding gespaard, meester Anslyn zou
het wel gauw uitgerukt hebben als hij ons
liet lezen in zyn boekje, dat elke zevenjarige
dreumes op zyn duimpje kende:
„Hebt gy wel ooit gezien," zei Jaap tegen
Willem, „hoe leeiyk SintNikolaas is?"
„O jongen, daar kwam hy, zoo zwart als
een schoorsteenveger, met kettingen omhangen,
by ons in de kamer!"
„Loop, onnoozele jongen," zei Willem, „men
heeft u bang willen maken. Er is geen Sint
Nikolaas."
„De man, die zoo heette, en die zooveel
goeds deed, is reeds lang gestorven."
„Het lekkers, dat gy krügt, koopen uwe
ouders of vrienden."
Wy veroor' oven ons, deze beroemde regelen
te citeeren uit het geheugen wel is waar,
5) DOOR
Mr. CLOVIS.
„Dat bees, zie je, dat leef altoos in het ijs,"
zegt hy, „daar boven, heel ver hiervandaan,
iy het Noorden, daar ergens in Australia, ik
heb hem daar zeivers met m'n eigen handen
gevange en das geene kleine kuns, dat ver-
rassereer ik jelui, want zo zwemme haas
altoos onder het ys en daar heb ik em onder
vandaan motte hale, en toen was ie lang
nie malsch hoor, hij beet er door ook. Asse
er niet een paar kameraas ware komme
hellepe, dan gelauf ik nooit dat ik em ge-
krege zouw hebbe, maar nou is ie zoo mak
als een lammetje."
De omstanders wendden voor een oogenbhk
hun blik van dat moedige dier af om het te
laten vallen op dien koenen zeevaarder, die
van onder het Australische ys dat zeegedrocht
heeft te voorschijn gehaald.
Onwillekeurig dacht ik by het hooren en
aanschouwen van dit tafereel aan het Latynsche
spreekwoord„Mundus vult decipi, decipiatur
dus verschooning vragende voor mogelijke
vergissingen.
Is het niet, of we in vriend Willem de
negentiende eeuw zien optreden, haar volle
licht werpende in de donkerste schuilhoekjt
van het bygeloof zooals zy het gelieft te
noemen, en alles uitbannende wat niet past
in het kader van logica en oorzakelijk verband
Toch we kunnen het niet helpen,
voelen wij iets van zeker leedwezen, dat
Sinterklaas zich zoo niet meer aan onze
kleintjes durft vertoonen uit vrees dat hy
zou ontvangen worden met een„o mama,
kyk dat mensch zich eens bespotteiyk aan
stellen!" En Willem we zouden soms een
draai om de ooren geneigd zyn, hem te geven.
Maar we klagen niet en zyn niet ontevre
den, 't lijkt er niet naar. Tijden en zeden
veranderen; en Sinterklaas is zóó innig ver
bonden met de Nederlandsche natie, dat hy
zonder morren zich al de wyzigingen heeft
getroost, welke de wisselingen van don smaak
hem voorschreven. En omgekeerd dragen onze
landgenooten hem zulk een diepen eerbied
toe, dat, welke vormen ook worden uitgedacht
om hem hulde te bowyzen, de traditie van
zyne mildheid toch de grondgedachte der feest
viering is gebleven.
Hebt gy het nog onthouden, hoe, eene kwart
eeuw misschien geleden, plotseling de over
tuiging in u ontwaakte, dat er op heel den
aardbodem, de Noordpoolstreken daaronder
begrepen, geen beminnelijker wezen leefde
dan z y Hoe ge loerdet op eene gelegen
heid om haar dat eens op eene min 'of meer
geheimzinnige wyze, onder bedekte vormen,
mede te deelen, ten einde te zien of uwe hulde
in genade werd aangenomen? Gelukkig, Sin
terklaas naderde, en eene surprise was het
half-doorzichtig kleed, waarin de liefdebode
zich hulde. Gy weet het immers nog een
paar dagen daarna, by eene toevallige ontmoe
ting, verried een nauw merkbaar lachje
Hoe dankbaar waart gy den „goed-heiligman"
die u do allereerste schrede zoo gemakkelyk
had gemaakt!
En later ge waart toen „vast" geënga
geerd, bracht Sint Nikolaas weer nieuwe ge
noegens. Of ge ooit deelgenomen hebt aan
een verguld-partytje, zoo heerlyk beschreven
door Hildebrand, zouden we betwyfelen; de
vryers en vrysters worden niet meer met goud
beplakt, sinds de heeren hygiënisten hebben
uitgemaakt dat metaalverbindingen niet goed
ergo," dat in onze taal overgezet luidt: „De
wereld wil bedrogen zynwelnu laat ze dan
bedrogen worden."
Vlak naast deze enkelvoudige menagerie
ontwaarde ik een man, voor een tafeltje
gezeten, waarop een groot aantal tamelijk
smerig uitziende eau de cologne flesschen,
met een rood bruinachtig vocht gevuld, uit
gestald was.
Wat den inhoud daarvan was, werd my
duidelijk door een papier, waarop met groote
letters geschreven stond „Een grote vies ink."
„Der is", zoo begint de spreker, „op de ge-
heele wereld niemand of ie mot gebruike
wat ik verkoop. Geen Turk of Turkin, geen
vorst of vorstin, geen christen of christin,
geen heiden of heidin, geen chinees of chi-
neezin, geen jood of geen jodin, geen Rus of
Russin, geen Afrikaander of Afrikaanderin,
ze motte allemaal scbry ve en daarvoor motte
ze allemaal ink hebbe.
„Die fles beste, zwarte ink," zoo vervolgt
de spreker, „daar betaal juilie voor by de
winkelier een kwarretje en by myn? Weet
juilie, wat je bij myn daarvoor betaalt Geen
kwarretje, maar enkel en alleenig tien cinte
één dubbeltje voor die beste alizine ink en
dan kryge jelui er nog vail mail- by. Kaik
es hier!
zyn in de maag, wat wy hun geenszins zullen
betwisten; maar daarentegen, die gezellige
wandelingetjes langs de winkels, soms even
naar binnen gewipt om de koningin uws harten
een cadeautje te laten uitzoekon of haar een
versnaperingetje aan te bieden o, vyfde
December, als gy eons een journaal hadt ge
houden
Zoo gaat, op geheel onze levensreize, Sinter
klaas met on3 mede. Als wy op den avond
vóór zyn verjaardag nederzitten in den huise-
lyken kring, brengt hy ons een stroom van
blyde, niet zelden ook van weemoedige her
inneringen; immers, de tyd moge de wonde
genezen hebben, nog vaak ryst plotseling voor
het geestesoog de gestalte van een geliefd
kind, dat ook zoo vroolyk kon medejuichen
als de Sint zyne vorrassingen bracht, en
dan hooren we opnieuw het stemmetje, dat
hierbeneden nimmermeer zal klinken 1 Doch
dankbaarheid blyft den boventoon voeren als
wy ons verlustigen in de liefdeblyken, welke
de onzen elkander toebrengen; één of meer
schakels mogen zyn uitgevallende keten is
er nog vaster door gesmeed geworden.
Eenmaal komt de tyd dat onze kinderen
alleen hun eigen weg door de wereld volgen
de naderende ouderdom zal ons eenzaam vinden.
Eenzaam, doch niet verlaten. Want telkens
als Sinterklaas zyn zwygenden intocht houdt
binnen onze landpalen, zullen ook wy ge
schenken wisselen met onze verwyderde ge
liefden; de geest van welwillendheid, welken
wij aangekweekt hebben in het huisgezin,
zal zyne weldadige werking blyven uitoefenen
als zinnebeeld van de algemeene menschen-
liefde, welke zelfs in het wintergetyde de aarde
met bloemen bestrooit.
Hoe welkom zyt ge ons dus, avond van
den vyfden December! Gy, die gewijd zyt aan
de schoonste eigenschappen, door het Neder
landsche volk in eere gehouden! Evenals de
ouden brengen wij offers op het altaar der
huisgoden, belichaamd in den persoon van
den bisschop van Myra, wiens lust het was
wél te doen: of is het niet waar dat nevens
de genoegens van den huiselyken kring ook
het genot, dat weldadigheid schenkt, een ruim
aandeel heeft in onze feestviering? Daar zyn
arme kleinen, die niets zouden ontvangen,
zoo meergegoeden zich hunner niet ontferm
den; welnu, ook aan dezen is gedacht, en
ook hun is, by het aanschouwen en genieten
van hetgeen door uwe zorgen, menschenvrien-
den, is bereid, een juichtoon ter eere van den
„goed heiligman" in het hart opgeweld en aan
de lippen ontvloden.
Vaif vel pampier, zoo goed as een, da's één.
Vaif amveloppe, da's twee.
Een opschryfboek, da's drie.
Een pakki met vaif penne, da's vier.
Een pennehouwer met pen, da's vaif.
Een opperbest potlood, da's ses.
En de groote vies met beste ink, da's zaiven.
Zaiven stuks, je ken er derek een boek
winkel mee beginne en dat allemaal voor
één dubbeltje: haas jelui, want asse jelui
om elf uur of half twaalef terugkomme, dan
heb ik der niks meer van over; dat gaat zoo
elleke week."
Niettegenstaande deze bedreiging voelt toch
geen der omstanders eenige neiging om aan
die amveloppe en aan dat pampier met penne
en ink een dubbeltje te besteden.
„Vertrouwe juilie het spul niet, ik vertrouw
juilie wel; daar, neem ze maar mee," zegt
de koopman, „juilie kenne me de vollegende
week wel botale en asse de boel je soms
niet bevalt, dan betaal je me geen cent."
Hy kon met volle geruststelling dit ver
trouwen schenken, wyl hy toch met zekerheid
wist dat niemand daarvan gebruik zou maken.
Een weinig verder staat de Cicero, de
groote redenaar der Zaterdagsche markt. Het
is betrekkelyk nog een jong mensch, mager,
doch met uitstekende longen, zooals duidelijk
Viert dan vroolyk feest, gy, die uwe gaven
niet hebt teruggehoudenen geve de hemel
dat deze Sinterklaasavond voor langen tyd
met levendige kleuren op het doek uwer her
inneringen blyvo geteekend!
In de vorige gemeenteraadszitting werd door
het lid dr. W. N. Du Rieu het volgende voor
stel schriftelyk ingediend:
„Op voorstel van den heer De Goeje werd
in de vergadering van 24 Juni 1886 besloten,
aan de gunstige beschikking op verzoekschrif
ten van omwonenden toe te voegen de voor
waarde, dat, wanneer eene verordening in den
geest der voorstellen van de heeren De Goeje
c. 8. wordt vastgesteld, die bepaüngen ook op
het verzoek der requestranten zullen tóepas-
selyk zyn.
„De ondergeteekende acht het wenschelyk,
na de intrekking van de bedoelde voorstellen,
die voorwaarde niet te doen vervallen.
„Hy verwacht meerderen aanbouw van pan
den van verschillende soort en bewoning
daarvan buiten de grenzen der gemeente, na
de gevallen beslissing omtrent de genoemde
voorstellen; hy ziet den tyd naderen,waarop
maatregelen tegenover do omwonenden onver-
mydeiyk zullen zyn. Ten einde terugwerkende
kracht van die maatregelen te vermyden,
meent hy dat het voorzichtig zal zyn aan het
inwilligen van verzoeken van omwonenden
en van verzoeken betreffende woningen, water,
grond enz., buiten de gemeente gelegen, de
beperking toe te voegen, zooals die door het
Dagelyksch Bestuur geformuleerd werd: „be
houdens de toepassing van de voorwaarden,
by latere verordeningen door den gemeenteraad
van Leiden te maken."
Naar aanleiding van dat voorstel merken
B. en Ws. thans den Raad in hun advieB
dienaangaande het volgende op
In den loop van het vorig jaar werden
onderscheidene verzoeken om bruggen, buizen
of dammen te leggen en diergelyke aange
houden in afwachting van eene te nemen
beslissing omtrent het aanhangig voorstel
aangaande het meer in rekening brengen aan
niet ingezetenen dan aan ingezetenen voor de
voordeelen, welke deze gemeente aanbiedt.
Nadat nu in de zitting van 10 Juni 1880
was aangenomen de motie van den beer
Fockema Andrea:, strekkende om de voor
stellers uit te noodigen het beginsel, waar
van hun voorstel uitgaat, uit te werken met
betrekking tot de onderscheidene onderwerpen,
biykt uit zyne fraaie, lange redevoeringen,
welke hy op galmenden toon uitschreeuwt
ter aanbeveling van zyne puik beste sigaren.
Do meesten der marktbezoekers kennen
hem; reeds terstond by zyn optreden vormt
zich een kring om hem heen, begeerig om den
woordenvloed te hooren, welken hy heden ten
beste zal geven.
„Hier bin ik weer," zoo vangt hy aan, „en
ik heb weer as altyd veel goes en veel
lekkers by me. Kaik es hier, hier heb ik
een segaar, die ieder winkelier je plaisanteert
voor drie eens het stuk. Is er soms een
winkelier, een grossier of een kenner van
segaren onder jelui, allemaal, laat ie maar
gerus een opsteke. Hy kan em cadeau krijge
en laat em dan maar es zegge of het nie
waar is. Drie cente het stuk," de spreker
heeft inmiddels een sigarenzakje in zyne
linkerhand genomen en in den rechter houdt
hy eenige sigaren, welke hy één voor één
in het zakje doet, terwyl hy daarby uitroept
„kaik eris, da's één of drie cente, da's twee
of zes cente, en één is drie, negen cente en
één is vier, twaalef cente en één is vaif, vaiftien
cente en die vaif kryge jelui van myn niet
voor vaiftien cente, maar voor één dubbeltje
en dan kryge jelui er nog een cadeau, da's
zes, en nog een cadeau, da's zaiven, en één