I N°. 8517. Woensdag- S3 November. A". 1887. t§eze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 rogels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.175. Grootero letters naar plaatsruimte. Voor liet in- caaseoren buiten de stad wordt 0.10 berekend. De aanvaring tier „Scliolten." Omtrent het vreeselijk ongeluk, bovenge noemde stoomboot overkomen, wordt nog nader gemeld, volgens een telegram uit Dover van gistoren, dat aldaar 22 lijken waren aange bracht, waaronder ook dat van den kajuits passagier Blanc, den eersten officier en den vierden machinist. Er werden voortdurend vele sloepen gezonden naar de plaats, waar de „W. A. Scholten" gezonken is, om, zoo er levende drenkelingen gevonden werden, hen te redden. Het casco en de inventaris der „W. A. Scholten" zyn verzekerd voor ƒ350,000 by verschillende maatschappijen aan de Rotter- damsche beurs. De lading was zeer kostbaar en wordt als verzekerde waarde geschat op ca. 1millioen guldenzij bestond o. a. uit 1800 pakken tabak, ter gezamenlijke waarde van 900,000 h 1 millioen (ieder pak tabak geldt 500 a ƒ000); verder eene belangrijke partij w(jn in vaten en kisten, diverse collisplanten en bollen, kisten manufacturen, glas en aardewerk en meer stukken goederen. Door deze ramp worden zoowel de Rotter- damsche als de Amsterdamsche beurs zwaar getroffen. Als eene bijzonderheid verdient nog ver melding, dat de eigenlijke gezagvoerder van het stoomschip „W. A. Scholten", kapitein Bakker, voor deze reis, ton einde een weinig rust aan wal te genieten, had geruild met kapitein Taat. Het stoomschip „W. A. Scholten", de oudste en kleinste boot der Maatschappij, groot 2529 ton, werd in 1874 gebouwd voor rekening der Ned.-Amerikaansche-Maatschappij bjj de firma Napins Sons te Glasgow, en kostte ƒ1,000.000. Uit Londen wordt het volgende aan de „N. R. C." geseind: De scheepsdokter der „W. A. Scholten" geoft de volgende bijzonderheden: „Wij verlieten Rotterdam don negentienden 's morgensalles ging wel, tot eergisteravond, toen het stoomschip zich bevond op ongeveer elf mijlen afstands van Southsandshead-vuur- schip. Destijds was het weder, na de mistig heid, opklarende en de zee kalm. De „W. A. Scholten" stoomde langzaam voort, na oenigen t(jd geankerd te hebben. Plotseling zagen wij oen stoomer in het verschiet zijdelings op ons afkomen. Wy vertoonden de ankerlichten. De kapitein der „Scholten" deed alles om eene aanvaring te vermijden, door den koers te wijzen, te laten fluiten enz., maar tevergeefs. Wy hadden 215 passagiers aan boord, waar onder 130 tusschendeksreizigers. Slechts wei nigen waren op het dek tydens de aanvaring, maar de kapitein en de scheepsofficiers be vonden zich op de scheepsbrug. De meeste passagiers zaten koutend, lezend of spelend in do salon. Enkelen hadden de kajuiten opgezocht. Nauweiyks vond de aanvaring plaats, welke een gat van acht voet breedte maakte in het scheepsbeschot, of eene paniek ontstond onder de passagiers, welke de kapi tein en de scheepsofficieren tevergeefs trachtten te kalmeeren. De „Scholten" had acht redding booten benevens twee reddingvlotten; van de roddingbooten bleken er maar twee beschik baar door het overhellen van het schip. De „Scholten" zonk ongolooflyk snel, binnen vyf- tien of twintig minuten, met den voorsteven het eerst. De passagiers haddon den tyd red dinggordels om te doen, maar do meesten schenen te verbasterd. Vóór de „Scholten" met den achtersteven hoog in de lucht, zonk, liet de kapitein noodseinen en stoomgefluit hooren, hetgeen de aandacht trok van het stoomschip „Ebro", welks gezagvoerder ter stond, behalve reddingslynen, eene groote dek lading hout liet werpen in het koude water, waarin talloozen verkleumend lagen te wor stelen. Sommigen overleden op de „„Ebro" ten gevolge van de doorgestane koude, terwijl anderen geruimen tijd noodig hadden om by te komen. Talloozen konden de reddingslynen niet beetpakken door verkleuming." Tot zoover het verhaal van den scheeps dokter. De „Ebro" bleef tot Zondagochtend voortkruisen op de plaats der ramp. Toen, niemand meer ziende, stoomde zy naar Dover. Dit verhaal vindt bevestiging in hetgeen de schipper van een logger uit Hastings rapporteert. Hy zegt dat de vreemde stoomer, vermoedelyk de „Ro3a Mary", van Hartlepool, onderweg naar Saint-Nazaire, zyne netten stuk- voer, waarop de logger hem achterna zeilde, om zich van den naam te vergewissen. Ter wyl hy dat deed, vond de aanvaring plaats. Daarentegen houdt de gezagvoerder der gis termiddag te Dover binnengekomen „Rosa Mary" vol dat de vreemde stoomer invoer op de „Rosa Mary", terwyl deze geankerd lag. Het staat in elk geval vast dat de „Rosa Mary" ernstige schade heeft beloopen, zoodat zy nauweiyks dryft, terwyl de aard van de schade nauweiyks overeen te brengen is met met de getuigenissen der officieren van de „Scholten." De schouwing der aangespoelde lykon vindt morgen te Dover plaats, waar de Hollandsche vice-consul, de stedelyke overheid en particu lieren de overlevenden zeer liefderyk verplegen. Verschillende passagiers leggen ongunstige verklaringen af nopens den toestand der „Scholten", toen deze zonk. Volgens den passagier Charles Miles heerschto er eene schromelyke verwarring en gebrek aan tucht. De reizigers moesten de bemanning helpen in het nederlaten der reddingsbooten, die van de davids losgehakt moesten worden, daar de katrollen weigerden. Er heerscht veel geheimzinnigheid nopens de oorzaken der noodlottige aanvaring. De geredde officieren dor „Scholton" getuigen overeenstemmend dat de boot aangevaren werd te Werken. Miles beweert verder dat de noodpeilen te laat opgingen, dat de Hollandsche matrozen ruw te werk gingen, enkel bedacht op zelfredding, zelfs vrouwen torzydo duwend. Een matroos ontgriste hem zyn reddings gordel. De meeste buitenlandsclie passagiers zyn verdronken. Do hoofdmachinist der „Schol ten" dreef drie uren rond, alvorens opgenomen te worden door do Engelsche stoomboot „Lechmere", onderweg naar Bilbao, dio hem by Newhaven aan land zette. De masten der „Scholten" zyn duidelyk van Dover zichtbaar. Het wrak ligt gevaarlyk voor de scheopvaart. De schok, door de aanvaring teweeggebracht, moet verschrikkelyk geweest zyn en er heersebte, zooals te bogrypen is, onder de doodelyk verschrikte passagiers een onbeschry- felyke paniek. De meesten hunner schenen als waanzinnig. Er hadden hartverscheurende tooneelen plaats. Moeders hielden hun kinde ren vast omarmd en waren niet van de plaats, waar zy zich bevonden, weg te krygon. An deren vlogen van de eene zyde van hot schip naar het andere, roepende, schreeuwende en smeekend. Er waren, naar men aan het „U. D." schryft, slechts weinige Nederlanders ondor de passa giers, en van één hunner, den heer L. Geusen, uit Rotterdam, weet men, dat hy onder de geredden behoort. De namen van de twoe vrouwelyke lste-klasse passagiers, do Neder- landsche dames A. De Vyver on L. Gerhing, komen niet voor op de door de Stoomvaart- Maatschappij ontvangen lyst van de geredde personen. Voor zeven achtsten waren de passa giers Duitschers. De bemanning bestond uitsluitend uit Neder landers, voor verreweg het meerendeel huis vaders. Kapitein Taat, onder wiens commando het stoomschip stond en die hoogst waar- schynlyk tot de omgekomenen behoort, was een bekwaam gezagvoerder en een man, die zeer in aanzien stond. Reeds vroeger heeft deze commandant een stoomschip door aanva ring verloren. Op de kaden te Dover heorschte er gisteren de grootste opgewondenheid. Er varen loods- bo en tusschen het wrak en den wal, welke deelen der lading en ook nog lyken aanbren gen Deze laatsten liggen thans allen uitgestald in eene loods, behoorende aan de onderzeesche telegraafkabel-maatschappy, in afwachting van de lykschouwing. Nog slechts weinige lyken zyn herkend. Velen der bemanning zyn gered, evenzoo alle Engelsche passagiers, van wio or trouwens slochts acht of nogon op de boot waren. De kapitein is verdronken met den eersten stuurman en de eerste hof meesteres. Alle geredden beschryven de verwarring en de paniek aan boord, na de aanvaring, als verschrikkelyk. De groote koude scheen alle pogingen om zich te redden onmogelyk te maken. Te Dover heerscht de overtuiging dat de „Scholten" geheel vry van blaam is. Gisteravond seinde men nog uit Rotterdam dat, volgens bericht van de Amerikaanscho Sioomvaart-Maatschappy, de mail van de „Scholton" niet is gered. Het stoomschip werd aan bakboord, achter don fokkemast ingevaren. Tot redding werden de eigen sloepen en gordels gebruikt. Het getal der aangespoelde lyken bedraagt 23. Volgens mededoeling van den kapitein van het stoomschip „Ousel", van Liverpool te Amsterdam binnen, zag hy Zondag middag 12 uron dwars van Dover 10 lyken dryven mot gordels, terwyl verscheidene booten in de nabyheid visschende waren. Eindeiyk verneemt men nog dat dadolyk na ontvangst van het telegram, dat de ramp vermeldde, kapitein Bakker, de gezagvoerder van de „Scholton", die voor deze reis door kapitein Taat werd vervangen, met een be ambte dor directie naar Dover is vertrokken. De derde officier van do „Scholton" dankt wellicht aan een toeval het leven. Hy kon niet tydig te Rotterdam zyn, en de „Scholten" was juist vertrokken, toen hy daar aankwam. Aan boord was hij door een ander vorvangen. Hy telegrapheerde nog naar Maassluis of hy daar aan boord kon komen. Het schip was echter reeds weg, toen hy daar kwam. Hy verloor dus alleen zyno uitrusting, welke reeds aan boord was. De correspondent der „N. R. C." te Londen seinde gisteravond De gezagvoerder en de eerste stuurman van het stoomschip „Rosa Mary" houden beiden vol dat hun geankerd schip door een onbekenden stoomer werd aangevaren, die terstond doorstoomde, zonder zich te bekom meren over het lot van de „Rosa Mary." Beiden beweren dat zy vruchteloos noodseinon deden; dat hun bodem slechts door aanhou dend pompon dryvend gehouden kon worden. De kapitein van het houtschip „Ebro" rap porteert dat, toen hy aankwam op do plaats des onheils, hy eene luide ontploffing hoorde. Onmiddellyk daarna zag hy hot stoomschip „W. A. Scholten" voorover zinken. Tot dusverre blyft het cyfer der geredden ongeveer tachtig, zoodat minstens honderd dertig moeten verdronken zyn. Onder de nog niet gevonden lyken is dat van den kapitein. Dat van den eersten stuurman is aangespoeld en werd by de heden aangevangen lykschou wing door den tweeden stuurman herkend. Do andere een en twintig aangebrachte lyken, waaronder vyftien van vrouwen, worden slechts gedeeltelyk herkend. Behalve de tweede officier, legde ook do hofmeester Hulsinga heden getuigenis af tot het herkennen der lyken. De oorzaken der ramp zyn by het onderzoek nog niet aan de orde geweest. De schipbreukelingen, waarvan de meesten geheel zonder middelen zyn, blyven voorloopig te Dover, tot de verwachte aankomst van een vertegenwoordiger dor N.-A.-Stoomvaartmaat- schappy uit Rotterdam. De dikke nevel, die voortdurend over het Kanaal hangt, belommert het verdere onder zoek van het wrak. Het „Sailorshome" te Dover, waar de meeste schipbreukelingen go- huisvest zyn, blykt te klein om zoovele per sonen langer op te nemen, maar het bestuur wedyvert met de bevolking van Dover om do ongelukkigen te verzorgen. Verscheidene lyken zyn, ook to Doal en te Ramsgate aangespoeld. Naar ik verneem is door het ministerie van koophandel een gorechtelyk onderzoek aan gaande do ramp bevolen. De correspondent van de „Indópendance" schryft van 21 November De kapitein van de „Rosa Mary" beweert dat de „Scholten" hem heeft aangevaren, doch de geredde schepelingen van de „Scholten" houden vol dat het omgekeerde het geval is. De visschers te Hastings bevestigen dit, en zeggen dat de „Rosa Mary" eerst in hunne netten geloopen is, en, terwyl hy trachtte zich daarvan vry te maken, tegen de „Scholton" aan is geloopen. Dit schynt ook hieruit te blyken dat men netten aan den voorsteven van de „Rosa Mary" heeft zien hangen. Deze is zwaar beschadigd te Dover binnengekomen. Te Deal zyn weder twee lyken aangespoeld. De hoer Robson, die gered is, verklaart dat er 800 reddingsgordels aan boord waren, doch dat de meeste met het schip gezonken zyn. De groote mast van de „Scholten" steekt mot hoog water ver boven den zeespiegel uit. „De kapitein van de „Ebro" verhaalt dat, toen hy op een afstand van 110 mafer de „Scholten" genaderd was, het dek van dit schip gesprongen is. De namen der passagiers, die vermist wor den, zyn lste klasseOtto Bauer, Henry Elanc, Frings. 2de klasse: Cyril Bromowsky, JacobGüttmann, Mathius Hoge, Mondei Monkowitz, 3 Soeko Pa- gul, Schmul Holpern, Halmen Glück, Cham Friedmann, Adele AVahl, Bonjamin Schapira, Juras Bursdig, Fritz Stelta, Franz Brückner, Janos Pocsentjo, Janos Takase, Josof Lu- sumsky, Markus Wasser, Salomon Gold- schmidt, Victor Queuvet, Bertrand Bloter, Adolf Hinchoz, Falco Battiste, Rosso Antonio, 2 Gazeo Salem, 2 Antonio Giraud, Andrea Maceaguo, Carlo Cherateo, 2 Pietro Eurico, Fransesco Gio vanni, Michaelle Moranno, Paglia Giovanni, Ernst Kern, Josef Rami, Machael Habelsborger, Johann Gund, Maria Spiegel, Pauline Scliroth, Ignatz Hot'meister, Bolislaus Kizyskowski, An dreas Altka, Berl Reife, Stefan Jarecky, 4 Schatt- schneider, Christoph Krauth, 2 Frau Brenfleck, Maria E. Bara, Gustav Witt, A. Kany, Guisoppa de Bertolimi, Aug. Rauch, Alma De Vijver, Henry Kenyon. Id. tusschendekspassagiers Johann Tellmann, Stefan Schenk, Herm. Hou- seler, Franz Mackenie, Peter Jenichowski, Josef Murawasky, 2 Markus Merky, Stanislaw Oppen- kowsky, Biir Sellemanowitz, Samuel Hughs, George Moore, Max Becker, 2 Pierre Jos. Vander- dier, Johan Miedl, 4 Jessie Salander, C. Frieling- haus, 3 Jan Lagerveld, Fanny Loeff, 4 Kath. H. v. Drongelen, Fritz Sollbrig, 5 Elise Mol- lonkopf, 2 Josefa Dantanello, 9 Anna Frost, Louise Zilz, Philipp Welker, 5 Lucia Friedl, Julius Feske, Meinrad Scherer, Gottlieb Neu- bauer, Hermann Weide, Christian Spiegel, Wilhelm Spiegel. lilCHTSTKI&KTE. Resultaten der waarncminrjcn a an de Gasfabriek. WEEK van 13 tot 19 Nov. Datum. Uur. Aantal. Gem. Eng. 8tandk. 13 November. 5.30 7.— 7 1G.5 14 5.30 7.15 8 16.2 15 5.30 7.15 7 16.7 16 5.30 7.30 8 16.8 17 5.30 7.30 7 1G.7 18 5.30 7.30 8 16.4 19 5 30 7.30 8 16.7

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 5