N°. 8509.
A0. 1887.
Maandag; 14A November.
F" euilleton.
LEIDSCI
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
"Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per posta 1.40.
Afzonderlijke Nommera0.65.
<§e2e (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
ran gon- en feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIBN
Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel maer 0.17$.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het inoa,-i-
seeren buiten de etad wordt 0.10 berekend.
DB
Na ar het Duitsch.
(Slot.)
De lamp brandde uitstekend en mevrouw Von
Werner was zeer in haar schik.
„Juist zoo eene heb ik gewenscht," zeide zy; „gy
zyt een braaf kind, dat gy over den inval van eene
oude vrouw niet de schouders hebt opgehaald."
„Eigenlyk komt my uw lof niet toe," antwoordde
Anna beschaamd, „ik wilde reeds eene andere uit
zoeken, maar mynheer Yon Burg, die toevallig in
den winkel was, beweerde dat het juist dezelfde
moest wezen als gy verlangdet."
„In dit opzicht had hy geiyk. Het ei moet niet
wijzer willen zyn dan de hen," zeide zy eenigszins bits.
Anna zag haar schalks aan. „Mynheer Von
Burg is een degelyk mensch."
Zy was benieuwd naar het antwoord der oude
dame. Dit viel echter niet zoo uit als zy gedacht
had; want haar grootmama zeide niet: Dan hadt
gy myn man zaliger moeten kennen; dat was een
geheel ander man als de tegenwoordige jongelui.
Zy zeide alleen dat zy te weinig van Von Burg
wist om over hem te kunnen oordeelen.
„Ik herinner my echter dat hy my een bezoek
heeft gebracht, zonder dat ik hem voor zyne beleefd
heid heb bedankt," ging de oude dame voort. „Geef
my de kaartjes eens aan."
„Als 't u belieft, grootmama - hier is het kaartje
van mynheer Von Burg."
Mevrouw Von Wprner zag Anna onderzoekend
aan. „Ik zou hem wel eens op de thee kunnen
vragen. Wat denkt gy, zou hy het kwalyk nemen?"
„Kwalyk nemen, grootmama? Daarvoor heeft hy
voor oude dames te veel eerbied."
Op den avond der theevisite kwamen de oude
dames en heeren met plechtige gezichten, styve
dassen en de noodige deftigheid by mevrouw Von
Werner. Het gezelschap was klein, maar erg deftig,
en er werd in het salon thee gedronken.
Er brandde slechts ééne lamp op de ronde tafel
welk eene eer voor Anna of eigenlyk voor Von Burg
het was de lamp met den veiligheidsbrander, waar
voor Von Burg juist kwam te zitten. Hetverleide-
lyke kogeltje, dat los op het kleine plaatje lag, was
dicht by hem. Hy voelde zyne vingers jeuken en
moest al zyne wilskracht inspannen om zich dien
avond niet onmogelyk te maken.
Het gesprek was niet zeer boeiend. De woorden
en de breinaalden klapperden gelykmatig door elkan
der. Er werd slechts over den goeden ouden tyd
gesproken, waarover Von Burg zeer verwarde denk
beelden had. Anna schonk thee en hoewel hy haar
nu en dan ter sluiks aanzag, moest hy daarby toch
voorzichtig zyn, daar grootmama hem scherp gade
sloeg. Daarby had hy een verschrikkelyken dorst
en met thee had hy nooit gedweept. Wel stond er
eene flesch rynwyn vóór hem, maar de knecht had
hem slechts eens zyn afschuwelyk klein glas vol
geschonken en daarna de flesch weder op het sier
lijke bakje met zilveren rand neergezet. Natuurlyk
waagde hy het niet zichzelf nog eens in te schen
ken, en Anna's grootmama had geen denkbeeld,
dat een welopgevoed jongmensch des avonds meer
dan één glas wyn zou kunnen drinken.
Ten einde zich te verstrooien dacht hy aan de
gezellige bal-avonden, waar hy met Anna gedanst
had, en aan die, welke hem nog te wachten stonden
daarna dwaalden zyne gedachten naar hunne ont
moeting en hun bezoek by Eicke en de lamp.
Hy schrikte, want in zyne verstrooidheid had hy
zijne hand reeds naar het verleidelyke kogeltje
uitgestrekt,
Haastig trok hy haar terug. Maar vóór hy het
wist dwaalden zyne gedachten weer af en was zyne
hand weder dicht by den veiligheidsbrander. Het
kogeltje bewoog zich, zyn wysvinger lag op het
kettinkje, een algemeene kreet van schrik, en groot
mama, theetafel, gasten, alles was in Egyptische
duisternis gehuld.
„Uitstekend!" riep Von Burg verschrikt uit. Iets
ongepasters had hy niet kunnen zeggen, maar onge
lukkig viel hem in het eerste oogenblik van ont
zetting over zyne verschrikkelyke daad niets ver
standigere in.
„Maar mynheer Von Burg 1" riep mevrouw Von
Werner uit. Een pynlyk' stilzwygen volgde, terwyl
Anna met een „dacht ik het niet 1" lachend eene
andere lamp ging halen.
Het gebeurt dikwyls dat misdadigers door het
bewustzyn eener zware schuld in hunne vertwyfe
ling een moed bezitten, die hun alles doet wagen.
Zoo dacht ook hier de boosdoener niet aan berouw,
maar voornamelyk aan zyn dorst. Eene vermetele!
gedachte kwam by hem op. Hy wist met juistheid;
de plaats waar do flesch stond; door het zachte;
pluchen bakje kon hy haar onhoorbaar opnemen eni
weer neerzetten. Zoo, dat smaakte; hy had de';
flesch gelukkig gegrepen en zich door eene flinke;
teug verkwikt, waarna hy de flesch weer voorzichtig'
ep het zachte flesschenbakje plaatste. By de lieer-1
schende duisternis kon niemand zyne vermetelheid:
hebben opgemerkt.
Toen Anna met eene andere lamp - zonder veilig
heidsbrander, zooals zy geruststellend verklaarde
weer binnentrad, wilde hy zich geheel onbevangen
verontschuldigen. Maar o gruwel op aller ge
laat was onverholen verontwaardiging te lezenDe
vrouw des huizes zag hem streng en bestraffend
aan. Aller oogen waren op één punt gevestigd. Hy
zag in dezelfde richting. Hemel! daar stond de
flesch half leeg gedronken en midden in de
appeltaart!
„Hoor eens," zeide mevrouw Von .Werner den
volgenden dag tot Anna, „je vriend lieoft zich
zonderling gedragen."
Daartegen viel niets in te brengen en het jonge
meisje waagde het ook niet, Von Burg te veront
schuldigen. Dit was het verstandigste wat zy doen
kon, want de oude dame had verwacht, dat zy voor
hem in de bres zou springentoen zy dit niet deed,
begon zy zelf hem vry te pleiten.
„Zyn oprecht berouw beviel my echter," ging
zy voort; „dit vindt men .tegenwoordig zelden by
de jongelui."
Anna zweeg.
„Hy schynt ook een degelyk jongmensch te zyn."
Anna zweeg weder.
„Iiy bloosde hevig. Dit doen de tegenwoordige
jongelui niet gemakkeiyk meer."
„Ik heb er niets van bemerkt; hy maakte zich
snel uit de voeten," zeide Anna.
Hare grootmama lachte. „Zyne vlucht was be
paald grappig. Eigenlyk heb ik toch modeiyden
met hem."
„Werkelyk
„Hy ziet er ook flink uit. Danst hy goed?"
„Uitstekend," riep Anna opgetogen.
„Nu, als hy moed bezit, komt hy zich vatidaag
nog verontschuldigen. Gisteren heeft hy dat door
zyne haastige vlucht vergeten."
„Mag ik den knecht zeggen dat gy hem ontvangt
„Niet noodig, kindik heb August zelf reeds een
wenk gegeven."
Er werd gescheld. De huisknecht diende mynheer
Von Burg aan, en de zondaar trad binnen. Mevrouw
Von Werner zag hem streng aan, terwyl Anna
moeite had on) ernstig te biyven.
„Mevrouw, ik kom u myne verontschuldiging
aanbieden voor myne onvergeeflyke verstrooidheid
van gisteravond,"
„Als men zich in gezelschap van andere menschen
verveelt, is het geen wonder als men ondeugende
streken uithaalt," zeide de oude dame.
Von Burg zag haar verschrikt aan.
„Het spyt my zeer, mevrouw, dat u de zaak zóó
opvat. Maar u beschuldigt my ten onrechte; ik
geef de voorkeur aan het gezelschap van oudere
menschen, die zich, gelyk liier het geval was, door
geestigheid en degeiykheid onderscheiden boven dat
van niets beteekenende jongelui."
Mevrouw Von Werner zag hem verbaasd aan,
want dit antwoord had zy niet verwacht.
„Ga toch zitten, mynheer Von Burg. Ik meende
het zoo kwaad niet. Uw eerste bezoek in myn huis
was een beetje vreemd. Gy vermydt dus het ge
zelschap van oudere menschen niet?"
„Zeker niet," antwoordde Von Burg, terwyl hy
Anna aanzag. „Ik heb myne overledene tante lang
met het grootste genoegen voorgelezen."
„Waarlyk leest gy gaarne?"
„Zeker mevrouwmag ik u myn dienst aanbieden?"
Mevrouw Wernor glimlachte en zeide: „Tot uw
straf moest ik ja zeggen."
„Doe dit, mevrouw; het zal my veel genoegen
doen."
„Meent gy dit in ernst?"
„Gy behoeft er. niet aan te twyfelen, mevrouw."
„Als gy het workeiyk gaarne doét, zoo kuntgy
Anna nu en dan komen aflossen."
Von Burg nam afscheid en ging naar oen boek
winkel.
„Wat is de langste roman?" vroeg hy.
„Laat eens zien. Het groene vuurscherm van
A. Waltser Von Kalauer zyn negentien deelen van."
„Wordt dit boek veel gelezen?"
„Er zyn menschen genoeg, die nieuwsgierig zyn
wat men in negentien deelen over een groen vuur
scherm kan vertellen".
„Geef my het boek terstond."
Een roman in negentien deelen is, goed voorge
lezen, wel geschikt om het hart van de strengste
grootmama te verteederen. Toen Von Burg het
woordje „slot" uitsprak, toen wist hy ook zelf heel
juist tot welk besluit hy was gekomen.
„Kindlief," zeide den volgenden dag mevrouw
Von Werner tot Anna, „het is jammer dat onze
leesavonden zyn geëindigd en dat mynheer Von Burg
niet moer by ons zal komen."
„Beviel hy u, grootmama?"
„Nu, hij is juist zoo'n man als myn man zaliger
was, en zulk een echtgenoot als mynheer Von Burg
is, wensch ik je toe."
Het ys was gebroken en toen durfde Anna zoggen
„Mynheer Von Burg zegt altyd: de wenschen eener
grootmoeder zyn heilig."
„Ondeugd - gy denkt dat hy dit nu ook wel zal
zeggen. Moet ik by hem aanzoek voor je doen?"
Anna dacht by zichzelf dat dit niet noodig zou
wezen en zoo was het ook inderdaad. Toen Von
Burg na een paar dagen haar bezocht, merkte hy
zeer goed hoe laat het was.
Toen mevrouw Von Werner hen alleen liet, zeide
Von Burg, terwyl hy Anna's hand vasthield: „Heeft
uwe grootmama er vyerkelyk niets meer tegen?"
Ware dit het geval geweest, dan zou mevrouw
Von Werner, toen zy de kamer weder binnentrad,
hare toestemming wel niet gegeven hebben, terwyl
de lamp met den veiligheidsbrander, welke de eigen-
lyke oorzaak dezer verloving was, lustig atond te
branden.