Ons Onderwijs.
lieid, keerde Constance zich om, zag in Kris' gelaat
en zeide zonder eenige jaloerschheid in hare stom
„Kris, he, hoe heerlijk zult gij nu kunnen
werken
Hy boog het hoofd, er kwam iets ernstig na
denkends in zyne rustelooze bruine oogen, terwijl
hy zyn zacht fluiten vervolgde, maar opeens, alsof
zyne gedachten eene gansch andere wending ge
nomen hadden, sloeg hy met de zweep in de lucht
en lachte triomfanteiyk.
„Ik weet waar gy aan denkt, Kris," zeide Con
stance terwyi zy ook glimlachte „uw oom
Humphrey."
„Ik dacht," hernam Kris, „hoe ik hen over een
jaar of twee, drie by elkaar zal laten komen op
een raadplegings-diner, onder voorwendsel dat het
my tegenloopt, en dan wil ik in byzyn van oom
Humphrey, myn vader zyne spaarpenningen terug
geven met den verschuldigden interest. Holla, hier
zijn wy er, en de hit komt ons tegen!"
Toen Kris dezen uitroep deed, moest de kar eene
zóó nauwe laan in dat de hit tevergeefs trachtte
zoo dicht mogeiyk langs de heg zich een weg te
banen en er zoo in te komentoen keerde hy zich
geheel om en sloeg en werkte met zooveel kracht
achteruit, dat zy eindelyk op deze vreemde manier
hunne intrede deden in het kleine dorpje van
Peeier Pond.
XXII.
Wy verlieten onze arme kinderen toen zy met
de kar te Peeier Pond kwamen. Nu de hit eonmaal
zijne kuren had, bedankte hy er ook by zyne stal
deur voor om te bedaren; hy sprong zelfs zóó
koppig heen en weder, dat Kris niet wist hoe hy
het maken zou om te voorkomen dat do hit alles
kort en klein sloeg. Constance en de kleine Duke
zaten met den grootsten angst op de kar; zy met
ingehouden adem, ieder oogenblik vreezende dat
liaar een gil zou ontsnappen, door welken zy
echter begreep dat de hit nog meer zou schrikken
en schoppende knaap zag zyne zuster met ang
stige blikken aan.
„Spring er dan af, Kris!" riep Mary, de meid,
die aan de deur den afloop van deze beangstigende
oogenblikken stond af te wachten. „Spring er af
en vat den hit by den toom; ziet dat gy de kin
ketting grypt, dan zal de schoelje wel bedaren!"
„Zwyg!" gebood Kri3 vertoornd. „Ziet gy niet
dat dan het leven der kinderen in gevaar is Roep
Bob, den staljongen, gauw Mary, gauw, Bob!"
In een oogwenk was Bob voor den dag gospron-
gen en in een oogwenk hing hy als een aap aan
den hals van den hit. Met behendigheid greep hy
naar den kinketting en kneep den hit zóó ongemak-
kelyk den bek, dat deze zyne kuren vergat en in
de kar stond te rillen van vrees, maar geen poot
meer uitstak.
Op datzelfde oogenblik sprong Kris van do kar
en vatte de kinderen onder de uitgestoken armen.
Duke scheen geen recht besef te hebben gehad
van het gevaar, maar Constance sidderde byna zoo
sterk als de hit.
„Wat is dit, en waar zyn de lui?" vroeg Mary
verwonderd.
„De lui," sprak Kris, een sarrenden nadruk op
dat woord leggende, „zitten nog hoog en droog
by oom Standish, en wat die kinderen betreft,
maak voor haar" op Constance wyzendo „dat
kleine ledikantje in orde dat op het opkamertje
staat, en wat den knaap betreft.
„Mag hy dan," viel hem Constance in de reden,
„in het ledikantje liggen ik zal wel op den
grond slapen."
„Wel ja, waarom in geene halfvolle spykerkist?"
zei Kris.
„Neen, pop ik wil zeggen, Stance, neem gy
het ledikantje, en Duke, wilt gy voor dozen nacht
een plaatsje in myn bed nemen?"
„Dan zullen uwe zuster en ik," voegde Mary er
by, „aan uw bedje, ik wil zeggen, aan het bed,
blyven zitten totdat gy slaapt, myn lieve krullebol.
En ik loop toch af en toe; gy behoeft niet bang
te zijn, myn schelmpje
„Bang?" vroeg Duke, als wilde hy zeggen daartoe
de minste reden niet te zien.
„Span den hit niet uit," riep Kris den staljon
gen toe, „ik moet dadelyk mot do kar terug naar
Iversham om vader en moeder te halen. Geef hem
vlug een paar sneden roggebrood en een emmer
water, maar pas op dat gy den deugniet het
mondstuk niet losmaakt zonder hem goed vast te
houden. Ik vrees, dat de kuren er nog niet uit zyn.
Wordt vervolgd.)
By het onderzoek der gemeonte-begrooting voor
het volgende jaar, in de sectiën, kwam by het
artikelopbrengst van schoolgeld (lager onderwys),
wederom ter sprake de schoolgeldheffing aan de
Kweekschool voor onderwyzers en onderwyzeressen.
Ton vorigen jare was door burgemeester en wet
houders toegezegd dat zy de zaak zoudon over
wegen en den uitslag daarvan aan den Raad mede-
deelen.
Intusschen is tot dusverre daaromtrent niets
naders vernomen en werd alzoo nu het verlangen
geuit den Raad spoedig in de gelegenheid te stellen
daaromtrent eene beslissing te kunnen nemen. Voor
de heffing van een matig schoolgeld aan genoemde
inrichting bestaan, naar beweerd werd, alleszins
termen, daar het niet aangaat op des duur allo
leerlingen kosteloos voor de onderwyzersbetrekking
op te leiden, terwyl bovendien de leermiddelen van
gemeentewege worden verstrekt en de inrichting
door tal van personen wordt bezocht, voor wien
de betaling van schoolgeld allerminst bozwarend
zou wezen.
Van de andere zyde werd gewezen op de grooto
bezwaren aan deze schoolgeldheffing verbonden,
daar het aantal personen, dat de lossen volgt,
alsdan aanmerkelyk zou moeten verminderen, vooral
wat betreft de onderwyzers en onderwyzeressen,
voor wie het hoogst bezwaarlyk zou wezen het
schoolgeld op te brongen. Van de oprichting der
Kweekschool af heeft men op allerlei wyze ge
tracht deze personen te bewegen om, tot voort
zetting van hunne studiën, de lesson der school te
volgen. Dezo pogingen zyn, zeer in het belang van
het onderwys, met den besten uitslag bekroond en
het zou voorzeker zyn te betreuren wanneer ten
gevolge van schoolgeldhoffïng, een minder gunstige
toestand in doze zou worden in het leven geroepen.
Vermits uit de ontvangen inlichtingen bleek dat
door den wethouder voor onderwys eone ontwerp
verordening op de heffing van schoolgeld by het
college van Burg. en Weths. was ingediend, doch
dat de meerderheid zich daarmede niet had kunnen
vereenigen, vertrouwde men overigens dat de Raad
in kennis zou worden gesteld met bedoeld ont
werp en met de redenen, welke aanleiding hadden
gegeven om het niet by den Raad aanhangig
te maken.
In hun antwoord op deze beschouwing zeggen
B. en Ws. dat de stukken betrekkelyk eene heffing
van schoolgeld voor de Kweekschool in de Lees
kamer ter inzage van de leden zyn nedergelegd.
Uit die stukken blykt welke bezwaren bestaan
tegen de bedoelde schoolgeldheffing.
Verder bracht een lid nog in de sectiën ter sprake
eene verhooging van het schoolgeld op de beide
Burgerscholen en gaf het denkbeeld aan, dat school,
geld van f 60 b. v. met f 10 te verhoogen en zulks
in verband met het schoolgeld op het Gymnasium,
dat f 100 bedraagt, en van de scholen 1ste klasse
ad f 60, terwyl op do school van mej. Lange
zelfs 110 moet worden betaald.
Algemeen was men echter in die sectie van oor
deel, dat van eene verhooging van schoolgeld op
de Burgerscholen geen sprake kon wezen, omdat
dezo scholen zoo wyd mogelyk moesten worden
opengesteld, als zijnde ook vooral bestemd voor den
zoogenaamden burgerstand en dat alzoo in deze
voor eene vergeiyking met andere inrichtingen van
onderwijs geene aanleiding bestaat. Bovendien was
het de vraag of by eventueele verhooging van
schoolgeld het Rykssubsidie voor de Jongensschool
wel zou worden gehandhaafd.
Het antwoord van B. en Ws. luidt hieropEene
verhooging van het schoolgeld op de Hoogere Bur
gerscholen moeten wy ton ernstigste ODtraden. Tal
van personen zouden daardoor verhinderd worden
hunne kinderen naar die scholen te zenden, terwyl,
zooals o. i. in de sectiën terecht is opgemerkt, men
juist den toegang tot die scholen zoo gemakkelyk
mogelyk moet maken en zoodanige verhooging
zou blyken eer nadeel dan voordeel voor de ge
meentekas op te leveren.
Op eene vraag in de sectiën of er ook termen
bestonden om nogmaals by de Tweede Kamer der
Staten-Genoraal op herstel van het subsidie voor
de Meisjesschool aan to dringen, werd geantwoord
dat men van zoodanige pogingen geen heit ver
wachtte, daar de Tweede Kamer reeds tweemalen
op een daartoe strekkend adres afwyzend had
beschikt.
Evenmin kunnen B. en Ws. aanraden ten der-
denmalo eene poging aan te wenden by do Tweede
Kamer tot herstel van bedoeld subsidie, ook op
grond dat ten vorigen jare in de Tweede Kamer
het denkbeeld is aangegeven om het subsidieeren
van deze scholen wettelyk te regelen.
Een lid wees in de sectiën op de wenschelykheid
om ook vermindering van schoolgeld toe te passen
wanneer kinderen van hetzelfde gezin hetzy Gym
nasium of Hoogere Burgerscholen en lagere scholen
bezoeken, terwyl thans alleen reductie wordt ver
leend wanneer kinderen uit één gezin hetzelfde
soort scholen of dezelfde inrichtingen van onderwys
bezoeken. Gelyke redenen toch zyn voor de ver
mindering ook in het eerstbedoelde geval aan te
voeren. Mocht hiertoe niet kunnen worden overge
gaan, dan ware het z. i. beter de geheele verminde
ring by schoolbezoek van twee of meer kinderen
uit één gezin af te schaffen. Andere leden meenden
dat in elk geval die vermindering zou moeten
worden gehandhaafd, als zynde eene mindere heffing
in evenrodigheid met het aantal kinderen hoogst
billijk, welk stolsel dan ook in de heffing der plaat-
selyke directe belasting is opgenomen. Intusschen
zouden deze leden zich wel kunnen veroonigen
met eene uitbreiding der vermindering als boven
bedoeld.
In hunne memorie van antwoord hierop zeggen
B. en Ws. dat eone uitbreiding van de verminde
ring van het schoolgeld tot de gevallen dat van
hetzelfde gezin kinderen verschiHende inrichtingen
bezoeken niet wel doenlyk schynt en dat, al waren
er aan de uitvoering niet zoo groote bezwaren
verbonden als feitelyk het geval is, dan toch de
maatregel zou zyn af te keuren op grond vah de
aanzienlyke vermindering van de opbrengst der
schoolgelden, welke daarvan het gevolg zou wezen.
Vooral zou zulks het geval zyn ten aanzien van
het gymnasium; voor velen toch zou het school
geld van f 100 tot ƒ75 verminderen, aangezien in
de meeste gezinnen, waarvan één zoon leerling is
van het Gymnasium, ook een ander kind eene"ge-
meentelyke inrichting zal bezoeken.
By de laatste herziening van de heffing van
schoolgeld van Gymnasium en Hoogere Burger
scholen, in de raadszitting van 14 October 1886,
is dan ook naar het inzien van B. en Ws. te recht
besloten de vermindering alleen toe te passen wan
neer twoe of meer leerlingen uit één huisgezin aan
dezelfde inrichting alle lessen bywonen. Het geldt
hier eene zeer vrygevige uitzonderingsbepaling,
welke, by verdere uitbreiding, het schoolgeld in de
meoste gevallen tot een byna onbeduidend bedrag
zou doen dalen.
Met het oog op het feit dat de scholen der 2de
klasse, schoolgeld f 16 en f 24, ook worden bezocht
door kinderen, wier ouders volkomen in staat zyn
het schoolgeld van f 60, voor de scholen 1ste klasse
vastgesteld, te betalen, werd gevraagd of eene be
paling zou kunnen worden in het leven geroepen,
krachtens welke in dusdadige gevallen alleen tot
laatstbedoelde'scholen de toegang wordt opengesteld.
Het Dagelyksch Bestuur heeft evenwel bezwaar
tegen eene bepaling krachtens welke hun college de
bevoegdheid zou erlangen den toegang tot de scholen
2de klasse te weigeren alleen op grond dat de
ouders voldoende gegoed moeten worden geacht het
schoolgeld, voor de lste klasse bepaald, te voldoen.
Vooreerst zouden er wel eens beslissingen vallen,
welke, wegens gebrek aan voldoende gegevens, later
blyken eenigszins onbillyk te wezen, maar boven
dien is niet altyd het mindere schoolgeld de reden
dat sommige ouders hunne kinderen op eene school
2de klasse wenschen geplaatst te zien, maar hangt
dit af van byzondere omstandigheden, welke de
plaatsing van een kind op eene bepaalde school
wenscheiyk maken.
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek.
WEEK van 9 tot 15 Oct.
Datum.
Uur.
Aantal.
Gemiddelde Eng.
8t*ndkaaraen.
9 October.
6.15
8.15
7
16.8 (*1
10
6.15
8.15
8
16.7
11
6.15
8.—
8
16.4 f
12
6.15
8.—
7
16.0
13
6.
8.15
8
16.4
14
6.
8.15
7
16.5
*6
6.
8.15
8
16.4