1.1 ili 11J J^Xaaiïclag; TT October. Feuilleton. N>. 8435. A0. 1887. f* ;>Ot. 'X PRIJS DEZER COURANT: 7oot Leiden per 8 mmanden......f 1.10. franco per poet1.40» .\£zoxi<Jerlyke KommoraO.C/6. eze fëourant wordt dagelijksast uitzondering ran fëon- en feestdagen, uitgegeven. PRUS DER AD VERTEN TIEN: Yan 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer 6.174. örootere lettere naar plaatsruimte, Voor het ineae- eoeren buiten de etad wordt 0.10 berekend. 30) CONSTANCE CHORLEY. „Nu, en als hy dat dan al is en een ryk man avordt, dan zal hy wel al even onredelyk voor zyn werkvolk worden als de rest," bromde do landheer. „Neen, Standish, neen," was het ernstige ant woord, „daar sta ik u voor in, neenDat er heeron en meesters opstonden uit hen, die zelf hamer en beitel hanteerden om in hun dagelyksch onderhoud te voorzien, en die by ondervinding don last kennen, dien zy anderen op de schouders leggen I Dan zou er geen karig loon voor veel werkuren gegeven worden. En waarom zouden wy, waarom zouden de minvermogenden niet zulke meesters kunnen leveren? Onze geest ligt te veel aaii banden en wy zyn te oud om onszeiven tot zoo iots te verheffen; waarom zouden wy dan onze zoons verhinderen het verder te brengen dan wy?Ikhob over deze dingen gedacht, ik heb er jaren over getobd; terwyi Kris opgroeide heb ik hard gewerkt en geld gespaard zonder dat Eofje of hij of iemand ter wereld er iets van wist, uit vrees dat hy een deugniet of luiaard worden zou. Noch het 6en, noch hot ander is hijnu wil ik myn plan volvoeren en Kris zal een ingenieur en een fatsoenlijk man wor den. Gy west nu wat ik daardoor versta. Geen leeglooper, maar een man die door zyn verstand en karakter toonen kan dat hy aanspraak had op het voorrecht dat hem te bourt viel. Zyne voor ouders zullen hem niet tot oneer zyn zoo hy het hun niet ismocht dit het geval worden dan hoop ik dat hy de laatste van ons geslacht zy, dan trek ik van de rest myn hart af!" „En hoe", vroeg Humphrey met een kwalyk ver borgen spottenden lach, „hoe zal dit schoone plan ten uitvoer gebracht worden?" „Hoe? Gwynne en Hardell, de groote landbouw- worktuigkundigen hebben hem tweemalen gezien en hadden zooveel schik in hem dat zy hom nemen willen tegen betaling eonor ordenteiyke premie." „Zoo waarlyk! En die is?" Na een oogenblik dralen als om moed te ver zamelen zeide oom Vallon„"Wel, ik weet dat ik goed gedaan liob, ik zal maar de helft betalen van wat zy van hun vorigen leerling krogen." Hy noemde de som niet, maar veegde zyn warm gelaat af en scheen geheel en al de gedane vraag te heb- benvergeten. „Maar do som, Jakob", vroeg Humphrey even strak en koud. „Welnu, zooals ik u zoide, het is eene goede som, niet minder dan 200 pond, maar er zijn vele voordeeltjes by." Humphrey stiet een vloek uit, juffrouw Standish kuchte en zag zeer ernstig, eh in aller harten rees een denkbeeld, eene gedachte dat oom Vallon een onverstandig, een dwaas stuk had begaan. Maar hy zat stil en hield op met spreken. Kris had al dien tyd de oogen niet opgeslagen. Hy zat met de handen gevouwen tusschen de knieën. Hetzij hy zich vernederd gevoelde over de vertrouwelykheid waarmede zyn vader had ge sproken, hetzy er iets zwaars, iets allesbohalve werkmansachtigs op zyne oogleden drukto; opeens echter sloeg liy ze op en vestigde ze op zijns vaders gelaat. In gewone tyden vond men het een leelijk, geel, door de pokken geschonden gezicht, maar nu, in deze plechtige oogenblikken, lag er zooveel ver hevenheid, zooveel zielenadel op uitgespreid; dat Kris het niet ongeroerd kon aanzien. Plotseling werd de drukkende stilte verbroker, een koukenstoel viel om. Kris stond bij zyn vader; zy spraken niet, de harde handen lagen ineen, de oogen ontmoetten elkaar, stilzwygend werden daar eene vraag en een antwoord gewisseld. Dat was genoeg; toen ging hy weer zitten. Hy keerde weder naar zyne plaats, maar zyn hart had hy neerge legd aan zyns vaders voeten, en die vader zegende hem mot een zegen, welken hy nimmer onder woorden bracht, maar waarvan Kris do heilzame uitwerking gedurende zijn geheele leven zou ondervinden. XX. Hoe kwam het dat de mededoeling van het be sluit van oom Vallon het kleine gezelschap in zulk eene treurige stemming bracht, zóó zelfs dat do fijne lekkere oude ale nu flauw en bitter smaakte en- dat de gebakjes, waarvoor juffrouw Standish beroemd was, nu zwaar waren? Maar wat erger was, zy had zelfs invloed op hot gevoel van mede- lyden en liefde voor do arme kleino vreemdelingen, die aan hunne tafel zaten. Had hy het zoo onhan dig voorgesteld? Dit vroeg nu de goede man zich afwant eerbied voor zyns vrouws familie was een deel van zyn godsdienst, zoodat hy waarlyk innig bedroefd was over hot algemeen misnoegen dat door zyne woorden veroorzaakt werd. Helaas neen, er bestond eene reden, waarvan de goede oom Vallon in zyne eenvoudigheid geen denkbeeld had. Er was een geheim en wel het volgende: Loontje had by de wekolyksche Zondags bezoeken der familie haren drie jaar jongeren neef rtltyd geleid en geholpen over do ruwe stoencn op de plaats en vorder in don tuindit zagen toen ter tyd de wederzydsche moeders met genoegen en besloten daaruit dat het lot zeker bepaald had, dat die zaken eens in omgekeerde orde zouden plaats grijpen dat Kris dan Leentje steunen zou en haar langs de mooiolyke paden des levens leidon. Eerst werd dit denkbeeld overdacht en bepraat door de moeders alleen; maar later vond Humphrey het gepast dat hij eens rond zag on eene kous deed uit do vele aanbidders van Leentje, maar geen van allen, noch de frissche jonge boer uit Todness, die jaarlyks zijn geschenk van oorste madelieven bracht, noch de dorpsbewoner, die in zijne hope- looze liefde zyn laatsten stuiver by hem verteerde, geen van die allen werd met zooveel aanmoediging, ofschoon koud berekenend, ontvangen dan Kris. En zoo geheel vreemd is dit niet van zyn kant, want reeds vroeg had hy in zyn neef dien onvermoei- den, rusteloozen yver, die groote geestkracht om alles aan te pakken en kleine moeielykhoden uit den weg te ruimen, ontdekt eigenschappen, waardoor by de aandacht en de bescherming der heeron Gwynne en Handel te Todness tot zich ge trokken had. Maar toen daar nu op dezen Zondag-middag zyu zwager zyne eerzuchtige plannen mot Kris uiteen zette, toen vielen al zyne droomen, maar neen, een droomer was by niet beter dan, toen vielen zyne langzaam en yverig opgetrokken luchtkasteelen in hot water, want werd Kris hetgeen jZijn vader verlangde dan zou hy natuurlyk eene vrouw kunnen krygon- hooger in stand dan Leentje on, dit be gapende, dacht hy niet verder, maar verzette zich legen hot sedert jaren gekoesterde lievelingsplan van oom Vallon mot al den hartstocht en de hevig- hoid van eene bekrompen, yverzuchtige ziel. Wie was Jakob Vallon dat zijn zoon meer moest wezon dan Humphrey Standish's dochter? Wie was Kris dat de men'schen zooveel lawaai om hem maakten, zoodat do gedachte zyn schoonzoon te wor den niet meer eene verheffing voor den jongen zou zyn, maar integendeel eor.e vernedering. Ba! Zóó rukte men de dingen uit hun verband. Hy zette zyn hart er tegen in. Volhardde 00111 Vallon wol nu, hy zou de volle kracht van zyn afkeer gevoelon' Zoo dacht Humphrey en trok zich in nydige af wachting uit het verdere gesprek terug. Neen, Humphrey Standish, neen; het baat u niet, tevergeefs houdt gy uw glas tegen het licht: uw goede oude ale is zoo zuiver en zacht als altyd; dien bitteren smaak hebt gy in den mond! Zoo was de staat van zaken toen het gezelschap opstond en de keuken en de half geproefde gebakjes verliet, om zich te spoeden naar het kleinere, donkere ver trek, waar de tafel weer gespreid was en waar appelen, sinaasappelen en twee groote flesschen gereed stonden, omringd door een aantal wyngla- zen, welke spoedig gevuld en rondgegeven, maar slechts even in treurig etilzwygen aan den mond gebracht werden. Toen zy van tafel opgestaan waren, had oom Vallon, zonder nadenken en door zyne groote liefde voor kinderen aangespoord, de eene hand op Duke's hoofd en de andere op Constance's schouder gelegd en ze zoo beiden vóór zich uitgedreven, met dat gevolg dat zij plaats namen tusschen de anderen en weldra ieder mot een appel en een glas bessen- wyn voor zich zaten. Kris was geheel verdiept in zyne eigene gedachten en kwam slechts nu en dan eens tot het bewustzyn hoe ongemakkolyk de hem omringenden zich over hem maaktenhy zat naast Constance en ver van Loontje, en ofschoon dit zeer duidelyk eene toevalligheid was, bemerkte Humphrey het al heel spoedig en zyn gelaat werd er nog norscher door. Nu was elke omstandigheid, hoe gering ook, voor hem van beteekenis. Daar hy by zich zeiven besloten had dat een soortgelyk gevolg van Cbris- toffels verheffing in de maatschappy, verwydering van Leentje zou zyn, zoo had de stem van den slechten raadsman in zyn binnenste niet veel noodig om het denkbeeld in hem op te wekken dat het geheele plan ontworpen was met een stellig plan ook van uitvoering. „Ja, ja, Jakob Vallon, zoo is het" sprak hy by zich zolven, rookte zyne pyp by het vuur en slorpte nu en dan een weinig uit zyn glas, alles onder een sterk sprekend stilzwygen. Constance zat doodstil op eene bank de zaken te bepeinzen, hoewel zeer goed begrijpende dat zy er niets mede te maken had, hoe sterk die haar ook aantrokken, en denkende dat allen haar vergaton om zich alleen met hunne eigene huiselyke moeie- lijkheden bezig te houden. Helaas, spoedig zou zij ontdekken dat zy gedwaald had. Oom Vallon zat peinzende in het vuur te staren en proefde geen wyn, juffrouw Vallon leunde over do tafel en betreurde mot hare schoonzuster zeer hot mislukken der beignets, Kris deelde een sinaas appel voor Leentje en wierp by voorbaat de schil over de tafel haar twee n de twee kinderen keken.m oen ouden prentenbybel. Kris werd uit zijne afge trokkenheid gewekt daar hy eene llesch moest aan geven; hy schrikte op die vraag, zoodat hij eene onvoorzichtige beweging met don elleboog maakte en daardoor byna een groot glas ale afwierp. Constance zag het gevaar en wildehet voorkomen, doch dozenu w- achtige haast, waarmode zy opstond, bevorderde juist het onheil en het fijne, schoone familieglas, waar een naam op gedreven was, kantelde én viel in duizend stukken op den grond. Het arme kind werd rood tot achter de ooren toen zy zag wa,t zy gedaan had. Heel langzaam zocht zy de stukken byeen, daardoor kon zy bukken en zag zy voor eenige oogenblikken althans de .blikken niet,die op haar gevestigd waren, zoodra zij het hoofd boven de tafel hief. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 5