N°. 8477. Vrijdag; T* October. A0. 1887. LEIDSCÏÏ DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.19. Franco per poat1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. feze iQoaraat wozdt dagelijks, met uitzondering ran fan- ea feestdagen, uitgegeven. PEIJS DEE ADVEE.TENTIEN Van 1—6 regel, ƒ1.06. Ieder6 regel meer 0.17$, Groote re lettere neer pU.ternimto. Voor het incta- eeereh bniten de et.d wordt f 0.10 berekend. Onrecht een scherp zwaard. Een hoogst pijnleken indruk maakt de open brief, welken de eervol ontslagen kapitein van het Oost- Indiscbo loger de heer W. E. Willink Ketjen d® vorige week in het „Vad." tot het Nederlandsche volk heeft gericht. Deze oud officier is door de Indische regeering uit het leger verwijderd eervol nadat hjj, we gens protest tegen hem opgelegde straffen, voor een raad van eer was verschenen, die hem had vrijgesproken. De Indische regeoring was tot dat besluit gekomen wegens do beschuldigingen, welke kapitein W. K. tegen zijne chefs had ingebracht en die zjjn verblijf in het leger ongowenscht maak ten. Ofschoon de heer W. K. bij het vertrek van den legercommandant in het openbaar aan zjjn wrevel lucht had gegeven, was toch de toenmalige Gouver neur-Generaal, de heer s'Jacob, overtuigd dat het leed behoordo te wordon vergoed en gaf den heer K. uitzicht op eene plaats in burgerlijken dienst, waarvan echter niets gekomen is. Hier te lar.de teruggekeerd, wendde de heer W. IC. zich tot de Tweede Kamer, welke echter geene ter men vond om het Indisch bestuur in het ongelijk te stellen. Toch was men overtuigd dat de heer K. op de eene of andere wjjze geholpen moest wor den en dat de Regeering daartoe behoordo mede te werken. Mag men den brief van den heer W. K. gelooven, dan is hom telkens de eene of andere betrekking beloofd, althans zijne benoeming in uitzicht gesteld, maar tot dusver zonder gevolg. De minister van koloniën zou althans een jaar tusschonruimte noodig hebben geacht, om alle denkbeeld van „afkooperjj" te doen vervallen, maar toen het jaar om was, volgde geene benoeming. Tal van audiëntiën, ook bij de ministers van justitie en van binnenlandsche zaken, leidden tot „aan de praat houden" en soms tot aanbod van geldelijke hulp uit eigen middelen, wat de heer W. K. fier afwees. Hjj kwam er toe den minis ter van koloniën in het gebouw der Tweede Kamer aan te houden en te bedreigen „met eene honden zweep" doch dit leidde niet tot eene vervolging maar tot een wenk van don hoofd commissaris van politie in Den Haag, dat er uitzicht bestond op plaatsing als directeur dor gevangenis te Scheve ningen. Toen echter die betrekking kort daarna openkwam, word weder de heer W. K. niet benoemd en hem uitzicht gegeven op do betrekking van onderdirecteur te Ommerschans. Als men dit treurig verhaal leest zegt het „Hbl." kost het moeite te gelooven dat het waar is. Er worden echter zoovele bijzonderheden ver meld, dat hot eene groote mate van waarschijnlijk heid heeft. Men verkrijgt den indruk dat do Regee- ring zelve overtuigd was dat den heer W. K. onrecht is aangedaan; maar waarom dat dan niet zooveel doenlijk hersteld? Ook in do Tjiomas-zaak zegt genoemd blad wacht men nog altijd op eene afdoening in den geest van de conclusie, door de Tweede Kamer aangenomen. Het uitzottingsbesluit betreffende do heeron De Sturler en Sol is nog altijd niet inge trokken, ofschoon niets bekend is geworden wat zich daartegen zou verzetten. De Regeering moet geen voedsel geven aan don schijn, alsof willekeur de plaats van het recht inneemt. Haar prestige wordt veel meer benadeeld door eene zwakke, lijdelijke houding, dan door openlijk herstel van rechtmatige grieven. Ten aanzien der zaak-Willink Ketjen schrijft de schrijver dpr Haagsche Kroniek in de „N. Gron. Ct." o. a. het volgende „Er is mjj, bij de lezing van het artikel van dezen eervol ontslagen kapitein van het Oost- Indisch leger eene rilling door de leden gegaan, en ik bon er zeker van, dat wanneer die open brief aan het Nederlandsche volk door de pers algemeen bekend geworden is, er zich door het gansche land een kreet van diepe verontwaardi ging zal doen hooren. Men herinnert zich dat do heer Ketjen zonder grond voor een krijgsraad is geroepen en op dat motief. eervol ontslagen. Dat is, in hoofdzaak, de oorsprong van 't treurig lot, waarin de man met zijn gezin, ten prooi aan fatsoenlijke armoede, zich bevindt, Iedereen is het er hier te lande over eens, dat het tegenover hem gepleegd onrecht moet worden hersteld. Ten einde raad, ten prooi aan gebrek, heelt de man zich onlangs bijna vergrepen, alleen om door een proces zijn recht te zien erkend. Thans is de beker vol. De arme lijder is moreel en materieel uitgeput en hjj vraagt nu aan 't volk hulp." Uit de residentie wordt o. a. aan de „Zwolsche Courant" geschreven Over den open brief van don oud kapitein Willink Ketjen zal ik nog niet in bijzonderheden treden, daar het nu nog niet mogelijk is om de openbare gevoelens, hierdoor gewekt, te peilen. Wel mag ik verklaren dat de lezing een zeer pjjnljjken indruk geeft, en het niet bevreemden kan dat de heer Ketjen, als 't ware door allerlei ministeriëele be- lofton gewiegd, allengs in een staat is gebracht, welke tot zeer treurige uitbarstingen voeren kan. Men leze zjjn brief en dan zal men wel met mij instemmen dat hjj den toon der waarheid getroffen hoeft. Bedrieg ik mij hierin niet, dat er dan ook mannen mogen opstaan om hem te steunen in zjjn streven naar recht 1 En is hij een slachtoffer van willekeur en onrecht, dat hij dan ook afdoend geholpen worde! Waarlijk, Multatuli heeft gonoeg geleden om het althans onmogelijk te maken dat nogmaals een landsdienaar, die zjjn plicht deed, met vrouw en kinderen tot don bedelstaf wordt gebracht, omdat hjj durfde optreden óók tegen de hoogstgeplaatsten. Op het Prins-Hendrik plein, waar de oud-commandant van het Indisch leger, de gene raal Boumeester, woont, hield dezer dagen de politie de wacht, omdat de heer W. K., naar 't scheen, tot ernstige feitelijkheden wilde overgaan, geljjk hjj ook vóór eenigen tijd don minister Sprenger Van Eyk persoonlijk heeft bedreigd. Misschien heeft zijn beroep op do natio het gevolg dat volle licht over deze zaak ontstoken wordt en dat de heer W. K. dan inziet dat het verre verkieslijker is de openbare meening goricht te doen houdon dan als eigen rechter op te treden. Te 's-Hage loopt, volgens de „Amst. Crt.", het gerucht, dat een oud-Indisch officier een pistool schot heeft gelost op den minister van koloniën. Het gerucht is misschien geheel ongegrond en evenzoo, dat de dader zou zjjn de hoer Willink Ketjen. Maar dat het geloof vond, is, volgens de „Arnh. Crt.", te begrijpen. Do wjjze, waarop genoemde oud-officier in den laatsfen tijd is misleid en gepaaid met beloften zou voor zulke uitersten hoo af keurenswaardig ook doen vreezen. Wanneer men meent recht te hebben en voortdurend be lemmerd wordt om dit te bowjjzen en te verkrijgen, is het niet te verwonderen dat men eindelijk tot wanhoop wordt gebracht. Wat het gerucht verhaalt, zou waarlijk het goede middel niet zijn om tot het doel te geraken, maar als men geen ander misdrijf heeft gepleegd dan voor zijn recht op te komen, ook tegenover machtigon en liooggeplaatsten, dan gaat het toch niet aan, dat men daarom met z(jn gezin tot den bedelstaf wordt gebracht. Gemengd Nieuws. Uit Winterswjjk wordt van 4 Oct. gemeld: Gisteravond had alhier een treurig onge luk plaats. De landbouwer en vrachtrijder Te B., een oppassend huisvader, met eene kar met aard appelen dorpwaarts keerende, had het ongeluk dat het paard door het een of ander toeval schrikte en op hol sloeg. Te B., die naast de kar liep, viel door het opzijde springen van het paard omver en raakte onder de zwaar beladen kar, waarbjj hem hot wiel over het hoofd ging, met het noodlottig gevolg dat de dood onmiddellijk volgde. (A. C.) Een huzaar, die, tijdens de troepen te Deventer afwezig waren, een zilveren horloge heeft gestolen uit een koffer van zijn wapenbroe der, welke in de kazerne alleen stond, is gevan kelijk naar Leeuwarden weggevoerd om voor den- krijgsraad terecht te staan. Een paar dagen geleden heeft in den vroegen morgen op de Schelde, bij Antwerpen, eene aanvaring plaats gehad van de stoomschepen „Valdemar", komende van Libau en „Adriana", welke zich naar Amsterdam begaf. Deze laatste stoomer bekwam zulke zware averij, dat hij dadelijk lek werd. De equipage, uit vijf man bestaande, kon door de „Valdemar" opgenomen worden. De „Adriana" was, evenals de aan boord zjjnde lading, verzekerd. Uit Madrid wordt van den 3den dezer bericht dat te Barcelona twee gevallen van cholera zjjn voorgekomen. De autoriteiten hebben het door die ziekte bezochte huis doen desinfecteeren en het- huisgezin doen afzonderen. De geneesheeren zijn het echter niet eens over den aard der ziekte,, welke de meesten beschouwen als eene soort van typhus. De heer Edmond Béraud, hoofdredac teur van de „Moniteur de la Saintonge", is door het bekende manifest van den graaf van Par\je krankzinnig geworden. Dit begon hiermede dat hij 's nachts drie- of viermaal zjjne huishoudster op riep en haar beval hem het lange stuk voor te lezen. Daarna riepen zjj eendrachtelijk: „Leve de Koning!" en de heer Béraud sliep weer in. Ver leden Vrjjdag werd hjj ten bureele van zjjn blad plotseling razend. Toen men hem een dwangbuis aan legde werd hjj kalm. „Hal" riep hjj, „ziedaar mijn harnas. Nu te paard! Montjoie Saint Denis! Leve de Koning!" Hiervan gebruik makende, gaf men hem een zethaak in do hand. „Ridder, ziehier uwe lans", zeide de meesterknecht. „Versla de vjjanden des Koningsl En zoo reed do ongelukkige naar een gesticht. Ook te Washington is een genees kundig congres gehouden. Tal van geneesheeren waren naar de hoofdstad gekomen. Het verschijnsel deed zich nu voor, dat des avonds en des nachts geen neger op straat te zien was. Bjj de negers toch, wier ras zeer talrjjk te Washington is ver tegenwoordigd heerscht het volksgeloof, dat, wanneer de geneesheeren geene lijkon kunnen bekomen voor ontleedkundige studiën, zjj daartoe negers gebruiken, die zij van de straat doen oplichten. Nu er zulk eene groote menigte beoefenaars dier wetenschap bijeen was, achtten de negers zich niet meer veilig on zoodra het donker was gewor den, stelden zij zich buiten bereik der faculteit. In eene steenkolenmijn te Pottsville (Pennsylvanië) had eene ontploffing plaats. Men telt 0 dooden en 8 gewonden. Een middel om zich van de zuiver heid van boter te vergewissen. Een Amorikaansch scheikundige, belast met het analyseeren van ver schillende boters, liet die eerst smelten, nam er toen het vet af en liet die vetten 's nachts in zijn laboratorium staan. Don volgenden morgen bevond h(j dat de muizen van 10 der 12 soorten het vet hadden opgegetende 2, die zjj onaangeroerd hadden gelaten, bleken vervalscht te zijn. Hjj nam de proef nog eens met zuivere boter en oleo-margarinede muizen aten van do eersto en lieten de tweede staan. Als er niets anders was, dan gebruikten zjj ook de margarine, maar ook dan alleen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 5