N». 8473.
T^üaaiKcIao: October.
A0. 1887.
Feuilleton.
CONSTANCE CHOBLEY.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
"Voor L«iden per 8 maandtn.l*tf*
Franco per post1.40.
A£zondorlijfce Nommere0.05.
ft2i Qouiant irozdt dagelijks, nut uitzondering
ran gon- en feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTEEN
Tan 18 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$.
Grootere letters naar plaatsruimte. Yoor het incas
soeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
25)
XVI.
Toen Constance den vorigen avond voor haar
en haren kleinen last eene schuilplaats zocht op de
vreemde plaats, waar Jaap haar vond, had haar
alle kracht, alle hoop verlaten. Nadat Duke zich
in slaap geweend had, bedekte zy hem met haron
omslagdoek, en keerde zich van hem af, liet de
handen in den schoot vallen en zat door de open
muur te turen naar de hier en daar verwijderde
lichten. Zy kon niet slapen, veel minder bidden;
een spooksel vervolgde haar en hare gedachten
een woord bestierf op hare lippen, een woord van
diepe ellende en van bittere schandebedelaars!
Ja, nu waren zy bedelaars, en had de arme
Duke den vorigen dag moeilijk gevonden, wat zou
het nu zijn? Waar zou zij eene rustplaats voor
hom vinden, hoe hem bewaren voor den honger
dood? En nu voor hot eerst gevoelde zjj om zijnent
wil heimwee naar het oude huis, en werd het
haar bang te moede bij den twijfel, welke in haar
gemoed oprees of zjj wél gedaan had met hem
mode te nemen. O, als hy onderweg eens stierf
zooals de vink, zou zjj het zich ooit kunnen ver
geven, zou zjj dan nog kunnen leven? Zij richtte
haar smeokend gelaat en gevouwen handen ten
hemel, als om van daar hulp en ondersteuning en
de nabijheid van dien Heer af te bidden, die haar,
nu zjj het meest Zijne hulp behoefde, scheen te
hebben verlaten.
Hot was reeds twee uren eer zjj insliep, want
die bergplaats was niet zoo rustig als men den
ken zou. Het water drupte onophoudelijk van
het dak, de paarden trappelden in den nabyzynden
stal, de hond rammelde gedurig met zijn zwaron
ketting en de ratten galoppeerden over den zaad
zolder boven haar hoofd; al deze beweging hield
haar wakker totdat de sterren begonnen te ver-
bleeken en reeds een ander licht begon te sche
meren. Toen sliep zij in, en droomde dat zjj lag
in haar eigen klein bedje achter het beschot in de
werkplaats thuis.
Zy had nog geen uur gerust toon het luid ge
kakel der kippen op het stalploin haar wakker
maakte. Uitgeput door honger en vermoeidheid zag
zy verwilderd om zich henen, niet kunnende be
gry'pen waar zy zich bevond. Toen viel haar oog
op het. zonderlinge gelaat van Jaap aan de dour, on
tegelijkertijd herinnerde zy zich alles wat zy had
doorgestaan, en zachtjes kreunende viel zjj bewus
teloos op de mat. Weder bijkomende was het als
of zij in eene andere wereld verplaatst was. Een bed
met gele krokussen was het eerste wat Zy zag. Men
had haar op de groote linnenpers gelegd onder hot
open raam in de keuken, en de frissche koelte, welke
haar in het aangezicht woei, bracht haar langza
merhand tot bewustzijn. Zy hoorde daarbuiten
lachen en praten; doch waar zjj zich bevond was
alles doodstil, en dit gaf haar de vrijmoedigheid
deze kamer van rust, waar zjj als door een won
der ingevoerd was, eens op te nemen.
Het was een lang, laag vertrek met aan het einde
een raam, dat uitzag op het stalplein. Een portret
van Humphrey Standish in een zalmkleurig vest en
met eene roos in het knoopsgat, versierde den schoor
steen, en daar rondom was het mooiste en minst
gebruikte tinwerk van juffrouw Standish gerang
schikt. Twee schoone hammen en eone rist uien
hingen aan den zolder. Eene berookte schilderij in
olieverf van den Verloren Zoon vulde de ruimte
tusscheri het welvoorziene buffet en de deur, welke
uitkwam op het roodsteenen pad, waarvan wjj reeds
spraken.
Constance meende dat zy alleen was, doch zjj
had het mis, want opeens ontmoette zy een paar
groote zwarte oogen, die haar aanstaarden. Zy be
hoorden aan eene kleine dienstmeid, die, op den glad
geschuurden doofpot gezeten, bezig was aardappelen
te schillen, terwjjl zy de kleine vreemdelinge moest
bewaken.
De meisjes zagen elkaar een oogenblik zwijgend
aantoen stond de eene op, zette den bak met
aardappelen neder en vorliet het vertrek. Constance
begreep dat zjj iemand ging roepen en beefde by
het denkbeeld dat men haar zou ondervragen, nu,
terwjjl zy zoo zwak en zoo weinig geschikt was
hare gedachten te verzamelen.
Het gedruisch daarbuiten werd steeds luidruch
tiger en woester, en, door eene kinderlijke nieuws
gierigheid gedrongen, trachtte Constance zich in
eene zittende houding te brongen om te zien wat
er gaande was. Het gelukte haar met moeite, en,
geleund op haren elleboog, zag zy over de gele
krokussen henen uit het venster. Zy bevond zich
in een toestand van halve bewusteloosheid, waarin
niets verbaast of treft. Zjj aanschouwde een levendig
dorpstafereel te midden van zulk eene liefelijke natuur
als zjj nog nimmer in haar kort, droevig leven zag,
en eene uitdrukking van genot verhelderde hare
donkere oogen. Het bevreemdde haar evenmin dat
Duke by de andere kinderen onder den kastanje
boom stond als dat zjj daar lag in die heldere, ge
zellige, oude keuken.
Juist in dit oogenblik gebood juffrouw Standish
aan Jaap de ladder te halen en Constance hoorde
zjjne van groote spijkers voorziene schoenen klinken
op de steenen in zjjn gaan naar- en terugkeeren
uit den stal. Met luid gejuich werd hy ontvangen
door al de toeschouwers onder en op de boomen;
want niet weinig ontevredenheid en ongeduld had
do door de komst der vreemde reizigers uitgestelde
plaatsing van het uithangbord verwekt. Jaap bracht
de ladder en plaatste haar tegen den ijzeren stang
met hetzelfde deftige en onbewogen gelaat, als waar
mede hij haar 's middags by de trapdeur van de
schuur plaatste om zijn gewoon slaapje te gaan doen.
De verwachting was nu ten top gestegen eene
plechtige stilte heerschte er, zelfs de vogels zwegen.
De timmerman in zyn winkel rustte, met de knie
op de plank en de zaag er ten halverwege indrie
hoog beladen wagens stonden stil op den weg en
wierpen eene schaduw op dit tooneel. Zelfs de oude
Standish keek op van zijne lei, toen zjjn neef met
het bewonderenswaardige uithangbord do ladder
naderde, en juffrouw Standish en Leentje waren
zóó geheel vervuld met hetgeen zjj zagen dat zy
geen de minste acht sloegen op de kleine meid,
die haar bericht van de gast uit de keuken kwam
brengen.
Jaap alleen scheen te begrijpen dat de dagelyk-
sche bezigheden veel gewichtiger waren dan hot
nieuwe uithangbord. Hjj liep steeds heen en weder
met zjjne volle emmers met water, om den grooten
paardentrog voor het huis te vullen, maar met een
gezicht zóó onverschillig voor hetgeen er rondom
hem voorviel, dat juffrouw Standish er ongeduldig
over wordwant, meende zjj, dit was zoo de wijze,
waarop hy zyne onbeschaamdheid en gebrek aan
eerbied uitdrukte, om daarmede zijne geringe be
langstelling te kennen te geven in hetgeen zyne
meerderen doden. En nu, ofschoon Kris naar de
ladder ging zoo achteloos mogelijk, de hand in den
zak en een deuntje fluitende, was het toch daar
binnen gansch anders gesteld, en tuitten zyne ooren
by voorraad over al de vleiende woorden, welke hy
ovor zyn schilderwerk zou liooren. Veel tijd had hjj er
aan besteod op den lodigen zolder van zyne tante,
te veel illusie-n had hy zich over den in te oogsten
lof gemaakt, om in waarheid zoo onverschillig te
zyn als hy er nu den schyn van aannam. Ofschoon
dit gedrag hem in Leentjes oog deed stygen, daar
hy daardoor toonde zich ver verheven te gevoelen
boven het oordeel van het algemeen, zoo had het
juist eene verkeerde uitwerking op het publiek,
want hy nam dat nu geheel tegen zich inen toen
het bord hing en daardoor aan aller beschouwing
was prys gegeven brak er geen kreet van bewon
dering los zooals hy dat verwacht had. Do voorstolling»
welke hy gekozen had was een goedhartige, blauw-
oogigo voerman met paarse wangen, in zyn hemd
rok en met grys geribde kousen aan, by het onder
gaan der zon uitrustende. In de eone hand hiold hy
de zweep, en in de andere een beker met schui
mende ale, die hy aan den mond bracht. Hij werd
ontvangen onder eene doodsche stilte, alleen ver
broken door het kraken dor bladeren onder de voo-
ten der omstanders, die ze vertraden om een beter
gezicht te verkrygen. Toen volgde er een algemeen
geginnegap, dat eindelyk losbarstte in een stort
vloed van aanmerkingen, niet zeer vleiend voor
den kunstenaar noch zeer geschikt om zyn gevoel
te sparen.
De belhamels waren vooral de jongens, die in de
boomen zaten, en elko aanmerking werd gevolgd
door een bedwongen lachen beneden of wel door een
„stilte" van de vrouwen.
„Zeg eens, baas! uit welk land kom jij, daar
de wegen zoo schoon zyn dat de Zondagsche zon
mag schynen op je werklaarzen?"
Op deze aanmerking zag juffrouw Standish rond om
den beleediger te ontdekkenzy kwam tegelykertyd
naar voren en bekeek het bord met een schorpen
blik, terwyl zy hare broode, dikke hand bovon de
oogen hield.
„Hoor eens, Kris," zeide zy na eenige oogen-
blikken, „ik vind het waarlyk prachtig en zie er
geene gebreken aan, maar toch, als ik u was, zou
ik eene kleine verandering aan de schoenen maken.
Och, als men kan moet men het maar ieder naai
den zin maken."
Kris ging onverschillig voort met fluiten. Hy zou
zich graag verwyderd en zyn man aan diens lot
overgelaten hebben, maar deed hy dit, dan zouden
zy zeggen dat hy verslagen was. Hy bleef onbe-
weeglyk op de ladder staan, met alle attentie zijne
schildery bekykende alsof hy haar voor het eerst
zag, en alsof er geene kastanjeboomen in do naby-
heid waren.
„Zie toch eons die fijne vingershy kan de kroes
nauwelyks houden, en zou niet eeus eone kruik
kunnen dragen," zoo riep een arme, zwartoogige
kleine schelm, te hoog in oen boem gezeten om
eenigszins moeders dreigondo hand te vreezen.
„En ik zeg dan," riep een ander, „je hebt nog
wat vergeten. Hy gaat zoo waar drinken zonder
dit op de gezondheid der vrouwen te doen; nu,hot
is een raar paars, meesmuilond heer."
„Kris," zeide juffrouw Standish op denzelfden
goedig bemoedigenden toon, waarop zy tot hem over
de schoenen gesproken had, „gy weet hoe uw oom
en ik ingenomen waren met de facie van uwon
man; er ging naar ons begrip niets boven, want
het is al leven. Maar zou er niets waars kunnen
zyn in hetgeen zy zeggen? Als ik u was, dat wil
zeggen als de voorzienigheid my zulk een talent
gegeven had, dan zou ik op een stukje papier schry-
ven: Gezondheid, hoeren en dames! en dit.
reepje zou ik hom uit den mond laten komen,
weet je, zooals wy wel eens zien by prenten, welke
ze ophangen te Todnoss by de verkiezingen. Als
gy ditmaar deedt, dan zouden zy zeker tevreden zyn.''
Kris werd inwendig boos op zyne tante en op de
verzamelde menigte, doch hy bleef uiterlyk even
kalm als Jaap.
„Nu, kom aan, waar blyft je groot?" zoo klonk