A0. 1887.
CONSTANCE CHORLEY.
Feuilleton.
PRIJS DEZER COURANT:
Y-cor Leiden per 3 maanden1.10.
France per post1.40.
Afeonderljjke Nommera0.05.
feze iQourant wordt dagelijks, met uitzondering
ran gon- en feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Yan 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer/ 0.17$.
Grootere lettors naar plaatsruimte. Voor het inoM-
aeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
10)
Daniël Chorley wendde zich af en bedekte het
gelaat met beide handen. Waartoe was hjj ge
bracht? hoe stond hy daar voor zyne eigene kin
deren? en toch, geene redding was mogelijk.
Plotseling echter zeide hij tot het kind:
„Komt dan beiden met my terug, en ik zal de
geheelo waarheid zeggen en aan dit alles een einde
maken."
„O, vader, zult gij? Zult gy dat waarlijk?"
„Ik zal."
„En dan later my vergiffenis schonken? O, vader,"
en het kind was op het punt zich in zyne armen
te werpen, toen de heer Chorley, door eene nieuwe
gedachto getroffon, op een toon, welke maar al te
wol zyn gekwetsten hoogmoed liet blijken, haar
toevoegde
„Neen, neon, ga uw eigen weg en draag er do
gevolgen van."
Dat had het kind niet verwacht en het was dan
ook de wreedste slag van allen. Stuipachtig snik
kend en met afgebroken stem zei zij tor den knaap
„Kom, dan, Duke, kus vador, en zeg, hem, vaarwel."
En zy ging een paar schreden achteruit, als zich
bewust dat zy in die laatste hartelijke omhelzing
van vader en zoon geen deel mocht hebben. En zij
zat neder op den ouden steen en wachtte, terwijl
de ongelukkige man den knaap in de armen drukte,
hem met kussen overlaadde, en hem bad toch nooit
zyn armen vader te vergeten, om telkens weder de
vernieuwde verzekeringen van het kind aan te
hooren, dat dit nooit zou gebeuren. En toon nam
de vader geld uit zyn zak al wat hy by zich
had een paar goudstukken onder eenig zilver- en
kopergeld, en gaf het alles aan den knaap, die het
driftig wegwierp; en toon weer raapte de vader
het op en stak hot den jongen in de zakken en
beduidde hem dat zyne zuster het zou noodig heb
ben; en toen, na eene laatste omhelzing, zette hy
den knaap neder en keerde zich af om heen te gaan.
„Vader!" klonk het hem na op een toon zóó vol
kinderlijke zielsangst dat het hem door de ziel
sneod. „Vader!"
Hy keerde zich om aarzelde strekte toen de
armen uit, en met een zonderlingen, woesten kreet
stortte Constance aan zyne borst en kuste hem,
tothij voelde hoe hare armen zich krampachtig sloten
om zyn hals, en h(j, daardoor verontrust, zich zacht-
kens losmaakte uit hare omhelzing en haar op den
grond zette. Zy zag hein aan, bewegingloos, met
opgericht hoofd en vasten bliktoen dwaalde die
blik af om beseffeloos heen te staren in de ruimte
zjj lachte en barstte nog eenmaal los in hevig snik
ken. Maar eindelijk overwon zy die heftige aandoe
ning en werd bedaard; en toen leunde de heor
Chorley tegen een boom en wuifde hun met do
hand een vaarwel toe, dat hy niet meer in staat
was uit te spreken. Zij gingen heen, hand aan hand,
en hy zag den afstand telkens grooter worden, tot
hij eindelijk ternauwernood hunne vormen moor
kon onderscheiden; hij zag nog hoe zy stilstondon
en de grootsto hare jurk ophief om de tranon van
den kleine weg te vegen en hoe zy hom kuste vóór
zy hunnen tocht horvatton.
En nu stonden zjj op den top van gindschen
heuvelnog een oogonblik en zjj zouden voor altijd
uit zjjn oog verdwijnen. Wild staarden zyne oogen,
als wilden zy de kracht behouden tot het onder
scheiden van die kleine stippen, die flauw nog slechts
afstaken tegen don blauwen hemel. Kon het waar
zyn dat zy binnen een oogonblik voor eeuwig zouden
verdwijnen
Voor eeuwig! De boomen met hunne zwellende
knoppen, de vogels in hun vroolyk gehuppol tusschen
do takken, de kleine beek, wolko langs den weg
vloeide, murmelend on dartelend bij don rykdom,
dien do lenterogens haar brachten, het blauwe uit
spansel daarboven, vriendelijk teruggekaatst in het
holdore water aan zyn voet, alles schoen metééne
stem zich te vereenigon in éénen zonderlingen
zegekreet: Voor eeuwig! Voor eeuwig 1 De vroolyke
lentezon zond hare stralen neder, en hot was hem
of do aarde tusschen hem en hen, schitterend van
frischheid, den vortrekkenden toelachtto als wilde
de homel zjjno blijdschap toonon, zooals hij dat
doet bij de redding eener menschenziel. Voor altijd
O, hoe wordt dat beangste hart gefolterd door
duizenden verwijten, hoe dringend zijn de gefluisterde
beden van zyn beschermengel, als hij vermaant:
„Nog is het tijd! Red hen! Beken alles! Haal hen
terug!" Zelfs in die zielesmart is het verhard tegen
alles, behalve tegen het gevoel van schaamte
ontdekking bekentenis; en zoo tuurt hy, en tuurt
naar de telkens kleiner wordende stippen en nu,
zjj zijn verdwenenVoort zijn zij, het ruwe leven
in! Kinderen en alleen! Voort, voort, in do wereld,
zoo vol moeiten en leed!
VI.
„Ik ben zoo koud, Constance."
„Zijt gij, lieveling? De wind is ook zoo scherp.
Het zal zoo erg niet zyn als wy by de dichte haag
komen, daar vóór ons."
„Ik ben zoo vermoeid, Constance."
„Dat begrijp 'k wat hebt gij ook al ver go-
loopen. Ik had het niet durven denken dat gij zoo'n
dapper ventje waart en zoo lang loopen kondt."
„Ik heb zulk een honger, Constance."
„O, hoe lekker zullen wij ontbijten als wy aan
het gindsche dorp komon, niet waar? Heerlijk brood
en melkWat zou ik willen dat het ons te gemoet
kwam; gij ook niet? Maar daar dit niet zyn zal
moeten wy ons maar voortreppen.
En aangemoedigd door den onverzwakten moed
zijner zuster, haar lachend gelaat en hare levendige
stem, deed do kleine nogmaals zijn best en trachtte
tegen den scherpen wind op te komen, beschermd
door Constance's gedaante en ten halve verscholen
achter den doek, welken zy om hem heensloeg. Maar
toen zij de haag bereikten waarvan zy had gesproken,
oen zware haag, aan welks stoppelige takken nog
de bruine najaarsbladeren rondzwierden, zonk hy
op den grond en begon bitter te schreien.
„"Welaan, wy zullen een oogenblik rusten. Kom
nu, houd u dicht tegen my aan en wy zullen ons
nederzotten vlak onder do haag. Zie, daar is een
warm plaatsje; het zou my niet verwonderen als
daar een haas of konjjn den ganschen nacht ge
logen had. Mjj dunkt, Duke, als wy er een vangen
konden en een vuurtje aanmaken, zooals de Zigeu
ners doen, en het beest toebereidden, dat zou iets
heerlijks zyn 1" (Wordt vervolgd.)
Gemengd IV i e it w s.
De kantonrechter te Groningen
heeft dezer dagen de vraag te beslissen gehad, of
loverantiën, aan een minderjarige gedaan, door den
vader moeten worden betaald, op grond van den
wettelyken plicht des vaders om zyne kinderen te
onderhouden. Een kleermaker te Hildesheim had
aan den minderjarigen zoon van een koopman te
Groningen gedurende twee jaren kleederen geleverd
en daaraan verstellingen verricht, maar kon het
bedrag van ruim 300 mark niet van den vader be
taald krygen. Hy stelde daarom eene vordering in,
op bovengemelden grond, maar werd beantwoord
met de exceptie van minderjarigheid, daar de vader
de uitgaven te hoog vond. De eischer bood toen
aan, te bewijzen, dat de kleedingstukken noodzakelijk
waren voor den zoon.
De kantonrechter liet don eischer tot dit bewijs
niet toe. Hy overwoog dat de wet wel den vader
verplicht, zijne minderjarige kinderen op te voeden
en te onderhouden, maar dat die bepaling enkel de
verhouding regelt tusschen ouders en kinderen, en
daaruit niet een derde, die den minderjarige eenige
levering doet, het recht kan ontleenen van don vador
betaling te vragen. Evenmin kan een leverancier,
die op bestelling aan een minderjarige goederen
levert en daarmede zyne eigen zaken behartigt, dat
doende geacht worden vrywilÖg het belang van den
vader waar te nemen en mag daarom niet als zoo
danig oone vordering instellen.'
Volgens de „Frankf. Ztg." heeft thans
te Osnabrück een gerechtelijk ondorzoek plaats
omtrent een zeer ernstig bedrog. Aldaar bestaat
ongeveer 20 jaren de ijzer- en staalfabriek van de
„Georgs-Mariênhütten-bergwerksverem", eene der
grootste inrichtingen van dien aard in Duitschland,
die voor tal van spoorwegen binnen- en buitenslands
de spoorstaven heeft geleverd. De bestelling dier
staven geschiedt volgens monster en bjj de afleve
ring wordt elke staaf met dat monster vergeleken
en er by goedkeuring namens den besteller een
stempel op geslagen. Eenige weken geleden kwam
een graveur, die door de directie was ontslagen,
aan het Openbaar Ministerie mededeelen dat hy vele
jaren aan de fabriek werkzaam was geweest tot
het vervaardigen van stempels, welke door arbeiders
der fabriek werden geslagen in oude of afgekeurde
staven, welke de fabriek in plaats van de goedge
keurde afleverde. Uit die nieuwe staven werden
dan de stempelmerken uitgevyld. De graveur be
weerde dat hetzelfde bedrog reeds vóór zyne aan
stelling was in praktijk gebracht en dat hy zelf
50 a 100 zulke valsche stempels had vervaardigd.
Hy voegde er bijzonderheden by over de listige
wjjze, waarop do bestellers bij de beproeving zoudon
zijn misleid.
Deze aanklacht zou zijn bevestigd door de opgaaf
van eon opzichter by den Staatsspoorweg in Hano
ver, wion een staaf onder de oogen was gekomen,
waarop een stempelmerk slechts ten deele was
uitgevyld.
Reeds vele jaren geleden was eene gelijksoortige
aanklacht opgeworpen door ontslagen werklieden en
ook door een besteller, maar toen had het ondor
zoek niet tot eene vervolging geleid. Hot ingesteld
onderzoek zal nu moeten uitmaken of er inderdaad
grond bestaat voor de aanklacht en welke personon
daarbij al dan niet betrokken zjjn.
Het geval verwekt veel opspraak, vooral onder
de aandeelhouders der fabriek, en niet 't minst
omdat de veiligheid van het spoorwegverkeer zoo
nauw is betrokken by de deugdelijkheid der staven.
Eene ziekenverpleegster, de wed.
Manille, is Zondag avond te Parys in de Rue Du-
gammior dood gevonden op eene matras, alsook
hare twee zoontjes van vijftien en dertien jaren.
By onderzoek bleek dat zij eene groote hoeveelheid
vergif hadden ingenomen. In eene vlaag van waan
zin schijnt zy de kinderen en zichzelve vermoord
te hebben.
Naar aanleiding van het vinden van
deelen van een menscbelyk lichaam, in eene vaas
begraven in West-Square, te Londen, verneemt
men dat eene dame in die buurt verklaard heeft
dat vijf jaren geledon een student kamers by haar
had, en een groot deel van zyn tyd wydde aan
proeven op het menscbelyk lichaam. Zy had die
vaas nog gezien, en de student vertelde haar die
aan den tuinman te hebben gegeven om die te
begraven. Wat de reden er van was om eene vaas
te begraven met deelen van een menscbelyk lichaam,
wist de dame niet.