H\ 8438.
All ui <£f t n S
lp*
."RT
Mi/i I/,
Van Leiden naar Moorwegen.
o><q»
CL J9
y.'j
•/-; a -<• te'- d*
PBIJS DEZEB. COURAUT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1-40.
Afzonderlijke Nommera0.65.
fësze Qsaraat woedt dagelijks, met attzoaieitag
va a ,jgja- en {§cesidagsz, aitgsgovca.
PRIJS DER ADVERTENTH3N:
Van 1—6 regele 1.05. Iedere regel meer 0.17*
Groofcoro lottere naar plaatsruimte. Voor het inca
set-ren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Stockholm, 15 Augustus 1887.
„Zie Stockholm en sterf" zeggen do Zweden als
bewijs van vereering voor de hoofdstad van hun
rijk; volgens hun- donkbeeld is Stockholm het
schoonste, ja zelfs hot eenige schoone der wereld;
en werkelijk, Stockholm voldoet aan alle mogelijke
voreischten van natuurschoonheid, en toch zyn
wy niet gestorven, ofschoon dit niet zoo buitenge
woon moeiolijk voor ons zou geweest zijn. Half
dood reeds kwamen wjj hier aan na eene onafgebroken
reis van vijf en dertig uren van af Drontheim.
't "Was do langste spoorwegrit, welke wij thans
voor het eerst in ons leven hadden ondernomen en
beiden hebben wij ons de plechtige verzekoring ge
geven dat dit tevens de laatsto maal zou zjjn.
Ik heb u echter nog niets van Drontheim mede
gedeeld om de eenvoudige reden, dat ik tijdens mijn
vorig schrijven nog niet daar vertoefde en ook
vroeger nog nooit te dozer stede had verwijld.
Buitengewoon veel belangrijks geeft deze veste
mot te aanschouwen. Een aantal verschrikkelijk
breede straten, uitsluitend houten gebouwen en
huizen, voor welker vensters, hoe klein, hoe nietig
deze ook zijn mogen, steeds een aantal bloempotten
prijkt, zoodat het geheel den schijn heeft van slechts
eén tuin te zjjn, ziedaar Drontheim, de stad, waarin
sedert 1S14 steeds do kroning der Noorsche
koningen plaats vindt. Deze plechtigheid wordt immer
gevierd in de Domkerk, het eenigo merkwaardige
gebouw in deze geheele stad, een meesterstuk van
Engelsche gothiek. Koning Olof Kyrre bouwde haar
ter eere van den heiligen koning Olof, ter plaatse
waar diens ljjk gevonden werd. Zjjno opvolgers en
de aartsbisschoppen vergrootten en verfraaiden haar,
zoodat zij de beroemdste kathedraal, de trots van
het Noorden werd. Als bewijs welke liefde, welke
achting hot Noorsche volk voor dit geschiedkundig
en roemrijk monument koestert diene dat sedert
eonige jaren door do regeering telkens op iedere
bogrooting eene som van 40,000 kronen wordt
toegestaan tot het herstellen van dit Godshuis.
Bij gelegenheid van ons bezoek aan deze kerk,
waren wjj tevens getuigen van eene treurige
plechtigheid, van eene begrafenis namelijk. Zoowel
mannen als vrouwen stonden geschaard rondom de
geopendo groeve en te midden van hen depriester
in zwarte toga en een knaag a la Henri quatre.
De overledene scheen een erg braaf man geweest
te zjjn, ten minste, do redenaar had een geruimen
tjjd noodig om al diens deugden op te sommen en
wijl onze Noorsche taalkennis nog niet die mate
van ontwikkeling had bereikt, dat wjj al die lof
tuitingen konden verstaan, besloten wjj heen te gaan
en onze oplettendheid meer in het bijzonder aan
hot kerkhof zelf te wyden.
Het oog werd boter voldaan dat het oor; het
eerste sprak meer tot ons gemoed dan het laatste,
het leverde ons betor het bewijs, hoezeer de Noren
liunae dooden liefhebben, welken eerbied zij koesteren
voor hen, die zijn heengegaan.
Nergens wordt zooveel hulde aan de graven be
wezen als hier in het barre Noordende overal
versch omwoelde aarde, de levende bloemen, welke
elk perk versjferden, de velen, die daar gezeten
waren, de oogen stoeds gericht op ééne plek, zy
gaven ons te kennen hoezeer de levenden zich den
dooden nog immer herinneren. Het deed ons nog
meer achting koesteren voor dat volk, waarvan
wy reeds zooveel goede eigenschappen hadden leeren
inzien.
Roods vroeg verlieten wij don volgenden morgen
Noorwegen, het land, waaraan Eduard Grieg zjjn
„Un jour d'été en Norvóge" heeft gewjjd. Wij hebben
na onze nadere kennismaking met het onderwerp
zelf, veel waarheid, veel natuur in deze liefelijke
compositie herkend, maar gelooven toch dat ook
enkoio disharmonieuze klanken het geheele werk
hadden moeten ontsieren, wilde het geheel over
eenkomstig de werkelijkheid zjjn.
Na vervolgens een afstand van achthonderd ooren
vjjftig kilometer te hebben afgelegd kwamen wjj
te Stockholm aan. Wy hadden dien nacht don slaap
gezocht in eene der coupés, doch niet kunnen vinden,
des morgens vroeg oeno poging aangewend om onze
ledematen te verfrisschen door ons bij het eerste
oponthoud te wasschen met de sneeuw, des nachts
gevallen, de inwendige koude trachten te verdrijven
door een glas cognac, dat natuur] jjk ook hier nergens
te krjjgen was, en, verzadigd met zooveel ontberingen,
betraden wjj den drempel van „Kongs Carl Hotel.
Een goed glas wijn en een vorkwikkende slaap
deden ons echter spoedig onze krachten herwinnen
on stelden ons tevens in staat hot „Parjjs van het
Noorden" in oogenschouw te nemen.
Reeds terstond werd ons oog aangenaam verrast
door ditmaal weder gebouwen te zien van steen
en kalk, met daken, die niet door talrijke heesters,
mos en andere gewassen begroeid waren, waarop niet
van tijd tot tjjd eene geit ronddwaalde om het
voodsol to zookon, dat zij op den kalen, onvrucht-
baron grond tevergeefs trachtte to vinden en niet
het minst door den aanblik van de stad zelve.
Overal groote, breede straten, aan welker zijden
trotsche monumentaio gebouwen prijken, een aantal
pleinen, parken, keurig en mot buitengowoon veel
smaak aangelegd, reusachtige bloemperken, waar-
tusschen de menigvuldige standbeelden van Zwedens
beroemde mannon verrijzen, o. a. van den ook in
ons land algemeen bekenden botanicus Linnaews,
fjorden, bezaaid als het ware met talrjjke groene
eilandjes, allen herschapen in ontspanningsoorden,
ziedaar dan Stockholm, het lustoord, den trots van
den Zweed.
Tooverachtig, feirique wordt de aanblik, wanneer
men dit alles te zamen, als een geheel aanschouwt.
En de gelegenheid hiertoe bestaat zonder genood
zaakt te zjjn om mot veel moeite oen hoogen kerk
toren te beklimmen, zonder gedwongen te zjjn om
met veel kosten per rijtuig een berg te bestijgen,
niets van dat alles; een sierlijk hysclitoestel, mid
den in de stad gebouwd, brengt u voor de luttele
som van 5 oeren (twee cents) driehonderd meter
korter bij het hemelrijk en van hier aanschouwt
de vreemdeling een paradijs, een eden, dat zijne
wederga ter wereld niet vindt.
Vlak tegenover ons hoogo bergen mot golvend
terrein, begroeid met bosschen, reusachtige, eeuwen
oude eiken, linden en dennen, waartusschen een
aantal aanzienlijke villa's en kasteelen zijne ronde
koepeldaken slechts ter sluiks vertoonde, daar
onder het paleis des konings aan den oever van
de fjord, waarop honderden booten en voertuigen
van allerlei grootte, van allerlei vorm, naast elkander
gleden, achter ons de zee, de omvangrijke groote
waterplas, waarop eene enkele smalle streep, slechts
hier en daar zichtbaar, ons de aankomst of het vertrek
verkondigde van misschien een reusachtig damp-
schip en daar beneden ons strekte zich de geheele
stad uit, met hare heldere witte huizen, welke een
prachtig contrast vormden met het groen der gras
perken en breede lanen, met het rood der geurige
rozenbedden.
't Was een onbeschrijfelijk schouwspel, 't was
een natuurtafereel, dat geen bewondering, maar
aanbidding afdwong't behoorde niet meer tot de
werkelijkheid, maar tot het rijk der droomen.
Het duurde lang, zeer lang, eer dat wy konden
besluiten deze plaats vaarwel te zeggen, eer dat
wij weder plaats namen in die enge kamer, welke
ons thans voor slechts drie oeren weder naar het
aardsche bracht. Het toeval bracht ons allen, die
de reis van Drontheim naar Stockholm hadden
ondernomen, te zamen in ééne restauratiewjj vorm
den daar spoedig eene cosmopolitische tafel, bestaande
uit vier Hollanders. (Wy boidon en een echtpaar
uit Leeuwarden), een Franschman, twee Engelschen
en enkele Zweden en Noren. Het sproekwoord:
„Gedeeld leed, half leed, gedeelde vreugde, dubbele
vreugde" werd ook hier bewaarheid. Den vorigen
dag, den vervlogen nacht hadden wy door oen pret-
tigen, gezelligon kout getracht ons leed zooveel moge
lijk te verzachten, do verveling zooveel mogelijk te ver
bannen en daardoor onzen toestand tamelijk dragelijk
gemaakt en thans, bij onze nieuwo ontmoeting, bij
de hernieuwde kennismaking was elke poging tot
opwekking der vrooljjkheid overbodig; wjj lachten,
wy hadden pret over do geringste oorzaak, som
tijds ook zelfs zonder reden, eone enkelo maal eehtor
was onze vreugde volkomen gerechtvaardigd.
Wjj hadden in een viertal weken geene andere
gedrukte Hollandsche letter gezien dan don post
stempel op onze brieven en thans ontwaarde Joane
plotseling eene Hollandsche courantverbeeldt u ons
geluk. Wel was het een oud exemplaar, misschien
door den een of anderen landgenoot hier laten
liggen, maar toch behelsde dit stuk papier zooveel
nieuws, zooveel belangrijks voor ons viertal, meer
dan wy hadden durven hopen. Wy leerden er
uit den uitslag der herstemming voor onze ge
meentebesturen kennen en wy zagen dat don vriend
en partijgenoot van Jeane, na een lieftigen stryd,
de overwinning in een Limburgsch stadje had mogen
behalen.
Jeane, die enkele weken vroeger zelf als slacht
offer der politiek was gevallen, toonde niet de
minste jaloezie te bezitten; oen giu mi en flasfee
champagne, met luider stemme don üpwartner toe
geroepen, leverde hiervan het onomstootelyk bewys.
En de Friezen, en Engelschen, Franschman, Noren
en Zwoden, zy dronken allen mede op het succes,
daar ver verwijderd in Limburg behaaldwy brach
ten oen dronk uit op hun aller vaderland en zy
allen op hot onzenieuwe flesschen rukten aan
men gaf ons eene aparte kamer en daar voerden
wy een internationaal, cosmopolitisch feest, waar
ieder het goede, het heerlijke van zyn eigen land
verkondigde. De Zwood zong ons zijn volkslied:
Och hiir, och hiir ar detta land
Viirt öga ser dat hiir; enz. enz.
dat in onze taal overgezet ongeveer luidt:
Ons land, ons land, ons vaderland
Klink hoog, o dierbaar woord!
Geen rots, die zich ten homel spant
Geen deinend dal, geen bruisend strand
Is ons zoo lief als 't hooge Noord,
Als onzor vaad'ren oord!
De Franschman zong ons oen liedje van Béraiger,
de zoon van Albion reciteerde het:
My hart In the Highland^, enz,
en do hoer uit Leeuwarden gaf een extemporé ten
beste, waarvan ik u hier den tekst geef
'k Hob achting voor deez' schoone streek,
'k Bewonder zeer dit oord.
'k Bteng hulde aan den fleren Thor,
Don zeegod van het Noord.
Maar lief heb ik een ander land,
'k Ben trotsch op zyn bestaan.
Gy, godlyk, dierbaar Nederland,
Doet warm my 't harte slaan.
't Is niet bepaald een mooi vers, maar toch op
dat oogenblik stond het volgons ons gevoelen ver
boven alles wat een Tollens of een Vondel ooit
gewrocht heeft, want die schreven slechts Hollandseh,
in Holland gelezen, in Holland gehoordmaar wy,