A0. 1887. CONSTANCE CHORLEY. Np. 8436. Zaterdag £50 Augustus. Feuilleton. LEIDSC PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per poet1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. Het meisje krimpt inéén van smart. „O, vader, vader! Duke moet hier zijn in zyne slaapkamer. Hy moet thuis gekomen zyn zonder hot ons te zeggen, en is zeker, zooals hy gevroon was, door het raam van de achterkeuken naar binnen geklom men en zoo verder naar boven gegaan. Hy vroeg mij of hy mocht, on ik zei hem van neen. O, vadori vader!" De vader valt waggelende tegen het ledikant aan, en de woorden, dio aan zyne bleeke lippen ontsnappen, rukken den dunnen sluier weg, die nog over zyn gedrag lag „O, mijn God, mijn God! Wat heb ik gedaan?" Weder wordt zwak en stamelend de kreet ge hoord „Constance I" Het roode licht, dat nu iederen rimpel, iedere lyn, welke door het berouw in het gelaat van den ouden man was gegroefd, klaar en duidelijk deed zien, wordt plotseling schitterend wit van kleur. Een vierkante lap van het beschot, dat van zeil- dook 't is een zeer oud huis en vreemd ver anderd en opgelapt gemaakt was, is allengskens van het plafond af naar boneden gevallen, en laat een vernielendon stroom wit licht en to golyk eon regen van stofdeeltjes door. „Constance 1" Ditmaal was do kreet scherp en doordringend. „Marmaduko! Red hem red ons, Constance!" Do oude man weet van schrik geen raaden voor het oogonblik kan het kind enkel her- en derwaarts loopen zy wringt in wanhoop hare han den en heft zo tusschenbeide woest in de hoogte, terwijl zij kermende uitroept: „O, wat zal ik doen? Wat zal ik doen? Moeder! moeder, kom van don hemel on help my!" 1. 't Was dan gekomen in eene nog verschrik kelijker gedaante zelfs dan waarin hare verbeel ding hot haar afgeschilderd had. De brand was gekomen. Het kind dhar staande in het voile gevoel van haar toestand, de vlammen voor hare oogen, de mfèdaad haars vaders erkend, hy zelf hulpeloos en wanhopend, de noodkreet van haar kleinen broer, weerklinkende in hare ooren.Zy gevoelde het on gevoelde met schrik dat haar verstand op hot punt was toe te geven aan de krankzinnigheid, waaraan zij reeds zoolang weer stand had geboden. 't Was geen gebed, waarin zy dat wilde beroep om hulp op hare moedor deed neen, 't was hare ziel, welke zich met nieuwe kracht verhief en driftig weerstand bood aan de hand, welke zoo zwaar op haar was govallen te zwaar om to dragen voor de kracht van het kind. Maar toch, alsof die doordringende kreet zyn weg door de poort des hemels had gevonden, en een weinig friscli licht op haar gebed uit die heerlijke ge westen neder kwam dalen, voeldo zy een verkoe lend windje rondom haar verhit voorhoofd spelen; het verdreef de krankzinnigheid en maakte haar sterk om te denken en te handelen. „Duke! Duke! Ik kom!" De kreten van den jongen om hulp houden op. Hy beeft haar gehoord. De oude man leunt nog altijd togen het ledikant, naar ziel en lichaam ver lamd door de verschrikkelijke gevolgen zyner mis daad; maar hy wordt plotseling tot zijne zinnen gebracht, en als 't ware op zijne voeten geplaatst feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van fort- en (feestdagen, uitgegeven. door dien luiden, heldorklinkonden, kinderlijken kreet een kreet, die in zijn scherpen diskant zich hoog verheft boven hot. verdoovende geloei van den brand, als eene uitdaging van eene macht, gewei diger en krachtiger dan het woedende vuur zelf- door God gezonden in dat kleine lichaam om er mede te strijden en het te bedwingen. En de bevende man gehoorzaamt dio stem, welke hem vermaant om wapenen tegen zichzelven te nemenen weldra loopt hy hor- en donvaarts op haar bevel, en be spiedt iederen wenk van hare hand, alsof er zijn eigen leven van afhing. Er is r.u geeno smart meer in hare stem. De bijna vrooiyke toon is niet gedwongen. In het han delen heeft zij, gelyk alle moodigo zielen, verlich ting gevonden, eene verlichting, welke nog vroeselyk is, maar toch voor het oogenblik kalmte geeft. Niet langer heeft zy weorstand te biodon aan een name- loozen schrik, welken zy gehoor weigeren moet; neen, zy ziet nu een levonden vyand, met wien zy man togen man worstelen on wiens oorlogskreet zy be antwoorden kan. Van het achtereinde van het lange portaal, waar zij zyn, komen de vlammen, op haren weg zich voe dende mot het loshangende behangselpapier en met losse hoopon pamfletten, snel en met goweld op hen los. 't Is slechts hot werk van weinig minuten eene rol vochtig, beschimmeld vloerkleed los te maken, het neer te werpen on de vlammen er onder te smoren. Voorts ruimen zy van het portaal, zoo ver als zy zich veilig kunnen wagen, de boeken en rollen papier en werpen ze uit het venster op do kleine binnenplaats neêr. De wind, welke door het open venster binnen komt, drijft den rook en de vlam terug en stelt hen in staat, de stikkende lucht te verdragen en te werken; maar hy blaast ook het vuur aan. Zy zien dit, sluiten het venstor, maar zyn genoodzaakt het oogenblikkelijk weder to openen. Zij kunnen anders niet leven; toch valt het hen moeielyk adem te halen. Door den stikkenden, gelen damp, voor oen oogenblik door den wind terzijde geworpen, zien zy nu tusschen hen en de deur der kamer, waarin liet kind zich bevond, eene golf van ziedend en knetterend vuur recht op den vloer hoenkomon. Juist onder die plaats is de rommelkamer, on de rampzalige vader weet dat daar te veol voedsel voor het vuur was gelegd om spoedig door hunne zwakke krachten gestuit te worden. Maar oen nieuwe luchtstroom jaagt den rook langs do eene zjjde van het portaal en do trap op naar bovon. Eene deur was er geopend gewordenCon stance vangt een zweem op van eene kleine, witte gedaante, dat in den doorgang aan don overkant staat; dat gezicht prikkelt de krachten, welke haar byna begaven en bevrijdt haar van do onweerstaan bare wanhoop, die zy, by het zien van den eerston lichtstraal dier verschrikkelijke vuurgolf, in aich had voelen opkomen. „Wy komen, lieveling! Blyf daar! Wy komen!" De vader, hoewel liy nooit ophield te werken op haar woord of haar wenk, gevoelde zyne oigene pogingen aan hare zyde afnemen. Zy haddon van karakter gowisseld hy was kind, zy do man. Hoewol gezond en krachtig, had hy zich echter nooit gewend aan zwaar werk; Constance daaren tegen, wier kracht door weelde of ledigheid niet was verzwakt, had zijne pakken opgetild en opge borgen, en op menigen donkeren wintermorgen, als niemand het zien kon (want Chorley was zeer ge steld op zyn fatsoen), de zware vensterluiken van den winkel afgenomen. Om hare slanke gestalte en haren opgerichten gang hadden de kinderen in de stad haar den bijnaam gegeven van „populier". In dien nacht, toon haar klein, vlug lichaam hoen en weder zwaaido om den rook on de vlammen, terwijl zij werkte, to vermijden, schoen zij de geest PRIJS DEB ADVERTENTIE!*: V&n 1—6 regels 1.05. Ieders regel meer 0.17) Grootere letters naar plaateruimte. Yoor bet incas»- eoeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. zelve te zijn van dien alleenstaanden boom, als hij dior eene windvlaag rugwaarts gebogen, terug keert om den wind te geeselen, waardoor hy go- plaagd wordt. Voorwaarts rukken zy het kind en het vuur nu beiden voor een oogenblik uitgeput neerzinkende en dan op het minste teeken van lerugkeeronde kracht, wederom met verdubbelde kracht toeschie tende tot hot gevecht. De eene minuut jaagt zy het voor zich uit, de vlammen, al vooruitgaande, versmorend onder een vochtig karpet, somtijds zelfs met hare voeten en handen, steeds pogende den rand van de diepe vuurkolk te bereiken en ieder oogenblik hoop en moed toeroepende aan haren bo venden broeder. De andere minuut barst de brand opnieuw en aan alle kanten uit, noodzaakt haar broeder terug te treden en de deur zelfs voor zyn vader en zyne zuster te sluiten, en dringt Constance zelve onweer staanbaar terug ja, likt haar kleed met zijne vurige tong. Maar zy raapt den zoom van haar kleed op en kroukt hot met hare handen vast inéén en is in staat veilig terug te treden ziek, ademloos en uitgeput. „Vader, waterGauw 1 Wy moeten water hebben 1" Hij beweegt zich niet van zyne plaats. Een nieuwe schrik heeft hem bevangen. „Vader, maak spoed! Wat schoeit er aan? Gij denkt toch niet, dat „Er is geen water! Ik liet het wegloopen! O, Constance, wat moeten wij doon?" „Wiorpt gij ook de emmers om, welke ik voor de wasch met water gevuld hob?" „Neen, waar zyn zy? Op do binnenplaats?" „Ja! O, vader! maak spoed, maak spoed, of het zal te laat zijn!" Zy zag hem sidderen op do dubbele beteekenis dezer woorden„te laat", en medelijden met hem doortrilde haar hart. „Vader!" fluisterde zy, toen reeds zyn voet op de trap was, en zy nieuwe levenskracht by het venster inademde, „iaat ons hard werkon, en alles weer in orde brengan, en niemand zal weten, hoe het begon." Nieuwe hoop en nieuwe schrik (want in de angst en het berouw, welke hem bevingen, toen hij het ge vaar zag van zyn zoon, had hy do mogelijkheid van ontdekking en straf vergeton) versnelden de voeton des vaders, en hy was terug met het wator, eer Constance dacht dat hy do plaatsdeur open gemaakt had. Maar byna doodelyk was het opont houd, hoe gering ook, geweest. De hitte, de rook en hot geloei namen schrikkelijk toe. De kreten van den jongen werden zwakker on heoscher van achter de deur, welke hy niet openen durfdeen de oude man was meer en meer buiten zichzelven en ongeschikt om te handelen, nu hij de moge lijkheid toenemen zag om den hinddrpnal weg te nemen, welken hij zelf tusschen zich en zyn lieveling geplaatst had. Hy kon niets anders doen dan van de trap af hulpeloos er naar te zien, hoe het vuur mot een zegevierend gehuil voorwaarts en voor waarts rukte. Maar dat geh*il werd beantwoord. Weder klinkt die lichte, schelle stem door het huis, zoo onverschrokken als ooit. „Wy winnen, lieveling! Blyf daar tot ik kom! Opon de deur, als ik het u zeg. Vader, wy kunnen den brand niet blusschenik moet er doorgaan on hem halen! Het tochtscherm gauwHet scherm van het bovenportaal 1 Wij moeten eene brug er ovor leggen. Misschien kan het ééne minuut den brand tegenhouden. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 5