N°. 84-25. Maaiida»- 8 Aii«iisliis. A5. 1887. Feuilleton. Van Leiden naar Noorwegen. PRIJS DEZER COURANT: ▼o«r Lftidon per 8 maanden1.10. France per poet1.40. Affcondorltfte Nommers0.05. $eze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering ran fan- en feestdagen, aitgegcrsn. PRIJS DER ADVERTENTIEN: ▼an l-r-6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer/ 0.171» Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inoae- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Sunelvalden by de Kragklev (Noorwegen). Ik heb u in mijn vorig schrijven medegedeeld dat mjjne indrukken omtrent Christiania vermoedelijk zeer gunstig zouden zjjn. Ik schreef dit na een copieus en niettemin niet duur diner in eene prachtvol versierde zaal van het Grand Hotel en opgewekt door .de lieftallige muziek van eene kapel, die, ver scholen in eene der nevenkamers, ons onze spijzen op maat deed verorberen. Dat diner had ik gesteld als de maatstaf van het overige, dat diner had mij zulke groote verwachtingen doen koesteren omtrent Noorwegens hoofdstad. Helaas, ik werd teleurgesteld Christiania is eene omvangrijke, groote stad, maar behalve het hotel, waarin wij onzen intrek hadden genomen, zonder weelde, zonder rijkdom. De groote, breede gebouwen, veelal van hout, staan somber en doodsch naast de aschgrauw-vuile paleizen, waarin de koning der beide rjjken eene enkele maal in het jaar slechts eenige dagen vertoeft. De Storthing (gebouw der Volksvertegenwoordiging), een groote, ronde, grijze koepel verspreidt eene melancolische tint. over alles, wat zich in hare onmiddellijke nabij heid bevindt en het kale park daartegenover ge legen, zonder heesters, met onvolwassen boomen levert een onwederlegbaar getuigenis van Noorsche onvruchtbaarheid. De Tivoli, eene soort van café-chantant, waar de Noor en de vreemdeling des avonds eenige uren verpoozing en vermaak trachten te vinden, is eene ongelukkige, uiterst armoedige nabootsing van het geen men op dit gebied in de grootere steden op het vasteland vind, met slechte muziek en heesche zangeressen. En toch waren wij uiterst voldaan over ons be zoek aan dit would be uitspanningsoordwjj troffen er namelijk onzen Noorschen candidaat in de rechten, met wien wjj zulke aangename uren op onzen overtocht van Amsterdam naar Christiania hadden doorgebracht. „Het Noorsche volk is van nature beleefd en voorkomend", schrijft Baodekor; is deheerA.D. J. Rolfsen een type, een goede vertegenwoordiger van deze natie, dan had Baedeker zonder eenige over drijving, zonder vleierij kunnen schrijven: „uiterst beleefd, uiterst voorkomend." Den volgenden morgen vroeg was hy reeds weder in ons hotel om ons zijn geleide te verstrekken, hetgeen wjj met gretigheid aannamen. H(j voerde ons over prachtige wandelwegen, langs de blauwe wateren dor fjorden naar Oscarshal, een jachtslot van den tegenwoordigen vorst. Ons oog, gewend aan de rijke, weelderige villa's en kasteelen, welke men in zulk eene overvloedige ver scheidenheid bij ons te lande aantreft, kon dit ge bouw, half paleis, half museum met kleine, onaan zienlijke vertrekken, niet erg bekoren. Maar het uitzicht, de natuur, deze overtrof verre, oneindig verre alles wat het vlakke Holland te aanschouwen geeft, zelfs het liefelijke pitoreske Lim- burgsche stedeke Valkenburg, Neerlands Zwitserland, moet hier het onderspit delven. Vlak onder ons de prachtige fjorden van Chris tiania, daarachter de stad zelve te midden van hemelhooge bergen, waarop de kolossale dennen ons toeschijnen slechts eene verzameling te zijn van kleine, dunne, groene twijgjes en achter ons weer bergen met talrijke kleine huisjes, wier roode daken door de stralen der zon als met een gouden gloed overtogen schijnen te zijn en dan overal die lieve, kleine eilandjes, welke zich statig en fier ver- heffon te midden van het dan eens groen dan eens blauw gekleurde water der fjorden. Het was prachtig, verrukkend, zielsverheffond. Lang bleef ons oog in stomme verbazing rusten op dit grootscho natuurtafereel, lang bleven wij staren naar deze wonderlijke, grillige scheppingen, en het duurde lang eer wij konden besluiten de trap af te dalen om een bezoek te brengen aan het oude kerkje uit de achtste eeuw, dat zich een weinig verder op eenigen afstand van het kas teel bevond. Het was een klein, nederig gebouw, geheel van hout vervaardigd, zonder versierselen, zonder weelde, met onopgesmukte zitplaatsen, met laag gewelf en met slechts ééne, en dan nog wel slechte teekening, het laatste Avondmaal van den Christus voor stellende, en toch, niettegenstaande dien eenvoud, maakte dat rustige, dat kalme, een grooteren, die peren indruk op ons gemoed, dan ooit de rijkste, de grootste huizen, den Heer gewijd, in staat waren geweest, zulks te doen. Verder ging onze tocht, en steeds duurde onze bewondering voor al dat schoone, voor al dat ver hevene, voort. Eene enkele maal lieten wij ons oog vallen op de aarde om de eene of andere Noorsche tor te vermeesteren, om deze zorgvuldig in een fieschje met spiritus te werpen, ten einde haar later bij onze terugkomst aan onzen vriend Ste Leiden ter hand te kunnen stellen. Wij gedroegen ons als ware Herculessen, hebben omvangrijke rotsblokken verschoven, den halven Oscarsberg om vergegooid, maar heel veel scarabeeën konden wij niet vinden en die enkele, welke nog onder ons bereik kwamen, waren bijna allen van hetzelfde geslacht. Eons echter meenden wij zeer gelukkig geweest te zjjn; oen klein, roodachtig beestje met groen blauwe vleugels werd gevangen en met de grootste voorzichtigheid in het doodende nat geplaatst. Ik meende in dat gedierte een exemplaar van het geslacht der cistoloïdos te ontmoeten, rnjj beroepende op de vlekken, waarmede de derde en vijfde streep der schubben versierd waren. Jeane echter hield zich overtuigd een aculatus voor zich te zien, wijl het boest afgestompte pooten had. Lang streden wij hierover, echter zonder eenig resultaat, wijl geen van beidon uitstekende enty- mologen waren en do natuur het niet tot die vol maaktheid heeft gebracht dat zjj hare schepselen hunne namen op den rug heeft gegraveerd, kon het pleit niet beslecht worden. Onze vriend Rolfsen bood ons te dien einde het onderzoek van een zijner vrienden aan, hetgeen wjj beiden mot ver rukking aannamen, beidon zeker van onze enty- mologische overwinning. En wat was de uitkomst? Het was geen cista- loïdes, het was geen aculatus, het was zelfs niet eens eene tor, het was doodeenvoudig eene mug. Beiden ten zeerste teleurgesteld dat ons de over winning ontglipt was, troostten wjj ons toch spoedig met het denkbeeld dat wjj toch ook niet haddon verloren. Des middags bestegen wjj den Prognaetsaotern, een hoogen berg in de nabijheid van Christiania. Welk een omtrek van uren en uren zagen wjj daar! Vruchtbare dalen en kale rotsen, de gloeiende zon op de wateren en de ijskoude sneeuw op de bergen, do helder verlichte stad Christiania beneden en de donkere bosschen ver boven ons, hier een prachtig aangelegd park, daar eene wilde woestenij aan deze zijde het Hallingdal, aan gene zijde Thele- marken en daartussclien de eeuwige fjorden met tallooze kleine eilandjes, dat alles vertoonde zich tegelijkertijd aan onze blikken en vormde als het ware eene idealistischo natuur. Verrukt over dat alles, wat wjj vroeger meenden dat slechts in hot rijk der droomen kon be staan, keerden wij terug naar de stad om onze studie in de Noorsche taal voort te zetten. Deze is voor ons Hollanders niet bepaald gemakkelijkde Nonen schijnen in hun spreken eene bepaalde tegenstelling met onze natie te willen vormenzeggen zjj jij, dan beduidt dit niet den persoon, die aangesproken wordt, maar integendeel die zelf spreekt; hun jij is ons ik, en hun ikke beteekent niet, zoodat de zin ik ben geen Noor in het Noorsch klinkt jij er ikke Norsk; hun straks beteekent ook weer geheel in tegenoverstelling met onze taal dadelijk, ten minste theoretisch; practisch is het geheel anders gesteld, practisch is het volkomen in overeenstemming met onze taal. Wanneer toch een kellner in een Noorsch druk bezocht koffiehuis of in eene restauratie u belooft s t r a k s te zullen helpen, dan kunt gjj u overtuigd houden dat gij nog een kwartier geduld zult mogen hebben, hetgeen een Engelschman, meenende dat dit straks eene be paalde tijdruimte aangaf, een rijtuig deed bestellen over two straks. Overigens hebben wij ons, door eene ijverige studie van alle mogelijke menu's en prijslijsten voldoende op de hoogte gesteld der benamingen van eetwaren, zoodat wat dit betreft, wjj ons reeds vol doende kunnen behelpen. Verder reiken onze krach- e n echter nog niet, hetgeen ik op onwederlegbare wijze heden nog ondervond. Een barbier bestellende werd mij in stede van deze eene flesch Beiersch bier gebracht, voorzeker eene zeer groote, maar toch geen onaangename vergissing. Thans hebben wjj het Humledal bezocht en den Kroykler (Kraaienkloof) bestegen; wij hebben daar gerust, na een vermoeienden tocht, op het „Kongens Udsigt" het punt waar een der vroegere vorsten, koning Ring, steeds vertoefde om zjjn geheel gebied te kunnen overzien. Hier zagen wij de boerenhofsteden van Sandvalden vlak beneden ons, tusschen nauwe, enge rotskloven verborgen; een weinig verder de Tyri-, Hals- en Steenfjordon, begrensd door goudgele korenakkers en verder, veel verder, de sneeuwtoppen van de dui zenden meters hooge bergen van Thelemarken. Ik schrijf u dit alles, terwijl mijn horloge (Leid- sche klok) het uur van halftien aanwijst, en dat zonder kaars of lamp, wel een bewijs dat de Noren met recht eenige aanspraak mogen maken op hun langer licht en dat de opmerking van mjjn reis compagnon Jeane, u in mijn vorig schrijven mede gedeeld, wel wat voorbarig was. Eene volgende maal meer. Mr. Clovis. Gemengd Nleuwm. Nadat reeds een paar dagen begon nen was met hot afbreken der brug over den Zuid singel by de Oranjegracht, was men eindelijk zoover genaderd dat de gemetselde boog zich in twee helften zou vertoonen. Nauwelijks was daartoe de laatste steen gevallen en hiermede het steunpunt dus weggenomen, of te ongeveer halfacht gister avond kraakte al het overige metselwork tot aan de wallen af en stortte het met groot geraas in, de ijzeren puinschuit, wolke er onder lag, met zich nemende naar de diepte, terwijl de metselaar, die zich boven op de brug bevond en zonder letsel in de schuit terecht kwam, en hij die op dat oogen- blik alreeds op de plecht der schuit stond, er met den schrik en een nat pak afkwamen. De gezamenlijke erfgenamen van den voormaligen directeur der stedelijke bank van leening te Breda zjjn dezer dagen, by deurwaar ders-exploot, gesommeerd tot de betaling oenor som van f 45,792.79'/,, het bedrag der door hem in zijne betrokking van directeur verduisterde gelden. Aangezien de erfgenamen ïtyno nalatenschap ontjer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 5