Ebü staiflïBBli vobt M Pietersz. Csei.
Dit uuiiffiKT bestaat uit Drie Bladen.
Leiden, 30 Juli.
PRUS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Kommer®0.05.
\Vü beschouwen het als oen levenstoeken, dat
de behoefte zich sterker doet gevoelen om door de
oprichting van een monument de nagedachtenis te
vereeren van den grooten man, die de stichter is
geworden van het Nederlandsch gezag in den Indi-
schen Archipel.
Niet, omdat het verheffen van de voortreffelijke
eigenschappen eens beroemden landgenoots uit vroe
ger eeuwen op zichzelf reeds eene openbaring is van
nationale kracht. Naar wjj meenen vergist men zich
weieens daarin, en er is zelfs oen toren op den roem
der vaderen, dat we doodelyk achten voor de énergie
van een volk. Doch er zijn op dat gebied verschijn
selen, die met eenige nauwkeurigheid bezien moeten
worden, opdat het oordeel juist zy.
De belangstelling van het Nederlandsche volk in
Indié is in de laatste vjjfen-twintig jaren aanmer
kelijk toegenomen. Vreemd, zoolang vandaar de
baten mildeljjk vloeiden, zonder dat er bijzondere
inspanning werd vereischt om de bronnen open te
houden, dank zjj de geregelde werking van een
regeerings-svsteem, hetwelk er op ingericht was om
de inlandsche bevolking slechts- het minderdeel
te laten van de vruchten van haar eigen arbeid,
zoolang het cultuurstelsel werkte als eene soort van
geldmachine, bekommerde het groote publiek zich
om Insulinde zeer weinig, en de stemmen van een
Junghuhn, van een Van Hoëvell, van een Douwes
Dekker waren ternauwernood krachtig genoeg om
de Nederlanders uit hun onverschilligheid te doen
ontwaken. Maar toen het oogenblik kwam, waarin
de boeien der sluimerziekte werden afgeworpen,
toen we eenig besef begonnen te krjjgen van de
hooge verantwoordelijkheid, op de schouders rus
tende van een overheerschend volk ten aanzien van
de natiën, over welke het heerschappij voert, is
niet alleen het bewustzijn levendig geworden bij
onze regeerders en wetgevers, dat er oneindig meer
voor Indië moet gedaan worden dan tot dusver ge
schiedde, maar ontwaakte ook bij allen, die voor
zich en voor hunne kinderen eenige aanspraak maken
op verstandelijke ontwikkeling, de begeerte om veel
van Indië te weten, wat de gesteldheid, de bevol
king, de geschiedenis betreft. En daar het zich laat
aanzien, dat de oilanden van den Indischen archipel
l>ij toeneming hot tooneel zullen worden, waar Hol-
landsche werkkracht en Hollandsch kapitaal eene
bescheiden, en met de meer en meer tot ons aan
getrokken inlanders eerlijk gedeelde winst zullen
vinden, bljjft die belangstelling, die zucht naar
meerdere bekendheid, voortbestaan en voedsel vragen.
Hieruit vloeit vanzelf voort, dat eene nadere ken
nismaking met de mannen, die de macht der Com
pagnie hebben gegrondvest, mede begeerd wordt;
dat hun eigenschappen meer en meer worden ge
waardeerd dat hun daden aan de kinderen van ons
volk worden verhaald, met dezelfde ingenomenheid,
die ons aan de nagedachtenis onzer Prinsen van
Oranje, onzer zeehelden, onzer groote kunstenaars
zooveel waarde doet hechten.
Hieraan, en aan niets anders meenen we het
te moeten toeschrijven dat het plan van eenige
Hoornsche heeren, om in Coens geboortestad een
standbeeld voor hem op te richten, zooveel bijval
vindt in het land. Het is ons niet genoeg, dat Indië
zijne nagedachtenis in eere houdt; het kolossale
bronzen standbeeld, dat op het plein voor het gou
vernementshuis te "Weltevreden zjjne kranige gestalte
teruggeeft, moet een pendant hebben in Patria;
zoowel de plaats, waar hij in 1587 het wereld-
tooneel betrad, als het tooneol van de heldenfeiten,
die den roem dos pas dertigjarigen mans onver-
feze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van gsn- en feestdagen, uitgegeven.
gankelijk maakten, moeten eiken bezoeker dwingen,
zijn naam uit te spreken.
Om ook onze lezers, vcOr zoover noodig, aan te
sporen hun steun aan hot Hoornsche plan te geven,
behoeven we geen levensbeschrijving vanCoenaan
te biodenwij durven beweren, dat hjj gaandeweg
is geworden, dank zij ook de meerdere zorg, die
de lagere school aan de kennis van do geschiedenis
onzer koloniën wijdt, een der populairste figuren
uit den voortijd. Wat hij deed voor onzen Oost is
van algemeene bekendheid.
Voorts zien wij in hem, afgescheiden van het
succes, waarmode zijn streven werd bekroond,
boven alles een man van karakter. Niemand meer
dan hij onderscheidde zich door streng plichtsgevoel;
wanneer zjjn helder oordeel hem eenmaal den weg
had afgebakend, dien hy te bewandelen had, dan
was geene menscheljjke macht in staat, hem daar
van te doen afwijken.
Jan Pietersz. Coen moge geene persoonlijkheid
geweest zijn, die door innemende manieren en een
vertoon van plooibaarheid en inschikkelijkheid uit
muntte; toch was hjj sympathiek in de hoogste
mate voor allen, die mannelijke eigenschappen
wisten te waardeeren. Of is het niet merkwaardig
dat de begaafde, maar zwakkere Lourens Eeael,
de man van fijne vormen, als eene bijzondere gunst
aan de heeren Bewindhebbers der Oost-Indische
Compagnie verzocht, den jongen directeur-generaal
van den handel en president van de factorie te
Bantam als z(jn opvolger in hef gouverneur-generaal
schap te benoemen? Waarlijk, niet aan oogendie-
nerjj had Coen die onderscheiding te danken, en
evenmin is z(j hem eene aanleiding geweest om
later, als hij meende iets te moeten zeggen,
het voorzichtigheidshalve te verzwijgen. Niemand
heeft ooit krachtiger dan hij den heeren XVII
gezegd waar het op stond, maar, „niemand
deed het ook in gematigder bewoordingen of op
deugdelijker gronden", zooals Busken Huet van
hem getuigt. Zoo jong als de Compagnie nog was,
toch was zij reeds een broeinest van verrotting
geworden, dewijl hooge en lage ambtenaren
zich aan allerlei ongerechtigheden in hun geldolijk
beheer schuldig maakten. Coen is de man geweest,
die orde bracht in de boekhouding en verduistering
moeilijker maakte. Als de Bewindhebbers aarzelden
in den strijd tegen Portugeezen en Engelschen,
om van den tegenstand der inlanders niet te
spreken, dan was het Coen, die hen aanspoorde
tot krachtig handelen, zonder voor zware finan
cieels offors terug te deinzen: „In Indië moet de
handel worden gedreven en gehandhaafd onder
beschutting van de wapenen; de wapenen moeten
worden bekostigd door de voordeelen, welke wjj
genieten door den handel, zoodat de handel niet
zonder don oorlog, noch de oorlog zonder den
handel kan bestaan." Als den heeren XVII, bij
een blik op het toenemend aantal bestrijders, de
moed bijna ontzinkt, dan roept Coen hun toe:
„Desespereert niet, ontziet uwe vijanden niet,
daar kan in Indië iets groots verricht worden!"
De volgende woorden van Busken Huet (Litt.
Fantasieën en Kritieken, deel IV) teekenen Coen's
plaats in onze historie en zijn mannelijk karakter
op onovertrefbare wijze:
„Het Nederlandsche gezag onder zjjn bestuur
oppermachtig in den Indischon Archipel? Zonder
hem ware het dit zoo weinig geweest, dat ovoral,
in de Molukken en op Java, Engelands heerschappij
het zou hebben opgewogen, en de strijd, tegen
Spanje en Portugal hieraangevangen, geëindigd
Hier, dat wil zeggen, te Batavia, waar bet artikel, aan
hetwelk ons citaat is ontleend, geachreven werd in 1863,
naar aanleiding van den 250eten verjaardag van Eatavia'e
stichting.
ÏEIJa DEB. ADVERTENTIE!*:
Van 16 rogels 1 1.05. Ieders rogsl meer 0.171.
Groolere lettors naar plaatsruimte. Voor het inca.-
eoeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
zou zyn met de zegepraal, niet van Nederland, maar
van Groot-Britannië.
„Voorwaar, oen tienjarig bestuur met eene tus-
schenpoos van vier jaren rust, was niet te lang
om zoo vele aanslagen te verydolon, zoo vele be
langen te beschermen, zoo veel verloren terrein te
heroveren, op zoo veel ongeregelds orde testellen.
Alleen eene onvermoeide werkzaamheid, een dago-
ljjksch vergeten van zichzelven, een onwrikbaar
voornemen tot weldoen zonder omzien, eene nooit
sluimerende vaardigheid om te verrichten wat het
oogenblik gebood, kunnen één man in zoo korten
tijd, te middon der moeijelijkste omstandigheden,
veelal zonder ander rigtsnoer dan zjjn eigen doorzigt
en zjjn eigen pligtbesof, eene zoo grootsche taak
hebben doen volbrengen."
Waarlijk, voor Jan Pietersz. Coen m o e t te Hoorn
een standbeeld komende nationale eer dwingt er
ons toe. Dat is eene zaak, die hot gansche Neder
landsche volk zich behoort aan te trekken; allen,
zonder onderscheid van maatschappeljjken rang of
gegoedheid, moeten daaraan medewerken. Bovenal
zal de bescheiden bijdrage van den min gefortu
neerde in deze eene hooge, zedelijke waarde hebben.
Het tooneelspel „Gravin Sarah", in vijf bedrij
ven, door Georges Ohnet, het successtuk van het
„Theatre du Gymnase" te Parjjs en gisteravond door
de vereenigde Rotterdamsche tooneelisten in den
Schouwburg alhier opgevoerd, is een stuk vol afwis
seling wel is waar, doch de liefde treedt ook hier
wederom sterk op den voorgrond en spoelt ook
hier eene eerste rol.
Dat het in goede handen was behoeft niet meer
gezegd te worden, wanneer men slechts eonigszins
bekend is met hen, die deel van dit gezelschap
uitmaken.
In de eerste plaats noemen we mej. Marie Vink,
die de zware rol te vervullen had van de heldin
van het stuk, Sarah O'Donnor. De moeilijkheden dier
rol wist zij echter, zooals bijna altijd, schitterend
te overwinnen en zij, die met den ouden generaal,
graaf De Canalheilles, gehuwd, een jeugdig krijgs
held, Pierre Sévérac, beminde en door deze ook
bemind werd, zij wist de verschillende perioden van
vurige liefde, van telourstolling, angst, wanhoop en
vertwijfeling uitstekend weer te geven. Ook mej.
Anne Beukers speelde als medeminnares van Sarah
uitnemend.
Van de heeren komt hulde toe aan den heer
Rosier Faassen, die de geestige zetten, waardoor
zijne rol zich kenmerkte, meesterlijk tot hun recht
deed komen. Naast hem traden zeer verdienstelijk
op de heeron F. Tartaud en Poolman. Dezen noe
men we slechts, doch ook de andere actrices en
acteurs kweten zich op loffelijke wijze van hunne
taak en allen konden aanspraak maken op den
bijval, welken het talrijk opgekomen publiek hun
schonk.
In de schouwburgtent van den heer Van Lier
werd opgevoerd„Adel en Burgerstand", blijspol
in 7 tafereelen, naar het Hoogduitsch van C. A.
GOrner, door W. N. Peypers. Hoewel de strekking
van het stuk niet bepaald nieuw kon hoeten, kwa
men er toch zeer lieve tooneeltjes in voor, welke
nu eens deden schudden van het lachen, dan weder
hier en daar het wegpinken van een traan ten ge
volge hadden. Als gewoonlijk werd ook nu flink
gospeeld, zoodat door het noemen van enkele namen
eigenlijk slechts eene onbillijkheid jegens anderen
zou begaan worden. Jammer dat de tent niet beter
bezet was. Moge dit heden,- morgen- en Maandag
avond anders zjjn, want ook dan zal deze tent
blijkens eene in dit nommer voorkomende adverten
tie insgelijks nog zijn geopend.