DAGBLAD.
N». 8418.
Zaterdag; 30 Juli.
A°. 1887.
Feuilleton.
Leiden, 29 Juli.
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Foor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommera0.65.
$eze fèourant wordt dagelijks, met uitzondering
ran fon- en (feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIE!*:
y.n 1—6 regel. 1.06. Iedere regel meer 0.171.
Grootere lettere neer pleite ruimte. Voor het lnoès-
eeeren buiten de etad wordt 0.10 berekend.
in.
Toen de morgen kwam vulden zich de straten
van Frankfort spoedig met eene door elkaar weme
lende menschenmassa. Iedereen wilde den Franschen
keizer, voor wiens ademtocht Europa beefde, zien.
Hy had laten weten, dat hy voormiddags te tien
uren zou aankomen. Maar hoe stipt hy ook steeds
mocht zpn, dezen keer kwam hy meer dan een
kwartier na den bepaalden tyd.
De klokken luidden, toen hy door de rpk en
prachtig versierde straten reed, en de menigte
om zpne equipage en om zpn schitterend gevolg
riep met geestdrift: „Vive l'empereur! Vive l'em-
pereur!" Wie niet geweten had, dat hy zich in
de goede oude stad Frankfort aan den Main bè-
vond, die had uit deze jubelkreten zeer gemakkeiyk
kunnen opmaken, dat hier sprake was van de ont
vangst van den Franschen keizer op de boulevards
van Parps. Dat was een echt teeken voor de
Duitsche vaderlandsliefde van dien tyd: voor den
man, die hen met voeten getreden had, bouwden
zp altaren.
De keizer reed direct naar het paleis. Alle leden
van het Rynverbond ontvingen den streng uitzien-
den, gevreesden beschermer met onderdanigheid.
Koning Frederik I van Wurtemberg, eerst sedert
den lsten Januari 1806 koning, vroeger keurvorst
en nog vroeger hertog van het genoemde land,
was gekozen om den keizer de honneurs te be-
wü'zen en geleidde hem persoonlyk naar zpne ver
trekken. Dat was eene zeer goede keuze onder al
de vorsten, want koning Frederik van Wurtemberg
Dr. Schaepman heeft aan de Eerste Kamer
eene nota gezonden naar aanleiding van het eind
verslag der commissie van rapporteurs, betreffende
het ontwerp van wet tot het in overweging nemen
van een voorstel tot verandering van Hoofdstuk X
der Grondwet, wat betreft art. 194.
Wat de opmerking betreft, dat de wyziging in
het oorspronkeiyk voorstel gebracht, niet in de
afdeelingen is onderzocht en dat zy zonder schrif-
telyke gedachtenwisseling is aangenomen, tegen
haar meent de voorsteller, mag men aanvoeren èn
dat het voorstel tot eene verzending naar de afdee
lingen niet is gedaan, èn dat blpkbaar de gedach
tenwisseling uitvoerig genoeg is geweest. Overigens
is het ontbreken van schrifteiyke gedachtenwisse
ling moeieiyk als een ernstig bezwaar te beschou
wen op een oogenblik, dat men zonder eenig be
zwaar berust in het nieuwe art. III der Grondwet,
waarby het verplicht onderzoek in de afdeelingen
wordt opgeheven.
De voorsteller brengt nog altyd gaarne hulde
aan den geest van vryheid en recht, die art. 194
in de Grondwet van 1848 heeft doen neerschry ven.
Hy vreest evenwel van geen enkele zyde tegen
spraak, wanneer hy beweert dat die geest uit de
tweede en derde alinea van het bestaand artikel
niet sproekt en nooit gesproken heeft.
De vergeiyking van de godsdienstvryheid met
„het recht van iedere minderheid op maatschappe-
lyk onderwps zonder krenking harer godsdienstige
overtuiging" is hem na herhaalde overweging duister
van zin en beteekenis gebleven. Het schynt dat hier,
als geiyksoortig, naast elkander geplaatst wordende
zaken, die niet gelyksoortig zpn. Godsdienstvryheid
en vryheid van onderwys staan naast elkander en
zpn van dezelfde soort. Alleen dan, wanneer men
sympathiseerde het meest van allen met keizer
Napoleon, met wien hy dikwyls en zeer intiem
verkeerde.
Men had dus mogen verwachten, dat Napoleon
deze keuze aangenaam zou vinden. Dit was echter
niet het geval. De keizer was in hooge mate ver
drietig en deed volstrekt geen moeite om dezen voor
zpne omgeving zeer onaangenamen gemoedstoestand
te verbergen. En wat was de oorzaak van deze
misnoegdheid? Niets anders dan dat men den keizer
op het laatste station voor Frankfort een vol kwar
tier lang op frissche paarden had laten wachten,
daar de vooruitgezonden koerier den tyd der aan
komst abusieveiyk een kwartier later opgegeven
had! Kleine oorzaken, grooto gevolgen! De toorn
van den keizer kon zich niet op hem, die de oor
zaak van zpne ontevredenheid was, uitstorten,
want deze was reeds ver vooruit, maar hy wilde
een offer hebben en dit moest nu juist de hem
in Frankfort het eerst ontmoetende koning Frede
rik zpn.
In 't begin evenwel kwam dit plan niet tot uit
voering. De koning liet zich met zpne groote
handigheid en welsprekendheid niet uit, zoodat de
cour zonder eenige onaangename storing verliep
en het uur van het feestmaal, welks arrangement
Frederik I van Wurtemberg eveneens op zich ge
nomen had, naderde. Men mocht met recht eene
tafel verwachten, welke ten opzichte van alles, wat
er gegeten en gedronken zou worden, aan de hoogste
eischen zou voldoen.
En dat was inderdaad zoo. Maar het humeur
van den keizer was oorzaak, dat niemand van al
de heerlpke gerechten iets genoot, behalve de be
dienden.
En dat ging zoo voort.
Koning Frederik I van Wurtemberg geleidde den
keizer naar de eereplaats aan tafel en verzocht hem
in met zorg gekozen woorden, na de vermoeienisson
der lange en inspannende reis eenige ververschin-
gen te gebruiken.
De keizer dankte in korte woorden en nam zpne
plaats in. Om hem zat een doorluchtige kring van
vorsten, wier oogen alle gericht waren op den
almachtigen beschermer, wiens fronsen met de
wenkbrauwen hen deed beven en wiens glimlach
hen gelukkig maakte.
En het feestmaal begon.
Maar hoe verleidelpk ook het schouwspel en de
reuk der gepresenteerde sppzen waren, Napoleon
gebruikte niets. En ofschoon het bouquet van de
fijnste en kostbaarste wpnen hem uit de gepre
senteerde gevulde kelken te gemoet stroomde, de
keizer wees eiken dronk hardnekkig af.
Nu schreef de hofetiquette van dien tyd echter
voor, dat sppzen en dranken, van welke de voor
naamste gast der tafel, wien de schotels en glazen
het eerst gepresenteerd werden, niets nam, ook
door alle overigen onaangeroerd moesten blpven.
Zoo circuleerden dan de heerlpke schotels en de
glazen met hunnen welriekenden inhoud om de
geheele tafel, zonder dat ééne hand zich er naar
uitstrekte en keerden eindeiyk, zonder aangeroerd
te zyn, in de voorkamer en van daar in de keuken
terug. Koningen, hertogen en vorsten moesten
hongeren, omdat do voormalige luitenant der artil
lerie het wilde.
De koning van Wurtemberg was ten einde raad.
Dat deze boosheid van den keizer speciaal op hem
gemunt was, achtte hy önmogelyk. Wat te doen?
Niets anders dan de luim verdragen. Maar was
dat inderdaad het eenige middel Neen, er was er
nog een, men moest den overmoedige tot spreken
dwingen I
Daarom stond hp op, toen de maaltpd zoo
hier van een maaltpd sprake kan zpn halfafge-
loopen was en naderde den Franschen keizer.
(Slot volgt.)
voorstelde de vrpheid van onderwys uit de Grondwot
te schrappen, zou er sprake van eene schrapping
der godsdienstvryheid kunnen zyn.
Wat het eerste lid van het nieuwe artikel betreft,
met den heer De Ranitz is hy het eens dat zorg
iets anders is dan toezicht, bemoeiing. Zorg betee-
kent evenmin ingrypen in de vryheid van onder
wps, als dat de Staat overal scholen moet oprichten.
Van het vestigen eener „verplichting" om het
bpzonder onderwys te bekostigen, is zegt de
voorsteller hier geen sprake, en deze beteekenis
is door geen der sprekers in de Tweede Kamer in
deze woorden gelegd.
De gewone wetgever zal over de regeling van
het onderwps hebben te beschikken; hp zal die
regeling kunnen treffen in den geest van de artt. 20 en
21 der Armenwet, maar, evenzeer als art. 195 der
Grondwet eene andere regeling van de armenzorg
toelaat, is dit ook het geval met art. 194 ten op
zichte van het onderwys.
Wil men nu door de Grondwet de eene of andere
regeling van het onderwys onmogelpk maken, dan
kan men niet langer zeggen dat de Grondwet aan
allen gelpk recht en gelyko bescherming verleent.
De Grondwet heeft geen party te kiezen tusschen
hen, die meenen dat het onderwps bp voorkeur
door den Staat behoort te worden gegeven, of hen,
die den Staat alleen uit nood als onderwpzer willen
zien optreden. Kiest de Grondwet party, hetzy
door uitdrukkeiyk voorschrift, hetzp door recht-
streeksch of zydelingsch verbod, dan, de voorsteller
mag de opmerking niet terughouden, dan wordt
de hoogste wet van staat niets meer dan eene
partpwet.
Wat het 2de en 3de lid betreft onderschryft de
voorsteller zonder eenig voorbehoud de toelichting,
door de Regeering in 1848 by de vierde alinea ge
voegd en acht het eene verplichting voor den Staat
dat toezicht en dat onderzoek by de Wet te rege
len. Er moet aan eischen worden voldaanop welke
wpze en in welke mate dit moet geschieden, zegt
do wet.
Hp wpst er voorts op dat in de afdeelingen der
Tweede Kamer door voorstanders van het openbaar
onderwys werd erkend, dat de tegenwoordige Grond
wet de bevoegdheid tot het verleenen van bpdragen
in de kosten van byzonder ondorwps niet uitsluit.
Waarom de voorstanders van dit ontwerp het
toenemen der propaganda voor elke aan den gods
dienst vpandige of voor elke onkerkelpke richting
met behulp der openbare kas, als gevolg van het
wegvallen der tweede en derde alinea, niet bpzon
der vreezen, behoeft wel geen verklaring. De beste
verklaring daarvan wordt gegeven door de woorden
uit de rede op 19 Maart 1886 door den heer De
Beaufort in de zitting der Tweede Kamer gehouden.
Of eene onstaatkundige daad erger is dan een
irrationeele daad op staatkundig gebied durft de
voorsteller niet beslissen. Hy wil evenwel niet ont
kennen dat het lager onderwys eene voorbereiding
voor de uitoefening van de kiezerstaak kan zyn,
maar moet er byvoegen dat het slechts eene vor
verwpderde voorbereiding is. De meening dat die
voorbereiding bp voorkeur door neutraal Staatson-
derwys zou moeten geschieden meent de voorsteller
beslist te moeten afwpzen.
Overigens wordt door deze Grondwet geene voor
bereiding tot de kiezerstaak gevorderd.
Het stelsel van onderwysregeling zal niet van den
eenen dag op den anderen worden omgezet, omdat
die onderwysregeling by de Grondwet aan den ge
wonen wetgever ls overgelaten, maar wel omdat
die onderwysregeling niet naar de eischen van recht
en billijkheid zou zpn geschied.