H\ 8337. A». 1887. Eene Kunstenaarsloopbaan. Yrijdag' Juni. feuilleton. ftze Qoarant wordt dagelijks, mei uitzondering ran gpn- en feestdagen, uitgegeven. EENE SCHETS LBID80H DAGBLAD. j PRIJS DEZER COURANT: Ugmg Voor Leiden per 3 maanden1.19. Franco per post1.40. Afzonderlijke N'ommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 regels/1.05. Iedere regel meer/0.174. G roe te re letters naar plaatsruimte. Voor het incas- eeeron buiten de stad wordt 0.10 berekend. 4) VAN Mr. CLOVIS. Menig vader, meenende dat de leermeester niet Tdleen onderricht, maar ook zijne eigene gaven &an anderen kan schenken, vertrouwde aan Matthieu E'jjne jongens toe. En, mocht hy hjarin ook ai niet slagen, mochten ook al niet allen dat talent 'deel achtig worden, toch scheen men dat onderwijs van onzen jeugdigen vriend op prijs to stollen, toch schoen men by uitstek voldaan mot de uitkomsten zijner lessen. Dezen toch zagen zich op merkbare wjjze toe nemen en dit zélfs zóó, dat ffietthieu zich genood zaakt zag de schoolbanken te verlaten. 3Eet deed hem veel leed; het harte -toed hem pjjn bij de gedachte, dat hg weldra niert meer met or.s zoude zijn, dat wg spoedig niet meer met hom ■mochten ronddwalen er. zingenmaar boven dat alles stond een hooger, «edeler doel. Hy zag zich thans in staat gestold het 'brood voor zyne moeder te 'verdienen en der arme vrouw, na een leven vol owaren ar beid, vol weïken en zwoegen, de zoo zeer begeerde rust en kalmte te schonken. En al riep de oudo Novel duizend worf::.„Morblou, comrne c^est a regretter" en al bowoerêe de deken dat het jammer, erg jammer was van -den jongen, die ongetwijfeld eenmaal eeno hooge betrekking in de eleresij zou bekleed hebben, toeh verzetten zij zich niet tegen het plan van Matthieu, toch ont rieden zy het hom niet, want ook dit was in hun oogen de vervulling van een heiligen plicht. Enkele jaren zijn sedert dit oogenblik -.vervlogen. De gezellige vriendenkring bestond niet meer. Bij verschil van beroepskeuze was ook de plaats onzer vestiging zeer versoheiden geweest. Zij, die cich aan de studie wenschton ;te wyden, waren naar eene onzer academiesteden getogende handel, de industrie had anderen zich, .hetzij in Amsterdam, ihotzy in Botterdam, hetzij in Antwer pen doen vestigenweer anderen hadden het book met het zwaard verruild en moesten derhalve ver wijlen in eene der talrijke Ne.ierlandscbo garnizoens plaatsen, torwyl de toekomstige burgemeester ge leund lag over de dikke boekdoelen, welke ter secretarie van het een of ander dorp rustten, mis schien eene enkele maal zijne gedachten wijdende aan "Wïlliam, die reeds lang weer in het ouderlijke huis vertoefde. Allen waren wij verspreid, allen ver van elkan der verwijderd. En al herdachten wij ook menigmaal met genoegen die vervlogene jaren uit onze jeugd, al doemden ook weder voor onzen geest die gestalten onzer vroegere makkers op met wie wij zoovele en zulke aangename uren hadden doorleefd, en al herinnerden wy ons al dat lief en leed, dat wy samen genoten, samen gedragen hadden, toch be stonden die innige, hechte banden niet meer, welke ons vroeger hadden voreend. De tijd, de alles bedwingende tyd had ze losge maakt; wij hadden thans nieuwe kennissen, nieuwe vrienden, aan wie wjj nu onze toegenegenheid schonken, met wie wjj thans op dit oogenblik leefden en ons vermaakten. Niettemin waren wjj toch blyde, verheugd, wan neer soms het een of ander toeval ons te zamen brachtdan waren onze gesprekken steeds aan het verleden gewijd, dan was het immer; Eu weet je dat nog wel?en herinner je ook dat? en ken je dien nog en wat zou er van hem ge worden zijn, enz. enz. Dan leefden wy weder in dat verledene, dan kenden wij geen tijd, geen toekomst meer, dan wisten wy niet hoe laat het was, dan hadden wjj vergeten, wanneer do stoo- mende afstandszwelger ons wederom huiswaarts zou moeten voeren, dan dachten wy er niet aan dat op dat uur de tooneelvoorstolling, welke onze plicht ons gebood bij te wonen, een aanvang zou nemen en dan lazen de getrouwe komediebezoekers den volgenden dag in het dagblad eene beoordeeling van het een of ander drama of blijspel, dat volgens het affiche en -de advertenties gegeven had moeten worden, terwijl in werkelijkheid ten gevolge der ziekte van e6n der toonoolspelors een geheel ander stuk voor hst voetlicht was gebracht. Vain één onzer waren allen het spoor bijster gewerden; van een OEzer had niemand meer iets gehoord: <vxn Matthieu Kamp namelijk. Het toeval, dat in ons geheele leven, in ons geheelo zijn, zulk eene gewichtige rol speelt; hot toeval, dat dikwijls machtiger is dan de meest nauwgezette ijver, meer -aan het daglicht kan brengen -dan de nauwkeurigste onderzoekingen, dat toeval deed mij het verblijf van Matthieu ontdekken. Het was een heldere winterdagde groote, breede Soil, de voornaamste straat van hst weleer zoo rijke «Frankfort, leverde eon prachtig en groetsch schouwspel. De zon scheen heden den spot te ■drijven met de macht van den winterkoning; het was of zij hem in zijn eigon gebied wenechte te komen bestoken, of zij het plan gevormd had hem te verjagen uit zijn eigen rykmaar ook deze streed met een ongekenden moed; ook deze stolde alle pogingen in het werk, spande alle krachten in om den schepter te kunnen behouden, dien hij reeds geruimen tijd met-eene buitensporige tirannie had gezwaaid. Wel mocht het brandende hemellichaam er in slagen de grooto, lange ijskegels, gehecht aan do als het ware met een gouden gloed overtogen daken dier grootsche, trotsche en statige gebou wen, welke zich aan beide zijden verheffen, in den strijd tegen den verwarmenden stralenbundel het onderspit te doen delven; wel leverden die kleuren rijke druppels, welke telkens uit de hoogte neder- vielen, het bewijs, dat daar de macht van den witgebaarden man langzaam, maar zeker vernietigd werd; dat glinsterende, zilverachtige tapijt met millioenen kleine diamantjes bestrooid, die dikke, heldere sneeuwmassa, welke nog over de gohoole straat verspreid lag, gaf daarentegen te kennen dat de weerstand, hier geboden, niet vruchteloos mocht hoeten, dat hier beneden de zon tevergeefs getracht had ©enig terrein te veroveren. Het was of do ingezetenen genoegen schepten in dien vinnigen strijd, of zy getuigen wilden zyn van dien verwoeden oorlog tusschen deze zoo zeer vijandige elementen gevoerd. Pijlsnel reden zij voort, de rijk versierde narre- sleden met rinkelende bellen, die deftige clarences, die opene landauers en kleine bevallige coupé's, waarin deftige heeron in rijke pelsjassen en schoone, bevallige dames in kostbaar bont gehuld in achte- looze houding gozeten waren, somwijlen met een beleefden knik, met een vriendelijken groet kennissen en vrienden toewuivende. In een dor talrijke en druk bezochte koffiehuizen gezeten, liet ik den blik dwalen over die bonte menigte: ik aanschouwde dien rijkdom, ik bewonderde die weelde. Te midden van al die menschen, die mij vreemd, onbekend waren, ontmoet plotseling mijn oog den blik van een man in eene prachtige blauwe bonten pelsjas gedost. Wy staren elkander een oogenblik aan; het was duidelijk: heiden hadden wij een ons bekend gelaat aanschouwd, beiden riepen wij ons geheugen te hulp, maar ik alleen had gevonden. Het was mijn vroegero makkerhet was nfljn speelkameraad uit Mersol. Zoo spoedig mogelijk ijl 'k hem achterna en, hoewel hjj met haastige schreden zyn weg vervolgde, eene zijstraat insloeg, was ik toch spoedig aan zijne zyde. „Dag Matthieu, hoe maak jij het?" riep ik uit, hem by zyn arm grijpende. „Dag mijnheer I" kreeg ik ten antwoord. „Mijnheer, zeg je, Matthieu, mijnheer! Maar herken jo my dan niet meer?" „O zeker herken ik u." „Mijnheeruwat beteekent dat alles,, Matthieu? Komaan, al die gekheid op zy, hoorAl hebben wij elkander in lange niet gezien, daarom heeft de vriendschap toch niet opgehouden te be staan, ten minste niet van mijne zijde en van jouw kant toch zeker ook niet. Vertel mij eens, wat voer je hier eigenlijk uit?" „Ik ben hier aan de opera verbondon." „Aan de opera? dat doet my p'.eizier; maar dan toch ongetwijfeld erg hoog, hé?" „Ik ben eerste tenor." „Wel, wel, dan heb je het verder gebracht dan- pryswinner voor Morsels zanggezolschap. Weet je- nog wel, dat was volgens opzo jongensbegrippen* het hoogste toppunt van roen'i, dat je zoudt kunnen bereiken en thans eerste tenor aan de opera te Frankfort. Klein verschilha, ha, haDat heb je kranig geleverd, Matthieu; als het een ander was, zou ik jaloersch zyn, maar jou gun ik het wel, wij, hebben elkander nogal goed kunnen verdragen." Het gelaat van Matthieu had inmiddels eene geheel andere uitdrukking gekregen; het waas van droef geestigheid, van somberheid, dat in don aanvang over het geheele uiterlijk verspreid lag, verdween, langzamerhand; de blijde, vroolijke glimlach, uie vroeger steeds om zyne lippen speelde, trad weder te voorschijn en ook het oog toekende geheel andere gevoelens aan, uitte geheel andere gedachten dan zooeven, toen het my met verbazing, met verwon dering aanzag. „En vertel mij nu eens, beste vriend, hoe maakt het je oudje?" vervolgde ik. „O, uitstekend, uitstekend", antwoordde hij, terwijl thans genot en vreugde hem in vervoering brachten „zij woont nu ook hior, by my." „Dan ga ik met je mede, Matthieuje gaat zeker naar haar toe?" „Meen je dat werkelykzou je dat werkelyk willen doen?" vroeg hy op een toon, welke mij, vreemd in de ooren klonk. „Waarachtig, jongen, meen ik het; ik bon erg nieuwsgierig of zij my zal herkennen; wat zullen wy een boel to bepraten hebben over die vervlogen tyden, over die kinderjaren, zoo vol pleizier, zoo vol genot, zoo vol gelukwant wy waren gelukkig, uiterst gelukkig, niet waar?" „Ja, wy waren gelukkig," antwoordde hij en legde daarby een byzondoren nadruk op het woord waren. Ik begreep, dat hy hot op dit oogenblik niet was de bescheidenheid dwong my echter niet verder hierover uit te wyden en deed my het gesprek eeno geheel andere wending geven. „En wanneer mag ik je stem nu eens komen bewonderen?" vroeg ik to dien einde. „Je komt nog juist by tyds, myn waarde; ik neem heden afscheid van het Frankfortor publiek." „Afscheid", vroeg ik verbaasd, „verlaat je dan het tooneel „Neen, dat niet, maar ik heb mij verbonden te New-York." „Dat is een aardig eindje uit de buurt; bevalt het je soms hier niet; moet je zoover je geluk zoeken (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 5