DE NACHT VAN DE INBRAAK, N°. 8352. Donderdag 12 Mei. A0. 1887. feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven. ASTER. LEÏDSCÏÏ DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon per 3 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Tan 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.174. Grootere letters naar plaatsruimte. Yoor het incas- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. 6) (naar het Engelseh) DOOR „Dat is plezierig, niemand om ons te helpen! AVe moeten maar op onze eigene tegenwoordigheid van geest vertrouwen, dat is al wat we doen kannen", zeide Cateau, terwijl ze opstond en zich aankleedde. „Cateau?" vroeg ik met tranen in de oogen, „zouden wij nu allen vermoord worden?" „Neen lieve", zeide Cateau. „Het ergste dat ge beuren kan, is dat de arme Mr. Denbigh het zil verwerk der familie en het geld dat hy heeft en dat Miss Denbigh hare juweelen zal verliezen. Maar als ik het voorkomen kan, zal er in het geheel niets verloren gaan." „Wat gaat ge doen Cateau?" vroeg ik bevende van angst. „Blijf gy kalmpjes hier", zeide zy, „dan zal ik naar de kamer van Mr. Denbigh gaan. Ik weet dat hy daar geladen pistolen heeft. Als ik ze gevonden heb, kom ik er hier mede terug. Maak in 's hemels naam geen leven, Madelaine 1 Ik zal wel zorgen dat niemand my hoort." „Wat wilt gy daarmede beginnen?" riep ik uit, terwijl ik my aan Cateau vastklemde. „O Cateau! laten wy vluchten." „En die oude dame in den steek laten, die mis schien vermoord wordt?" zeide Cateau. „Neen,dat zal nooit gebeuren. Kom Madelaine, lieve, doe uw best om niet zoo te beven; ga wat liggen tot ik terugkom." O die doodsangst, dien ik uitstond, toen zy weg wasIk ben er nog verwonderd over, dat ik, toen het daglicht aanbrak, myn haar niet grys geworden vond. Ik kon duidelijk hooren, dat er leven bleef in huis. Na verloop van vjjf minuten, welke door myn vreeselyken angst een menschenleven geduurd had den, hoorde ik Cateau terugkomen. Bij het licht van het lampje was haar mooie gezicht heel bleek; maar zij zag er flink, onver schrokken, moedig uit. „Madelaine," zeide zy, „de dief is in de kamer van Mrs. Denbighik ga hem doodschieten. Ik zal hem gelegenheid geven om te ontkomen, maar als hy daar geen gebruik van maakt, is hy een ver loren man. Gy doet beter van niet met mij mede te gaan. Gy zyt al genoeg geschrikt." „Ik moet met u mede, Cateau. Hier durf ik niet blijven," zeide ik. „Nu, ga dan mee, maar loop zachtjes," zeide zy. Heel zoetjes liepen we den gang af. Wat had ik er niet voor gegeven, dat het een droom ware ge weest, waaruit ik ontwaakte, veilig onder het dak van myn vader!" Toen wy by de kamerdeur van Mrs. Denbigh kwamen, hoorden wy duidelijk de zwakke, bevende stem dier oude dame en den ruwen toon van een man. „Goddank!" zeide Cateau, „er schynt er maar een te zyn!" „Nu, oude Mevrouwzeide die man, „ik heb geen plan u te vermoorden, of iets dergelijks; maar ik moet alles hebben wat gy aan geldswaarde of kost baarheden hebten bovendien moet gy my vertellen, waar uw zoon het zyne heeft." „Neen, dat doe ik niet, zelfs niet al wilt gy mij vermoorden," zeide de arme dame. Toen hoorden wy hem met versnelden pas over de kamer loopen, en Mrs. Denbigh kermen, alsof iets haar vreeselyk pyn deed. In een oogenblik stond Cateau voor hem, en legde het pistool op hem aan, met den vinger aan den trekker. „Waag een stap," riep zy uit, „en gij zijt een man des doodsIk zal je doodschieten, zooals ik een hond doodschiet." Ik geloof wezenlyk, dat die arme ellendeling iemand uit eene andere wereld voor zich meende te zienhy liet de oude dame los, en keek naar dat kloeke meisje. Zy keek hem moedig, met door dringenden blik aan, en deinsde in 't minst niet terug. „Ik verlang geen onzin, Miss," zeide hy norsch. „Ik verlang alleen het zilverwerk en het geld. Gy kunt dat pistool gerust neerleggenik ben er niets bang voor. Het is toch niet geladen. Gy deed beter de dingen kalm te krijgen, en my te geven wat ik wil hebben; er zal u geen van allen kwaad ge schieden. Ik weet, dat gy hier alleen zyt." „Gy krijgt noch zilverwerk, noch geld," zeide Cateau, met van kwaadheid fonkelende oogen. „Luister naar mij, ik ben een goed schutter. Ik twijfel niet, of als ik het wil, kan ik je nu juist raken; als gy je beweegt, schiet ik." De man stond stil: woede en moordlust waren op zyne vreeselyke tronie te lezen. Slot volgt.) G»men|fd Op een huiselijk feest, dat de schilder Jozef Israels, te 's-Hage Maandag-avond in het „Hotel des Indes" vierde, werd o. a. een zyner bekende stukken „De naaischool te Katwjjk" als tableau\ivant door eenige der gasten voorgesteld. Dank zy de hulp van een kunstbroeder, den heer Josselin de Jong, was vooral het licht prachtig weergegeven. Door het breken van den strop viel gisteren een vat tabak, dat in een pakhuis aan de Zoutkeetsgracht te Amsterdam werd opgehe- schen, op het lichaam van een der sjouwers, die daardoor doodelyk werd gekwetst. Een photograaf-1 eer ling te Utrecht had het ongeluk, dat hem by het eten een stukje vleesch in de keel bleef zitten. Alle pogingen, die onmiddellijk in het werk werden gesteld, bleven vruchteloos. De ongelukkige was binnen weinige minuten een lyk. Eene dienstbode, ThérèseD., heeft zich te Bordeaux van het leven beroofd. Hare vriendinnen, die haar niet als gewoonlijk aa,n het werk zagen, gingen naar haar zoeken en vonden eindelijk Thérèse's lyk op den bodem van eene dei- badkuipen in de badkamer van het huis. Zij lag op den rug met gebogen knieën en had in deze houding den zonderlingen moed gehad den dood af te wachten. Uit een ingesteld onderzoek is ge bleken dat Thérèse zich uitgaf voor ongehuwd, ter wyl zy werkelijk getrouwd en daarenboven moeder was van een kind van zeven jaren, dat verpleegd werd in een weeshuis. Haar man had haar sedert eenige jaren verlaten. Nooit had zy dit uit het hoofd kunnen zetten. In Servië is de oneenigheid tus schen koning Milan en zijne Russisch-gezinde ge malin niet bijgelegd. De koningin vertrekt met den kroonprins den 12den Mei naar Jalta in de Krim, ten einde daar voorloopig verblyf te houden. Onder de telegrammen werdreeds melding gemaakt van de aanvaring, welke op de Normandische kust heeft plaats gehad. Uit de na dere berichten blijkt het volgende: Het stoomschip „Champagne", dat juist een jaar geleden zyn proeftocht maakte, vertrok Zater dag-ochtend uit de haven van Havre met bestemming naar Amerika. Deze was uiterst kalm, maar er hing een zware mist, zoodat de misthoorn voort durend werkte. Onder de passagiers 100 eerste klasse en 900 tweede klasse en tusschendeks dacht niemand aan eenig gevaar. Tegen den middag, toen het meerendeel der passagiers op het dek was, sprong plotseling uit den mist een reus achtig gevaarte naar voren en stootte op de „Champagne". Dat was het stoomschip „La ville de Rio Janeiro", metende 1100 tonnen. De schok was zóó hevig, dat de „Champagne" nagenoeg op stuurboordzij werd geworpen en een groot gat ge slagen werd aan bakboordzij even boven de water linie. Onder de landverhuizers waren 700 Italianen. Deze verloren dadelijk alle tegenwoordigheid van geest en wilden zich met geweld meester maken van de roddingsloepen. De officieren en matrozen boden een wanhopenden tegenstand. Toch gelukte het den Italianen, eene boot, die reeds was neer gelaten, te vermeesteren. Er gingen er echter zoovelen in, dat de boot omsloeg en allen ver dronken, de meesten vrouwen en kinderen. De kapitein zag dadelyk dat hy het schip niet meer naar Havre zou kunnen terugbrengen, doch dat hij allen zou kunnen redden door het schip op eene zandbank te laten loopen. Dit plan werd dan ook met goed gevolg ten uitvoer gebracht. Onder tusschen werden noodschoten gelost, waardoor de „Ville de Bordeaux" opmerkzaam werd gemaakt op het ongeluk en te hulp kwam. Velen der passagiers en der bemanning van de „Ville de Rio Janeiro", die op wrakken ronddreven, werden door dit schip gered. De „Champagne" ligt op dit oogenblik op de bank aan de Normandische kust ten noorden van Bageux. In 't geheel zyn 38 personen verdronken, waarvan 3 matrozen. Den volgendon dag had er weer eene aanvaring plaats. De kapitein der „Bretagne", die Zondag uit Nieuw-York te Havre aankwam, deelde mede dat hy in het kanaal eene Noorsche bark in den grond heeft geloopen. De bark was onmiddellyk gezonken, maar de opvarenden waren gered. Eindelijk is het gelukt om inde Na- naimomijn, Britsch Columbia, door te dringen. Er waren 101 blanken en 75 Chineezen in de myn, toen de ontploffing plaats vond. Twaalf van de blanken zyn gered, waarvan er één later stierf, zoodat er totaal 165 menschen door verstikking bjj deze ramp zyn omgekomen. De meeste blanken waren landverhuizers uit Engeland. In een duel tusschen twee studenten te Pesth werd een door een pistoolschot gedood. By het doopen v a n een negerinde rivier te Nieuw-Orleans brak een houten beschot, waartegen een aantal menschen leunden. 100 vielen in het water; 10, de meesten kinderen, verdronken. In een dorp in Moravië viel een aantal boeren de Joden aan, die zy gruwelijk mis handelden. Uit Prerau werden troepen ontboden, die de orde herstelden en verscheidenen der belhamels arresteerden. Te beginnen met Zaterdag 21 Mei zal te Nieuw-York het stelsel van halve vrije dagen op Zaterdag worden ingevoerd. De adsistent by het Duitschesta- tion Narhgang, is gisteren te Berlyn veroordeeld. Hem werd de schuld gegeven van het ongeluk, dat den 24sten September 1886 bij het station Potsdam plaats had en waardoor verscheidene personen van het reserve-corps werden gedood of gewond. Het is gebleken dat zulks aan plichtsver zuim is toe te schrijven, zoodat hij 1 jaar gevan genisstraf zal moeten ondergaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 5