N°. 8351.
DE NACHT TAN DE INBRAAK,
A0. 1887.
feze <Qouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
Woensdas: 11 Mei.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.06.
PRIJS DER AD VERTE N TIEN
Tan 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer S.174.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas-
seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
5)
(naar het Engelsch)
door
ASTER.
Hoofdstuk III.
Het verdere gedeelte van onzen eenzamen dag
ging vry aangenaam voorbij. Wij aten als gewoonlijk
om zeven uur en na tafel amuseerde Cateau zich
zelve en my met het voorlezen van eenige legendes
van Ingoldsby. Ik vergat al mijne vreezen van
's morgens en we zaten in de huiskamer totdat
het tien uur sloeg. „Mij dunkt," zoide Cateau, „in
mijne hoedanigheid van vrouw des huizes en als
verantwoordelijk persoon mocht ik wel gaan zien,
of de meiden naar bed zyn on het huis veilig ge
sloten is?"
„Dat moet ge vooral doen, Cateau", hernam ik.
„Misschien denkt Mrs. Martha, dat ik buiten
mijne rechten treed, zooals zij dat noemt," zeide
Cateau; „maar dat kan mij niet schelen, gaat gij
mede, Madelaine?"
Zij liep langzaam door de donkere gang. De be
dienden wilden juist naar bed gaan. Met haar vrien
delijk, lachend gezicht, waarmede zij altijd iedereen
voor zich innam, zeide Cateau, „ik dacht, Mrs. Martha
ik moest eens komen kijken of alles in orde is."
„Ja Miss", Z9ide Martha op haar beurt glim
lachende; „ik heb juist de rondte gedaan, precies
zooals ik iederen avond doe, als mijnheer thuis is."
„De deuren zijn gegrendeld en gesloten, en de
luiken dicht. Het is hier veilig. Sara en ik wilden
juist naar bed gaan. Is er van avond nog iets van
uw dienst, Miss?"
„Neen," zeide Cateau. „Goeden nacht, Martha,
droom genoegelijk."
Een zacht gegrinnik van de werkmeid hoorden
wij, toen we weggingen.
„Madelaine!" zeide Cateau, „ik ga naar mijne
kamer, goeden nacht kind, gij ziet er vermoeid
uit. Maak, dat ge gauw in slaap komt."
Gemengd Nle«W®.
Men schrijft uit N o o r d w y k aan Zee:
De prijzen der visch waren gisteren als volgt:
tongen 25 a 35 c. per stuk, binnenlekschol ƒ4 a f 5
per mand en scharren 2.75 a f 3 per mand. De
besommingen waren van f 30 tot f 50 per reis.
Zondag-morgen is afgebrand de boer
derij bewoond door Mesman, aan den Schalkwjj-
kerweg nabij de Ringvaart van Haarlemmermeer.
Het vee is gered. Man en vrouw waren ter kerk.
De dienstboden hadden niet den tijd hun eigen
kleeren te redden.
Uit Amsterdam. De brandweer
bluschte een grooten uitslaanden brand, perceel
Haarlemmerstraat 73, waarin een galanteriewinkel
is gevestigd, door de werking van drie handspuiten,
eene brandkraan en eene stoomspuit.
In een café in de Warmoesstraat ontstond een
kleine binnenbrand, doordat de eigenaar van het
café met eene brandende petroleumlamp van de
trappen viel. De brand werd spoedig gebluscht,
doch de man heeft eenigo brandwonden bekomen.
Door eene onbekende oorzaak ontstond in den
afgeloopon nacht een vrij ernstige binnenbrand in
het perceel Warmoesstraat 113, waarin een kasten
maker zijne werkplaats heeft. De brandweer, die
spoedig ter plaatse aanwezig was, werd de vlammen
in korten tyd meester.
Ik was spoedig in mijn lieve, kleine slaapkamer;
ze zag uit op den hoogen weg naar Rottingdean. Toen
ik de luiken sloot, zag ik, dat het heel donker was.
Ik zeide myne gebeden op en na een paar minuten
sliep ik gerust. Hoe lang ik sliep, weet ik niet;
maar ik ontwaakte uit een droom over thuis en
vader, door een zacht geluid. Nooit sliep ik vast.
Ik luisterde aandachtigik kon niet dadelijk zeggen
wat het leven was, dat ik hoorde, toen ik het op
eens wist thuis te brengen. Een paar dagen ge
leden, hadden Miss Denbigh en ik gelachen om het
geluid van het raam van de zitkamer onder mijne
kamer, als het voorzichtig werd opgeschoven. Ik
stond op en ging naar het raam, deed het zachtjes
open en keek uit. Alles was stil. Ik kon niemand
onderscheiden. „Ik hob zeker dat geluid in myne
verbeelding gehoord," zeide ik tegen mjj zelve en
ging weer liggen. Toch bleef ik aandachtig luis
teren, maar alles was stil en rustig. Tien minuten
later herhaalde zich mijne vrees met vernieuwde
kracht, want nu scheen het my toe, dat ik een
van de stoelen in de zitkamer hoorde omverwerpen.
Ik schaam me niet te zeggen, dat ik doodelyk ont
steld was. Cateau's kamer lag een eind van de
mijne af; de meiden sliepen verder weg, er was
niemand dicht bij, wien ik om hulp kon roepen.
Alles werd weer stil, en ik begon te hopen, dat ik
mij vergist had. Geloof me, een geluid in het holste
van den nacht, in een eenzaam buitenhuis, en te
weten, dat er noch hoop, noch kans op hulp is, is
lang geen aangename gewaarwording. In mijn go-
spannen zenuwtoestand hoorde ik daarop duidelijk
het gekraak van stoelen, alsof er iemand voorzichtig
wilde opklimmen. Het bloed steeg plotseling naar
mijn hoofd; mijne tong kleefde aan mijn gehemelte.
Het koude zweet stond op mijn voorhoofd. Ik viel
bijna flauw van angst. Het leven hield op. Ik luis
terde een poosje, maar hoorde niets meer. Toen
niet langer in staat, dat zenuwachtige, ellendige
gevoel uit te houden, stond ik op, deed mjjne morgen
japon aan en stak mijne lamp op. Heel zachtjes
opende ik de deur van mijne kamer, en keek er
uit; alles was doodstil. Hierdoor wat moediger ge
worden, nam ik mijn licht op, en ging zoetjes naar
Cateau's kamer. Tweemaal klopte ik, voordat zij
mij hoorde. „Wie is daar?" riep ze eindelijk.
„Ik ben het Cateau," zeide ik, „laat mij binnen
komen. „Madelaineriep zij uit, „in 's hemels naam,
wat scheelt er aan? wat wilt ge?"
„Ik hoop dat er niets is," hernam ik; „maar ik
ben vreeselyk geschrikt. Ik durf niet in mijne eigene
kamer blijven en kom hier een toevlucht zoeken
voor het verdere gedeelte van den nacht."
„Arm, klein, zenuwachtig kind!" zeide Cateau,
terwijl zjj de deur sloot en het licht uitblies. „Ja,
blijf in a^e geval hier bij mij. Waar schrikte je
zoo van?"
„Ik meende, dat ik iemand hoorde, die het raam
van de zitkamer opende en toen naar boven ging,"
antwoordde ik.
„Madelaine," zeide Cateau ernstig en toch alweer
half in slaap. „Gij zjjt bepaald een gansje."
Dit was de tweede maal dat Cateau deze op
merking maakte en ik begon te gelooven dat het
waar was. Lang lag ik wakker; maar alles bleef
stil, ik hoorde geen geluid of beweging. Lang
zamerhand vergat ik mijn schrik. Hot beven mijner
ledematen en het kloppen van mijn hart bedaarden.
Mijne gedachten kwamen weer op vader en thuis,
toen ik voorzichtig en langzaam de kruk van de
deur eens, twee-, driemaal hoorde omdraaientoen
werd alles weer stil, ik was eenige oogenblikken
als betooverd, mijne vrees veranderde in doodsangst.
Eindelijk stootte ik Cateau zachtjes aan. Zy bewoog
zich even, maar werd niet wakker. „Cateau,"
fluisterde ik opnieuw, „word wakker! Er is iemand
in huis."
„Och! Madelaine," zeide ze knorrig, „wat zijt ge
toch eene groote onuitstaanbare plaagHet is alles
onzin, gij hebt weer gedroomd."
„Neen zeker niet, ik heb niet gedroomd. Ik
maar zij viel mij ongeduldig in de rede: „Wat
hebt ge nu weer gehoord?"
„Ik hoorde dat iemand de kruk van onze deur
omdraaide," zeide ik, „ik heb het duidelijk gehoord|
twee- of driemaal."
„Belachelijk," zeide Cateau, „maar" o hemel!
de woorden bestierven op haar lippen, want wjj
hoorden een plotseling doordringend gegil en het
toeslaan van eene deur.
„Gij hebt gelijk, Madelaine, dit moet ik eindelijk
bekennen." (Wordt vervolgd.)
Een 40-jarig man werd op den O. Z. Voorburg
wal aangevallen door vier onbekende jongens, die
uit zijn broekzak f 2.50 stalen.
Aan eene juffrouw uit de Egelantierstraat werd
in den Franschen Bazaar eene portemonnaie met
f 5 gerold.
Een meisje uit de Blankenstraat werd gesnapt,
toen het aan een 6-jarig meisje uit de Czaar Peter
straat een gouden oorbelletje ontvreemdde.
Er ontstond op den O. Z. Achterburgwal eene
vechtpartij en als gevolg daarvan oen volksoploop.
Eenige agenten van politie sommeerden tevergeefs
om uiteen te gaan, doch werden als antwoord daarop
op steenworpen onthaald. De agenten waren toen
genoodzaakt van den stok gebruik te maken. Een
agent bekwam met oen mes eene wonde aan de
hand, een ander bezeerde zich door te vallen ernstig
aan de knie.
In de P.-C.-Hooftstraat is door de politie een
man in bewaring genomen, die blijken gaf van
krankzinnigheid en uit Meer-en-Berg bleek te zijn
ontvlucht. Men vond bij hem een kleermakersschaar
en een spoorkaartje van Haarlem naar Amsterdam.
Hjj werd naar het Buiten-gasthuis gebracht.
Gistermorgen werd een opgeschoten jongen, die
onder de opgeroepen miliciens en het volk, dat
voor de militiezaal op het Singel stond, oproerige
biljetten verspreidde, door de poliue gearresteerd
en naar het bureau aan de Oudebrugsteeg gebracht.
Bij den landbouwer A. Reurink, te
Radewijk, in het noorden van Overijsel, is eene koe
gestorven, die bij opening in de ingewanden twee
slangen bleek te hebben, van welke eeneter lengte
van meter.
Een milicien, dezer dagen in dienst
getreden, wilde gaarne zijnen ouders berichten dat
hjj behouden in de kazerne was aangekomen en
reeds gekleed was, doch had hot ongeluk, niet te
kunnen lezen of schrijven. Hjj deelde zjjn voornemen
mede aan zijn „slaap", zijnde een oud-gediende,
en deze verklaarde zich direct bereid, om hem de
behulpzame hand te bieden. Hy had dan maar
slechts te zeggen, wat hij geschreven wilde hebben.
Toen de brief zoogoed als ten einde was, vroeg
hij den recruut„Moet je nou niks voor den ser
geant-majoor vragen? Een kistje sigaren b. v.
of wat anders?"
„Dat kan ik hier zelf wel koopenluidde het
antwoord. „Neen jong, dat gaat niet! De majoor
mag niks van jou aannemen. We zullen zijn adres
hier in zetten, dan kan je vader het opsturen en
weet de opper toch wel, van wien het komt."
Zoo gezegd, zoo gedaan, en hedenmorgen ont
ving de oude krijgsman, in plaats van den ser
geant-majoor, als postpakket een honderd sigaren.
De slimmerd had natuurlijk zyn adres opgegeven,
wat de ander door zyne onwetendheid niet gewaar
kon worden. Haagsche Grt.)