Hit nummer bestaai nit Tier Bladen.
N°. B343. Maandag; £2 IMei. A0. 1887.
Een terugblik.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 30 April.
LEIDSCH sS8§ DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Toot t>eiden per 3 maanden1.10.
Frane« pet post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Abonné's, die met 1°. Mei verhuizen,
gelieven daarvan, liefst schriftelijk, nauw
keurige opgave te verstrekken aan ons
Bureel, Doezastraat IV0. 1.
Het tooneelsoizoen is wederom ten einde. De
godin Thalia heeft afscheid genomen en van hare
gaven rest ons op dit oogenblik niets anders dan
de herinnering. Bijzonder aangenaam, by uitstek
blyde kan ons die herinnering niet stemmen. Onze
eigenliefde voelt zich gekwetst, onze nationale hoog
moed gekrenkt by de overweging dat gedurende
dit geheele tooneeljaar geen enkel voortbrengsel
van eigen bodem, geen enkel nieuw gewrocht van
een Noderlandsch auteur hier voor het voetlicht
gebracht is geworden.
Een achttiental aan Fransche schrijvers ontleende
stukken, zes uit het Duitsch vertaalde Possen, eene
enkele tragedie van den grooten Engelschen dichter,
van den onsterfelyken Shakespeare en wyders enkele
kluchten of stukken uit de oude doos, ons reeds
van vroeger bekend: dit vormt het internationaal
programma, waarin wy ons dezen winter hebben
kunnen verheugen. Het leeuwenaandeel komt der
halve der Fransche school toe; trouwelooze liefde
in alle mogelijke verscheidenheid, ontucht op de
meest verschillende wyze beschreven en berede
neerd, natuurlijke kinderen, voldoende in aantal om
een geheel register van den burg. stand te vullen
en dergelyken meer. De woorden van den Nederland-
schen Spectator der 18de eeuw zyn derhalve ook
thans nog van toepassing; ook thans geldt nog:
Men eet, men drinkt, men anuift in 't Franach, 't zijn
Fransche zuchten
't Zijn Fransche lonkjes, Franach ia 't wat men hoort en ziet
Ia niet uw liefde Franach, zij treft haar doelwit niet,
Men valt zelfs op z'n Franach in d'armen zjjner dame
En d'eerate streeltaal is: Mon coeur, ma vie, ma flamme.
Den llden October opende onze schouwburg zyne
poorten voor eene talrijke menigte, die hare be
wondering kwam schenken aan de meesterlijko
schepping van Augier, De familie Fourchambault.
De bouquetten aan de dames Cath. Beersmans en
Marie Vink, de krans den heer D. Haspels als
welkomstgroet geschonken, zy leverden het bewys
hoe zeer deze corypheoën van het Nederlandsch toonoel
zich in de sympathie, in de achting en vereering
van het Leidsch publiek mogen verheugen. Den
19den October en den 8sten November mochten wy
de meest warme hulde brengen aan Duitschlands
eersten tooneelspeler, aan den beroemden Ernst
Possart, die ons land te dier tyde met een aantal
gastvoorstellingen vereerde. Welk talent, welk
meesterschap der kunst, welke zeggingskracht
mochten wy in dien man bewonderen!
Stelde hij ons in Der Kaufmann von Venedig den
haat, de woekerzucht voor oogen, deed hij ons
afschuw, verachting gevoelen voor dien ellendigen,
wraakzuchtigen Mammonaanbidder, in den Freund
Frits wist hij ontzag en eerbied af te dwingen voor
den goedmoedigen, hartelyken en onbaatzuchtigon
huwelijksmakelaar Rabbi Sichel. Te betreuren viel
het dat hy geen beteren steun en bijstand in zyne
medespelers mocht vinden.
De avond van den 25sten Oct. was weder aan Emile
Augier gewijd en ditmaal aan zyne Les Affrontés,
in onze taal overgezet in Be Schaamteloozen. Dit
stuk kon niet op bijster veel succes roemen.
Bepaald te verwonderen was dit nietde auteur
had deze comedie geschreven naar aanleiding eener
gebeurtenis, welke ettelijke jaren geleden in Parijs
veel besproken werd; het was dus oorspronkelijk
een lokaal sensatiestuk; by het gemis van deze
actualiteit was het niet in staat hier te lande
eenige belangstelling op te wekken. Le fiacre 117,
dat ons wederom den volgenden dag naar den
schouwburg leidde, was een bopaald geestige farce
en werd door het Fransche gezelschap van den
impresario Schürmann met de Gallische levendigheid
en verve weergegeven. Dezelfde verklaring kunnen
wy ten beste geven omtrent de opvoering van
Ninichc en Le bonheur conjugalook hier die
Fransche humor, ook hier die jeu de mots, die
gezegden, tintelend van geest, dat va et vient
continuel en ook hier dat krachtige opgewekte spel.
Den lsten November werden wy voor het eerst
in kennis gebracht met een voortbrengsel van
Duitschen bodem, met Tilli, van Francis Stahl, eene
by uitstek onnatuurlijke en gechargeerde Schwanke.
Het was hier dat wy den heer Tartaud de eerste
maal te midden van dit gezelschap zagen optreden.
De plaats van een goeden jeune amoureux, welke
tot op dit oogenblik onbezet was gebleven, zagen
wy hiermede op zeer bevredigende wijze ingenomen.
Op geene betere beoordeeling mag de bierknyp-
klucht der heeren Klausmann en Brentano, De
Brieven van Alfred, bogen; het geheel scheen ons
eene parodie te willen leveren op den hodendaagschen
hartstocht, op de tegenwoordige kunstmatig ge
teelde dwepery voor muziek in het algemeen en
voor die der toekomst in het bijzonder.
Den 20sten December mochten wy eindelyk eens
een Fransch drama hooren, geheel en al vreemd
aan huwelijksontrouw en verguizing der moraliteits
begrippen, een Fransch stuk met een zedolyken
tendenz, met eene veroordeeling gericht tegen het
spel. Niet alleen het werk zeh, Be Chamillac, van
Octave Feuillet, maar ook de opvoering mocht in
alle mogelijke opzichten de algemeene goedkeuring
wegdragen; de heer B. Haspels, in de titelrol, over
trof zich zeiven, terwijl wy mevrouw Coelingh-Vor-
derman nooit te voren met zulk een kracht en
gloed bezield hadden gezien.
Mevrouw Beersmans gaf den tweeden Kerstdag
by eene volksvoorstelling met haar onovertrefbaar
talent het lyden van de rampzalig ongelukkige
Maria Antoinette weer, waarby zy de toejuichingen
van een talrijk publiek mocht inoogsten.
Het nieuwe jaar ging gepaard met een tweetal
jubilea: het eerste van den ouden E. Bamberg, den
nestor der priesters van Thalia, die ons mot mede
werking van enkele artisten van den Amsterdamschen
Schouwburg by gelegenheid zyner zestigjarige loop
baan op enkele producten der oudere school ver
gastte; het tweede van Neerlands grootste tra
gedienne Mevrouw Beersmans, ter herdenking van
den dag, waarop zy vóór 25 jaren voor het eerst
het tooneel betrad. In de Matyre van d'Ennery
schetste zy ons den edelsten hartstocht, de reinste
liefde, namelijk die van kind tot moeder. De ryke
gift haar door Leiden's burgerij geschonken, de arm
band, waarmede zij door onze Minerva-zonen word
vereerd, de zoo welsprekende en tevens zoo harte
lijke taal van onzen hoogleeraar dr. Kern, dit alles
bewees hoezeer dat talent, hors lign6 hier algemeene
waardeering geniet.
Vry mochten wy in den aanvang dezes jaars onze
toejuichingen schenken aan Ik weet iets van je van
Rudolf Kneisel, eene Posse vol geest en humor, on
wijders aan De twee weezen van d'Ennery, aan de
Rantsau's der beide vrijheidsmannen Erckmann en
Chatrian, beiden stukken, die niet op nieuwheid
zich meer kunnen beroemen.
Door de bladen der hoofdstad bewierookt, ver
heven tot op het hoogste toppunt der volmaaktheid,
verguisd en vernederd door de beoordeelingen uit
do Hofstad, trad de Weener Komiker en bon vivant
Frans Tewele hier voor het voetlicht in Ein Engel.
Volgens ons bescheiden oordeel waren beido ge-
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 rogele 1.05. Iedere regel meer 0.17|.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incaa-
aeeren buiten do stad wordt 0.10 berekend.
voelens niet van zeer sterke overdrijving vry te
ploitenongetwijfeld was deze vreemdeling een goed
geroutineerd acteur, maar even zeker is het dat
hy in een strijd met onzen Willem Van Zuylen
den eerepalm niet zoude wegdragen.
Een bepaald aardig en humoristisch blijspel ont
moetten wy in Be Kruik of twee processen om echt
scheiding. In Baniéla van Felix Philippi ontwaarden
wy eene getrouwe copie van d'Ennery's Martyre.
Eene week later, den zevenden Maart, trad mevrouw
Beersmans alhier op als Juffrouw Guichard in
Alphonse van Alexandre Dumas, het tooneelspel,
waarmede zy overal elders haar jubileum had ge
vierd. Nog nooit hadden wy deze actrice in een
zoodanig genre zien optreden, nog nooit het tragische-
en het comische by haar zoo vereenigd en tevens
zoo gescheiden gezien. Het geheel vormde eene
nieuwe parel aan hare reeds zoo rijke kroon.
Door toevallige omstandigheden waren wy ver
hinderd de opvoering van Fernande bij te wonen
de algemeene opinie noemde het stuk zelf ellendig,
het spel echter uitmuntend.
De Aprilmaand deed ons nog mej. Vink bewon
deren als Be leelijkste van de zeven en onzo aan
dacht schenken aan Francillon, het laatste werk
van den grooten moralist A. Dumas; noch diens
zedepreeken, noch het spel dor Fransche artisten
konden ons bekoren.
Nog moeten wy hier melding maken van een
tweetal uitvoeringen door het Leidsch studenten-
tooneel, van een, door de onderofficieren van dit
garnizoen ten beste gegeven voor een liefdadig doel
en ten slotte van enkele reprises als van Be oude
Korporaal, Blonde Els, van het gezelschap der
heeren Van Lier, Anne-Mie der Rotterdamsche
tooneelisten.
Ziedaar dan de vruchten uit den vreemden boom
gaard, met welke wy ons kunstgenot hebben moeten
bevredigen, ziedaar den Gallo-Germaanschen schotel,
die als geesteljjk voedsel ons werd toegediend. Is
dit werkelyk een bedroevend feit, wy vinden echter
troost in de wyze, waarop het vreemde maal be
reid is geworden.
De Rotterdamsche tooneelisten hebben op schit
terende wijze hun roem gehandhaafd; hun spel
getuigde steeds van vele en veelzijdige talenten,
gepaard met eene bijzondere nauwgezetheid en
volhardende studie.
Een oprecht gemeend Tot weerzienszy hun dan
ook bij het eindigen van dezen terugblik toege
roepen. Mr. L. H.
De afdeeling Leiden en Omstreken der Neder-
landsche Maatschappij voor Tuinbouw en Planten
kunde hield weer eene gewone ledenvergadering
in de zaal der Loge. Na de opening der vergadering
hield de voorzitter eene korte, maar kernachtige
rede, ter herdenking van het driehonderdjarig be
staan van den Leidschen Academietuin. In deze
rede deed spreker duidelijk het nut van de kruid
tuinen uitkomen en meende daarom dat dit heug
lijke feit ook door de afdeeling niet mocht onop
gemerkt gelaten worden, te meer daar de afdeeling
de eer heeft in den directeur van dien kruidtuin
prof. W. F. R. Suringar haar eere-voorzitter en in
den hortulanus den heer H. Witte een buitenge
woon bestuurslid te zien. Na deze rede, die met
luid applaus werd begroet, ging men tot het lezen
der notulen over, welke werden goedgekeurd.
Behandeld werd het voorstel van het bestuur tot
het houden eener excursie in de omstreken van
Haarlem. Dit voorstel werd met toejuiching aan
genomen, nadat een lid had voorgesteld om naar
Heemstede en Bennebrook, een ander om naar
Overveen en Bloemendaal te gaan, welke voor
stellen door het bestuur in overweging zouden