imn ,ii vw»
buitenverblijf wordt bewoond door den heer D. Bak
ker. De gestolen voorwerpen zjjn1 gouden remon
toir-horloge met dubbele kast, op het deksel
staan de letters D. B.1 gouden damesring met
diamanten steen, de ring met haar omgeven en
van binnen de letters D. B., benevens een datum;
1 geëmailleerd gouden dames-medaillon, opschrift
„Souvenir," met halsketting van haar en gouden
sluiting; 1 zilveren voet van eene suikervaas; 1
onderstel van een olie- en azijn-, peper- en zoutstel
en sardinendoos van christoffle-zilver; 1 fantasie
broche, waarop de letters O. M., door elkaar gewerkt.
Verder lieten de inbrekers nog op twee andere
plaatsen de sporen van hun nachtelijk bezoek achter,
nl. bij den hoer P. A. v. d. L., in wiens apotheek
zjj een bezoek brachten, doch door wiens opstaan
zij verjaagd werden, en bij den heer W., waar de
ramen te goed gesloten waren, om er in te kunnen
komen. Een grooten byi lieten zjj achter.
Te Rotterdam is, in het oostelijk deol
der stad, een openbare speeltuin geopend.
Hedenmorgen is te Ede het huis van
den heer G. Van Ree, gelegen aan de Boschlaan,
afgebrand. De inboedel is grootendeels gered. Alles
was verzekerd.
Te Wierden is degrooteboerderij
van den landbouwer Loohuis geheel afgebrand.
Vijftien stuks vee kwamen in de vlammen om.
Een koek- en banketbakker te Gro
ningen, die failliet was gegaan, heeft zijnen schuld-
•eischers 100 pCt. uitbetaald.
Uit het testament van Victor Hugo,
hetwelk dezer dagen te Londen rechtsgeldig is
verklaard, blijkt dat de dichter in Engeland een
vermogen van 92,126 pd. st. heeft nagelaten, het
welk grootendeels aan kleinkinderen is vermaakt;
evenzoo twee landgoederen op Guernsey, zoomede
zijne bekende woning aldaar.
Dc branil in de „Prinses Amalla."
(Van een ooggetuige aan de A. R. C.)
Suez, 14 April 1887.
Hoe ik u de ramp moet beschrijven, die ons
getroffen heeft, weet ik niethet hoofd en gemoed
zijn nog te vol, en ook hebben onze handen te
veel te doen, om u alles rustig mede te deelen.
Toch willen wij u niet zonder tijding laten.
Sinds wij Zaterdag 9 April Port-Said verlieten,
is er zooveel gebeurd, dat de dagen wel maandep,
schijnen. Toch brak de eerste Paaschdag vriende
lijk aan. Krentenbrood en gekleurde eieren ver
sierden de ontbijttafel, en het menu voor den middag
beloofde veel extra's. Om halftwaalf kwam eene
traktatie van advocaten-borrel en bitterkoekjes de
passagiers verrassen. Wij zouden 's avonds te Suez
aankomen, wat wilde men meer! Maar het was
anders beschikt, zooals ge nader zult vernemen.
Het is heden Woensdag 13 April, en eerst heden
morgen ankerden wjj hier to Suez en nog wel als
in eene noodhaven. Even voor 12 uren dan op
dien bewusten eersten Paaschdag zagen wjj de
haastige schreden van kapitein, administrateur, enz.
zich naar beneden spoeden en in het laadruim
gaan, waar de hofmeester altijd de proviand haalt
en ook dagelijks een paar maal in afdaalt. Hij had
namelijk rook ontdekt en dit gerapporteerd.
Vandaar de ongewone drukte.
Onrfiiddellijk vloog iedereen op, en spoedig zagen
ook wij, passagiers, de rookwolken dringen door
de roosters van het ruim, net in de gang, die tus-
schen de hutten der passagiers doorloopt. Onmid
dellijk kwamen de brandspuiten in beweging en
werd er meer lucht gemaakt. Dit had echter ten
gevolge, dat de rook spoedig verstikkend werd, en
in een half uur werd het haast onmogelijk meer
naar beneden te gaan. Ieder had van den rook
roode oogen en hoestte en proestte om te stikken.
Toen werd het tijd om aan redding onzer hutba
gage te denken, die dan ook met welwillende hulp
der bemanning nog op het dek kwam, waar alles
P 'le méle stond, zooals het in de verschillende hutten
was bijeengeraapt. Ik had dadelijk idee, dat we
aan wal zouden gebracht worden. Wjj waren in
het Bittermeer gekomen en hadden daar het anker
laten vallen, omdat wij door den brand niet vorder
konden stoomen. Ik had daarom voor parapluies
en warme kleederen tegen den nacht gezorgd.
Overigerts bleven de passagiers vrij kalm en.gelaten
afwachten, wat er verder zou gebeuren. Wy aten
te hooi en te gras wat in het rooksalon, waarzoo
goed als het kon een ontbijt was klaargezet, want
de rookwolken werden hoe langer hoe dikker en
voller.
Na een uur had er op eens eene ontploffing plaats
als van kruit langs den mast. Ineens was het dok
gevuld met zwarten walm en rook, zoodat het daar
onhoudbaar werd, en wjj, passagiers, naar voren
vluchtten bij de matrozen en in de tweede klasse.
Uit het groote luik op het bovendek drongen dikke
rookwolken als uit eenen krater omhoog. De sloepen
werden losgemaakt en over boord gehangen, en
onze kalmte behielden wij slechts uit de weten
schap, dat, wat er ook gebeuren mocht, wij er
toch stellig het leven zouden afbrengen. Zoo elk
oogenblik met nieuwe ontploffingen en émoties viel
de avond. Alle spuiten waren in werking, maar
zonder succes: de brand werd zichtbaar heviger!
Reeds worden er vlammen waargenomenhet was
ontzettend
Toch zorgde men al weer zoo goed mogelijk
voor de passagiers en werd er in de 2de klasse
gedekt, waar wjj dan ook om acht uren weer
samen zaten te eten, in afwachting van eeno centri-
fugaalpomp, waar de kapitein naar Suez om geseind
had. Men begon te begrijpen, dat onze eenige red
ding in de hulp van die machine bestond, die, zooals
ge misschien weet, in één uur 500 ton water of
500,000 liter uitwerpt.
Ook hierin hadden wjj echter tegenspoed, want
er lag een schip vast in het kanaal, zoodat het
gevaarte eerst tegen elf uren in den nacht langs
de zij van ons schip kwam liggen. Toen duurde
het nog twee uren eer het kon werken, want het
is eene fameuse machine om op te stellen. Daarbij
werd de brand steeds heviger en drongen af en
toe vlammen en dikke rookwolken van allerlei
kleur met geweld door het gesloten laadruim, dat
toch telkens als veiligheidsklep moest omhoog ge
licht worden.
De spanning werd grooter; niemand sliep; een
schip met electrisch licht, door de Kanaalmaat
schappij afgezonden, voer om ons heen en verlichtte
het vreeseljjke tooneel. waar dit het meest noodig was.
Eindelijk, eindelijk kwam de reusachtige pomp
in werking, en viel er met eene ontzettende kracht
als het ware een waterval in het schip. Nooit ver
geet ik dat tooneel!
Toen het groote luik werd geopend om de water
massa binnen te laten, drongen rook en vlammen
met verdubbelde kracht naar buiten. Nu was het
doel om het schip onder water te zetten tot het
passagiersdek toe, om zoo alle vuur te smoren. Om
halfdrie 's nachts was dit doel bereikt en ademde
ieder wat ruimer.
Men zag toen van boven het water door de salons
spoelen en door de hutten der passagiers.
In het laadruim zag men als in een uitgebranden
krater. Alles, passagiersgoed en vrachtgoed, dreef
daar broederlijk in een zwart meer rond.
Wij dachten niet anders of ons goed was redde
loos verloren, want het had in het hevigst van
het vuur gestaan, zooals wij van den stuurman
hoorden. Enfin, alles wat er nog van terechtkwam,
viel mee, en wij waren met ons verlies getroost,
met het bewustzijn voor oogen, dat als de ramp
ons in open zee had getroffen, het schip reddeloos
was verloren geweest, en wij dan misschien dagen
of weken in een bootje hadden moeten rondzwalken
zonder zekerheid van redding, die nu stellig moest
opdagen.
Na het blusschen van den brand ging ieder zoo
goed als het kon wat rust zoeken. Niemand echter
rustte lang; om 6 uren was ieder weer ter been,
de meesten zonder iets geslapen te hebben.
Reeds in den nacht was men begonnen het
ruim weer leeg te pompen, een werk dat langzaam
vorderde. Het daglicht vertoonde de uitgebrande
ruimte en de meeste kisten zwart geblakerd aan
ons oog. De lossing met de stoomkraan begon
en veel van het goed viel onder de behandeling
uit elkaar.
Om twaalf uren was er weer in het groote salon
gedekt, waar ook de kinderen gegeten hadden, daar
ook de vloer van de kinderkamer half verbrand was.
Bp de kap is een groot gat gehakt in het dek,
waardoor men niets dan verkoolde massa's ziet.
Onder het eten werd ik ziek van moeheid en
overspanning en viel uitgeput in mijne kooi neer,
waar ik bijna volle twintig uur rustig bleef liggen,
onverschillig voor het goed, dat langzaam te voor
schijn kwam, geblakerd en druipend van stroomen
zeowater, en ook onverschillig voor het opnieuw
bespeuren van brand, welke echter in eönige oogen-
blikkon gebluscht was.
Toen ik eindelijk mjjn goed weerzag, was de
aanblik hartverscheurend. Ach, al dat met zorg
ingepakte en bijeenvergaderde goed zóó weer uit te
pakken, dit kan ik u niet beschrijven. Van porselein
of glaswerk was niets gebroken, maar al het witte
goed droop van het zeewater en was gedeeltelijk
verzengd.
Boeken, albums, doozen, enz. enz., alles is los
geweekt en valt uit elkaar. Enfin, wij hebben met
vereende krachten nog gered wat mogelijk was,
veel, wat al te zeer bedorven is, overboord ge
gooid en alles gedroogd, voor zoover het zeewater
dit toeliet. De meeste kisten waren door de zwelling
van den inhoud uit elkander gevallen, en nu moeten
wjj maar zoo goed mogelijk zien te verpakken op
andere manier.
Wij deelen ons lot met de meeste andere pas
sagiers; door het vertoonen van al het bedorvens
wekken wij elkanders medelijden op, en wij hebben
het allen even druk met het versjouwen en ver
pakken van alles wat behouden bleef.
Wij weten nog niet hoe wij verder zullen gaan
met de Burgemeester Den Tex of met de Fransche
mail. Die beslissing moet nog uit Holland komen,
want dit schip zal de reis wel niet mogen ver
volgen. Wat een overpakken weer, en wat zullen
wjj ons misschien moeten behelpen op een overvol
schip! Toch wordt er geen klacht gehoord, want
ieder is even dankbaar voor het geredde leven.
Allen namen wjj het aanbod van den kapitein
aan, om aan boord te blijven tot onze overscheping.
Wjj kregen te Suez van het gouvernement wol
f 50 per dag, als zijnde in eene noodhaven, doch
daarvan maken wy geen gebruik, daar het in Suez
erg vuil en duur moet zijn, en daar we dan ons
goed, waaraan wij nu zoo de handen vol hebben,
a l'dbandon zouden moeten laten staan.
De lossing dor goederen gaat dag en nacht door
onder het geschreeuw van Egyptenaren en andere
sjouwers: het is een helseh leven."
[Zooals reeds gemeld is, hebben de passagiers
inmiddels, dus na het schrijven van dezen brief,
de reis voortgezet, te weten het eene gedeelte per
stoomschip „Gelderland", de overigen per „Burge
meester Den Tex".]
Telegrammen.
PARIJS, 26 April. De Duitsche zaakgelastigde
heeft, naar de „République framjaise" meldt, gister
middag te halfvyf den minister van buitenlandsche
zaken medegedeeld, dat hy de akten, betreffende
het onderzoek in de zaak Schnaebele, nog niet had
ontvangen. Prins Yon Bismarck had van den stad
houder van Elzass Lotharingen slechts een uit
treksel ontvangen, terwyl hy daarentegen der
Fransche regeering de volledige stukken wilde
overhandigen, evenals Herbette dit van Fransche zyde
aan hem gedaan heeft. Onmiddellijk na de ont
vangst er van zal graaf Leyden, de waarnemende
gezant, de akten overleggen.
Hetzelfde blad wil weten dat gisteravond om
acht uren van de Duitsche kanselarij een telegram
ontvangen is, waarin de handelwijze der politie
dienaars, die den heer S. gevangennamen, zeer wordt
afgekeurd, maar slechts op officieuze wyze en zonder
spijt uit te drukken in diplomatischen vorm. [Be
vestiging hiervan moet afgewacht worden.]
De „Matin" meldt uit Nancy dd. 25 April, dat de
procureur-generaal negen getuigen heeft gehoord ep
dat heden aan de grens voor het eerst een groot
aantal reizigers, die van Duitsche zyde kwamen,
ondervraagd zyn, en dat zelfs een meisje, hetwelk
beweerde uit Metz te zyn verbannen, werd gevangen-
"genomen.
Heden heeft graaf Herbette aan de Duitsche
rijkskanselarij doen toekomen het Fransche bericht
aangaande het tweede onderzoek naar aanleiding
van de bewuste aanhouding en over de vraag of
do heer Schnaebele werkeiyk in de val gelokt is.
Het bericht aan vele buitenlandsche beurzen ver
spreid, als zou voor het Duitsche gezantschap al
hier eene oproerige manifestatie hebben plaats
gehad, is geheel van grond ontbloot. Er is niets
dergelijks voorgevallen.
RIO-DE-JANEIRO, 26 April. De keizer is zeer ziek,
zoodat zijn toestand aanleiding geeft tot ernstige
ongerustheid.
KROONSTAD, 26 April. De scheepvaart is her
opend.
ROME, 26 April. Broeder Lecatelli, een der per
sonen, die den Mahdi heeft gevangengenomen, is
te Cairo aangekomen. Men hoopt dat eenige andere
gevangenen zullen worden vrygelaten.
Het Vaticaan denkt eenige Duitsche zendelingen
te zenden naar Oost-Afrika in overleg met het
Duitsch-Afrikaansche gezelschap.