Leiden, 23 April.
diepgevoelden dank te betuigen. Hoe heugt ons
allen, die er by tegenwoordig waren, de 14de
October 1883, de dag waarop onze Schaap eene
halve eeuw aan het Genootschap verbonden wast
Zeker kwamen toen de gelukwenschen uit het hart
■voort en waren de toen aangeboden huldeblijken
bewijzen van oprechte dankbaarheid en ware hoog
achting.
„Helaas, onze hoop, dat den waardigen man nog
eene lange reeks van jaren te midden der zijnen
zou geschonken worden, werd niet verwezenlijkt.
Wel mochten wij ons nog op den 17den September
1885 bij het eeuwfeest der school in zijne tegen
woordigheid verheugen en deelde hjj in onze feest
vreugde, zoover zijne gezondheid hem dit toeliet;
maar de meesten van ons zagen hem toen voor
het laatst: den 13den Februari van dit jaar eindigde
het welbestede en nuttige leven van dezen warmen
vriend onzer school.
„Weet gij, leerlingen, waarom Schaap het Genoot
schap zoo liefhad, waarom zijn hart warm klopte
voor kennis en kunst en waarom hjj in uwe op
leiding zoo levendig belangstelde?
„Het was, omdat hjj hoog waardeerde wat hij
zelf duur had moeten koopen met jarenlange in
spanning. Vroeg had hjj leeren inzien dat hjj alleen
door grondige studie en voortdurende oefening wor
den kon, wat hij wenschte te worden. Daarom had
hij geene moeite ontzien om aan te vullen wat
er aan zijne eerste opleiding ontbrak en werd hij,
grootendeels op eigen krachten steunende, niet
slechts een bekwaam bouwmeester, maar ook zeer
ervaren in vakken, welke met het zijne slechts in
verwijderd verband stonden. Was het wonder dat
hij, hulpvaardig als hy was, zich al de moeilijk
heden herinnerende, welke hij zelf had moeten over
winnen, voor jongeren den weg trachtte te effenen
Dat heeft hij gedaan voor allen, die tot den
engeren kring zijner leerlingen behoorden; maar
ook voor u, die in latere jaren zijt gekomen, deed
hjj dat door den invloed, dien hij op de geheelo
inrichting der school heeft uitgeoefend. Niet minder
dan onsleden, onderwijzers, bestuurderen van het
Genootschap, voegt het u, leerlingen, hem in dank
bare herinnering te houden. Dat gij dit doen zult
weet ik, en ik weet ook dat bijna niets Schaap
liever kan gewoest zijn dan de gedachte, dat bij
het Genootschap zijn naam zou blijven voortloven."
Na deze met warmte uitgesproken, door de ver
gadering met belangstelling aangehoorde en zeer
toegejuichte woorden van hulde wees de spreker
er op hoe gunstig hot voorbeeld van uitmuntende
en brave menschen moet werken op de jongeren,
hoe dit hen moet stemmen tot hoogere krachts
inspanning. Den leerlingen van het Genootschap
in het bijzonder bracht hjj in herinnering, dat zjj
hunne taak niet te licht mogen opnemen: dat zjj
niet vergeten mogen, dat, wat zi) thans verzuimen,
later moeilijk in te halen is, en dat zij altijd voor
oogen moeten houden dat flinke jongens evengoed
als flinke mannen, altijd vooruit moeten.
Dit besef levendig te houden, is de taak dor
onderwijzers, en tot hoe groote tevredenheid van
het bestuur deze heeren die taak vervullen, mochten
zjj gisteravond van den heer Lorentz vernemen.
Het. bestuur betuigde zijne bijzondere erkentelijk
heid aan de zorg en de welwillendheid van den
heer Dikshoorn, directeur. Den heer Kouwels werd
dank gebracht voor de trouw en den ijver, waar
mede hij bijna twintig jaar aan de school werk
zaam was geweest. Ook aan de afgetreden bestuurs
leden wijdde de voorzitter een woord van hulde
voor hunne vele bemoeiingen.
Ten slotte bracht de voorzitter den dank van
het bestuur aan heeren burgemeester en wethouders
en al degenen, die verder tegenwoordig waren en
daardoor ook zedelijken steun verleenden aan het Ge
nootschap, hetwelk dien zoozeer behoeft naast den
stoffeljjken steun van Gemeente, Provincie en Rijk.
Hierop opende de voorzitter de tentoonstelling
van „Mathesis Scientiarum Genitrix", broederlijk
vereenigd met die van de „Practische Ambachts
school", daarbij den wensch uitsprekende, dat wel
willende beoordeelaars veel mogen te prijzen hebben,
maar dat zjj ook niet zullen nalaten te wijzen op
hetgeen naar hunne meening verbetering behoeft.
De schutterij-kapel, op de gaanderij in de groote
zaal gezeten, deed de tonen van het „Wien Neer-
landsch Bloed" hooien en de gemeentelijke auto
riteiten werden door het bestuur ter tentoonstelling j
geleid om deze het eerst in oogenschouw te nomen, i
weldra gevolgd door de leerlingen en door de be-
langstellenden, die zich na negen uren naar de
Stadszaal begaven.
Inmiddels werd in de stemkamer de ledenver
gadering gehouden, geopend door den voorzitter,
die de aanwezigen nogmaals welkom heette en den
secretaris, den heer P. J. Groen, verzocht de notulen
der vorige vergadering voor te lezen, welke ver
volgens werden goedgekeurd. Het bestuur deelde
daarop mede, dat de heeren Looman, Knuttel en
Van Rappard in den loop van het jaar door het
bestuur, wegens het bedanken van drie functiona
rissen, tot medeleden waren benoemd, waaraan de
vergadering eveneens met applaus hare goedkeuring
hechtte, waarna de voorzitter oen kort verslag
uitbracht van den toestand der school over het
afgeloopen jaar. Het totaal van het aantal leer
lingen voor den wintercursus bedroeg 212 tegen
218 in het vorige leerjaar; de zomercursus werd
bezocht door 161 leerlingen en ten vorigen jare
door 190. Voorts bracht spreker in herinnering,
dat ook door de leerlingen van „Mathesis" bijdra
gen geleverd waren voor de tentoonstelling van
kunstindustrie te Haarlem, gehouden en uitgegaan
van de Maatschappij tot bevordering van Nijver
heid aldaar. Daarop werden bij monde van dr. D.
E. Siegenbeek Van Heukelom inlichtingen gegeven
omtrent de rekening en verantwoording, die lffj
met den heer Filippo en met behulp van den
penningmeester, den heer Le Poole, had nagezien.
De rekening was zóó accuraat, dat het niet moeie-
ljjk was die na te gaan. Er bleef dus niets anders
over dan dank te betuigen voor het gehouden
finantiëel beheer. De cijfers zullen achter het aan
de leden te verzenden en nog te drukken verslag
worden vermeld.
Na dank aan deze heeren gebracht te hebben
voor hunne diensten, werd door den voorzitter aan
de orde gesteld het kiezen van drie bestuursleden.
Uit het tweetal door het bestuur voorgedragen ter
vervulling der vacature van den heer Kok en be
staande uit de heeren K. De Boer en P. G. Lancol,
werd eerstgenoemde gekozen met 24 stemmen, terwijl
de heer Lancel 10's't. verkreeg en 1 biljet blanco was.
In de plaats van den heer Van der Horst werden
voorgesteld de heeren dr. J. M. Van Bemmelenen
dr. H. Kamerlingh Onnes, met gevolg dat de eerste
werd gekozen met 34 stemmende heer Kamerlingh
Onnes verkreeg éóne stem. In de vacature-Schaap
moest gekozen worden tusschen dr. D. E. Siegen
beek Van Heukelom en L. Maas, van wie de eerste
19 stemmen verkreeg en dus werd verkozen. Door
drukke bezigheden daartoe niet in staat, bedankte
deze heer voor het lidmaatschap in het bestuur en
werd uit een nieuw tweetal, bestaande uit de heeren
P. G. Lancel en L. Maas, eerstgenoemde gekozen
met 22 stemmen; de heer Maas verkreeg 10stem
men, terwijl 2 biljetten blanco waren.
De voorzitter sloot hierop deze 102de algemeene
vergadering.
En nu wat de tentoonstelling zelve betreft. Deze
kenmerkt zich door fraaie rangschikking der tee-
keningen en werkstukken van de leerlingen van
het Genootschap niet alleen, maar ook door eene
vrij aanzienlijke hoeveelheid voorwerpen, gemaakt
door de leerlingen der Practische Ambachtsschool,
zoo nauw met do eerste inrichting verbonden. De
teekeningen, zoowel die, welke met passer en
rechtlijnig zijn vervaardigd, als die, uit de hand
geschetst, zien er over het algemeen netjes uit en
velen zullen met genoegen een oogenbllk vertoeven
voor die teekeningen, waarop eene kaart is beves
tigd met het woord „bekroond".
Èn de qualiteit èn de quantiteit zjjn groot.
Ook aan de boetseer- en verdere werkstukken
is blijkbaar veel zorg besteed, waardoor ze eene
waardige plaats onder het tentoongestelde innemen.
Hetgeen door de leerlingen der Practische Am
bachtsschool werd gereed gemaakt, en daarondor
is thans ook de afdeeling meubelmaken door eenigo
kasten, welke er goed uitzien, vertegenwoordigd,
toont dadelijk dat deze leerlingen al aardig zijn
geoefend. De schildersleerlingen bezitten blijkbaar
reeds eene groote vaardigheid in het schilderen van
alle soorten van letters en het nabootsen van marmer
en hout, terwijl ook de smeden niet achter zijn
gebleven om te laten zien, met welke vruchten
zij niet alleen theoretisch, maar ook practisch
worden onderwezen.
Een paar uithangborden en een windwijzer
trekken om de fraaie bewerking in renaissance-stijl
niet het minst de aandacht en misschien ook wel
liefhebbers om ze voor hunne woningen in eigendom
te bezitten, evenals dit ook wel het geval kan
worden met een paar boekenkasten, een ledikant,
trapjes en zooveel meer andere huishoudelijke
artikelen, welko hetzij door het een, hetzij door
het ander uitmunten. Voor geld en goedo woorden
toch komt men overal terecht.
We hopen dat velen nog gebruik zullen maken
van de gelegenheid om de tentoonstelling te be
zoeken, welke alle drie de zalen en zelfs de galerij
beslaat en die ook heden overdag een groot aantal
bewonderaars tot zich trok.
De heer A. Van Iperen Jr. alhier heeft met
gunstig gevolg het doctoraal examen in de rechts
wetenschap afgelegd.
Namens de Leidsche Kwartguldens-vereeniging
werd dezer dagen eene bijdrage van f 80 opgezonden
ten behoeve van de Zendingschol en in de Minahassa
van Menado, en eene gift van f 6 voor de Meisjes
school te Tomohon.
Maandag, 25 dezer, wordt de generaal-majoor
A. Baud, commandant der 1ste militaire afdeeling,
waarvan ook het 4de regiment infanterie een deel
uitmaakt, alhier verwacht.
In de heden gehouden algemeene vergadering
van de Leidsche Bankvereeniging H. F. C. Gorlings,
gepresideerd door den hoer D. Hartevelt, werden
de balans en winst- en verliesrekening over 1886
goedgekeurd en is het dividend vastgesteld op 60
per aandeel.
Blijkens het uitgebracht verslag mocht men zich
verheugen in toeneming van zaken. Het hoogor be
drag der provisierekening werd grootendeels ver
kregen door de vermeerdering van aan- en verkoop
van effecten en verzilvering van coupons.
De lage koersen oefenden een nadeeligen invloed
op het winst-saldo der renterekening.
Hedennamiddag ontvingen we per Fransche
mail de Indische bladen van 16 tot en met 23 Maart.
De heer L. Van Zanten Jzn., leeraar aan de
hoogere burgerschool te Tiel, geeft in het „School
blad" (No. 19), uitgevers Noordhoff Smit te
Groningen, eene zeer uitvoerige en tevens gunstige
beoordeeling van het werkje, dat onze stadgenoot
de heer B. Boon, onlangs bij den heer S. C. Van
Doesburgh alhier, heeft uitgegeven.
Wij ontleenen daaraan het volgende:
„Dat er na verscheiden meer en minder verdien
stelijke werken over het boekhouden, in de laatste
jaren verschenen, in ons land weder iets nieuws
op dit gebied zou uitkomen, is mij eene verrassing
en toont dat Slevin geen ongelijk had, toen hij de
boekhouding eene Const noemde, welke, hoe
wel se in Barbaro soeculo gevonden schijnt,
tot de vrije dient gerekend te worden. Zjj geeft
althans stof tot wetenschappelijke onderzoekingen
en bespiegelingen, huldigt verschillende theorieën,
heeft eene geschiedenis en vindt meer en meer
beoefenaars."
De inhoud van het merkwaardige boek wordt
als volgt aangegeven:
lste Afdeeling. Beschouwingen over wettelijke
bepalingen, handel, geld en kooplieden, het groot-
of schuldboek, de balans, de leer der overschrij
vingen, slotsom; dit is van den schrijver.
2de Afdeeling. Stevin's bouckhouding, waarin de
verklaring van het journaliseeren (de manier van
het stellen der partiën int Jornael), van het trans
porteeren in het grootboek (de manier vant overset ten
uyt het Jornael int Schultbouck), van het Memoriaal,
kasboek en onkostenboek, alsmede een volledig uit
gewerkt Journaal en Grootboek; alles van Stevin,
in de kernachtige taal van 't einde der zestiende
oeuw. Hieraan worden toegevoegd samenspraken
tusschen Prins Maurits en Stevin over „Bouckhou-
dersche question", naar aanleiding van het onder
richt dat do Prins zich van zjjn leermeester in de
wiskunde ook in het boekhouden liet geven.
Het laatste gedeelte, handelende over de balans,
het afsluiten der rekeningen en het openen dër
nieuwe, is weder van den schrijver, behalve het
slot, bevattende aanteekeningen over do Oudthoyt
des Bouckhoudens, de Wjjsentjjt en de
Leecketjjt.
Het boek zou reeds belangrijk zjjn, als het bjj
de tweede afdeeling begon, omdat het ons toont,
hoe helder reeds de begrippen van Stevin waren
over het dubbel boekhouden en welk eene belang
stelling Prins Maurits toonde, door zjjne gepaste
vragen over punten, welke hem duister waren ge
bleven. Deze twee uitstekende mannen, zoo groot
ieder op zjjn gebied, achtten het niet beneden ziet
hunne bemoeiingen ook uit te strekken tot de
schijnbaar minder belangrijke bijzonderheden der
administratie en toonden ook in het kleine groot te
zjjn. Doch ook de eerste afdeeling, die ons een
inzicht geeft van schrijvers opvatting der gronden,