N°. 8311.
Woensdag 15S& iii't.
A0. 1887,
Feuilleton.
De Dames Sterne en haar Neefje.
ft ze Qoarant wordt dagelijksmet uitzondering
van &on- en feestdagen, uitgegeven.
EENE SCHETS
LBIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Vsor Lalden per 8 maanden.f 1.10.
Franco per poet1-40.
Aüondorlöke Nommere0.06.
PRIJS DER ADVERTENTEBN:
Van 1—6 rebels 1.05. Iedere regel meer 0.17$
Grooterc letters u&ar plaateruimte. Voor het incas
seeren buiten de etad wordt 0.10 berekend.
4)
DOOR
P. J. andriessen.
„U wenscht zeker te weten, dames," zeide hy,
„welke myn conditiën zijn?"
„Conditiën, mijnheer," antwoordde tante Door.
„Geef ons maar een prospectus, 't Schoolgeld komt
er niet op aandat kunnen we in de ruimte betalen.
Maar we wenschten vooreerst gaarne te weten, of
er nog plaats op uw instituut is, om een knaapje
van acht jaren te plaatsen."
„Voorzeker, dames," antwoordde de heer X.
„Indien ik slechts het adres mag hebben van de
ouders van 't kind. Want, weet u, mijn school
bepaalt zich geheel alleen tot kinderen uit den
fatsoenlijken stand."
„Zien wij er dan zoo onfatsoenlijk uit, mijnheer
X.?" vroeg tante Net, tamelijk bits.
„Met uw verlof, dame," antwoordde de onderwijzer.
„Uw leeftijd, vergeef mij die uitdrukking, zou 't be
lachelijk maken te onderstellen, dat de achtjarige
jongeheer een zoontje van een uwer is. Nu gebeurt
het meer, dat dames van leeftijd een protégéetje
hebben, bijvoorbeeld een zoontje van haar schoon
maakster of strijkster, dien zij, omdat het een vlugge
jongen is, op oen goede school willen doen. En
daar zou ik in mijn privé nu wel niets tegen heb
ben; maar u begijpt wel, dat de ouders van mijn
leerlingen, wolke allen tot den deftigen stand be-
hooren, zich daartegen zouden kanten. En zoo zou
ik, door dat ééne knaapje, misschien vijf of zes
andere kinderen verliezen. En dat kunnen de dames
toch niet van mij vorderen."
„Wees daarop gerust, mijnheer X," antwoordde
tante Net. „We komen voor on6 neefje, dat we
als kind bij ons in huis genomen hebben. Zie hier
ons adres."
„Dank u," zeide de onderwijzer, die 't hem aan
geboden kaartje inzag. „Dus is die zwarigheid opge
lost en verklaar ik mij boreid, uw neefje onder
't getal mijner leerlingen op te nemen."
„Maar wij zijn daartoe nog niet bereid, mijnheer,"
zeide nu tante Door. „Eer we 't kind aan u toe
vertrouwen, wenschten we wel te weten, hoe u
over zekere punten van den godsdienst denkt. Bij
voorbeeld over 't leerstuk der verkiezing en der
verwerping."
„Neem mij niet kwalijk, dame," antwoordde de
onderwijzer, „dat ik u op deze vraag 't antwoord
moet schuldig blijven. Ik ben niet gewoon, om voor
de ouders mijner leerlingen een geloofsbelijdenis af
te leggen. Daarenboven, mijn plicht roept mij boven.
Wilt ge mij, zonder 't afleggen eener confessie, uw
neefje toevertrouwen, zeg mij dan maar, wanneer
gij hem wilt zenden: zoo niet, veroorloof mij dan,
u te verlatendaar ik den tyd, welken ik hier door
breng, aan myn leerlingen ontroof."
„'t Spijt ons, dat we u zoolang hebben opgehou
den," zei tante Net, terwijl ze van haar stoel oprees.
„Intusschen zullen we 't nog eens in bedenking
houden en er met elkander over raadplegen. Wat
mij aangaat, ik zou er tegen zijn, u onzen lieveling
toe te vertrouwen."
„Ik ook," zei tante Trui mede opstaande.
„En ik niet minder," voegde tante Door er bij.
„Aan de zorg van een onderwijzer, die er niet voor
durft uitkomen, hoe hij over 't stuk der verkiezing
en der verwerping denkt, zou ik ons Chrisje niet
gaarne overgeven."
„'t Spijt mij, dames," zeide mijnheer X., terwijl
hij aan de schel trok. „Gij zult mij niet ten kwade
duiden, dat ik u niet uitlaat. Mietje," zeide hy tot
de binnenkomende meid, „je zult de dames wel
eens uitlaten. Ik heb de eer uw dienaar te zyn, dames."
„Welk een onbeschaamde vlegel 1" riep tante Trui
uit, toen zy zich weer op straat bevonden. „Te dur
ven zeggen, dat onze jaren ons niet toelaten, de
moeder van een achtjarig knaapje te zyn. Zoo iets
mag hy denken, maar niet zeggen. Wil je wel ge-
looven, dat mij de kleur uit en in sloeg?"
„En dan, wat een forsche kërel is hyriep tante
Net uit. „Wat een paar oogen! Goed, om de kin
deren naar bed te jagen. Ik denk, dat Chrisje zoo
bang voor hem zou zyn geweest als een wezel."
„En heb je die knuisten wel opgemerkt?" vroeg
tante Trui. „Hy zou het kind wel een ongeluk
hebben kunnen toebrengen, als hy 't wat hard aan
gepakt had."
„En dat zyn nu nog al ondcrwyzers der jeugd!"
zei tante Door hoofdschuddend. „En ze durven er
niet eens voor uitkomen, hoe ze over 't leerstuk
der verkiezing en der verwerping denken. En nu
heb ik dat eenvoudige ding nog maar gevraagd.
Als ik eens aan de drieëenheid, de genoogdoening,
de genade, de volmaakte geneigdheid van den mensch
om God en menschen te haten, gekomen was I't Is
maar gelukkig, dat ons nog bytyds de oogen geopend
zijn. 't Is dan ook maar een goed woord, dat de
Apostel Paulus zegtBeproef de geesten."
Indien ik u de verdero ontmoetingen van onze
dames op dien school verkenningstocht wou mee-
deelen, zou zeker dit schetsje veel te uitgebreid
worden. Genoeg zy hot, dat de tantes een school
vonden en 't scheen, dat, (misschien wol door ver
schillende teleurstellingen) tante Doors katechesatie-
manie een weinig lager gestemd was geworden
de onderwyzer ten minste, by wien Chrisje bestoed
werd, was niet zoo geheel zuiver in de leer, als
de goede vrouw wel gewenscht had. Maar 't was
een braaf man en eon goed onderwijzer. En deze
beide eigenschappen waren zeker veel waard. Hoe
't zy tante Door scheen tevreden over zijn geloof,
tante Net over zijne oogen, en tante Trui over zyne
knuisten, en dat was waariyk al veel.
Op 't oogenblik nu, waarop wy 't gesprek aan
hoorden, waarmee ik myn verhaal begon, was
Chrisje reeds twee jaren op de school van mynheer
Y. geweest, en wat ze van zyn leeren zeiden, was
inderdaad waar. Zyn onderwyzer was dan ook
volkomen voldaan over zyne vorderingen. Ware hy
't ook maar geweest over zyn karakter en zyn
omgaug met zyne kameraden. Even toch als do
diamant eerst zyn waarde verkrygt, als hy go-
slepen wordt en men dan eerst juist bepalen kan,
of hy van 't eerste water of van minder allooi
is, zoo kwamen ook de gebreken van ons Chrisje
voor den dag, toen hy door den omgang met anderen
geslepen werd, toen hij bemerkte, dat er ook anderen
waren, welke gelyke rechten hadden als hy en
die rechten lieten gelden, als ze veronachtzaamd
werden.
„Dat is een lamme jongen!" Yergeef my dat
woord, geachte lezeressen; maar dat is zoo de ge
ijkte term bij de Hollandsche schooljongens. „Dat
is een lamme jongen, die Chrisje Poot", was 't
algemeen oordeel zyner medeleerlingen, van den
hoogsten tot den laagsten.
„Een mem, wien ik wel eens een paar blauwe
oogen zou willen geven", voegde zoo'n jongen van
Hildebrand er by. „Ze moesten hem een vaderliefje
opzetten; dan zou hy nooit over tocht klagen",
vond een derde.
„Laat hem zitten, Bram", zei een vierde. „Je
zoudt je kostelyke handen maar vuil maken aan
zoo'n akeligen flauwert."
(Wordt vervolgd.)
Gemengd Nieuw».
Uit Steenwykerwold wordt van 17
Maart gemeldGisteren overleed in do kolonie
Willemsoord dezer gemeente op ruim 98-jarigen
leeftyd Gijsberta Van de Horst, weduwe van Theo-
dorus Bykerk, van wie mot recht kan gezegd wor
den dat haar leven veelbewogen was. In 1812,
toen ze reeds gehuwd was, volgde ze als marke
tentster haar echtgenoot, die by het leger van
Napoleon was ingelyfd, op zyn tocht naar Rusland
en zag Moskou op korten afstand branden, ont
kwam, zoowel als haar man, het gevaar van ver
drinken aan de Berezina en had op den terugtocht
met allerlei tegenspoeden te kampen, hetgeen nog
aanmerkelyk verergerd werd, daar door de strenge
koude de beide voeten van haren echtgenoot be
vroren, zoodat zij samen in het hartje van Rus
land eenigen tyd moesten achterblyven. Zy woonden
ook don slag van Waterloo by. Bykerk was des-
tyds wachtmeester dor huzaron. Beiden werden
na den slag gevangengenomen en moesten voor
geruimen tyd hunne vryhoid missen. Na herstel
van de rust werden ze echter weder op vrye voeten
gesteld. Haar echtgenoot, dio in 1786 was geboren,
stierf tien jaren geleden. Na dien tyd tot heden
werd zy met ondersteuning van de Maatschappy
van Weldadigheid zorgvuldig opgepast door haren
60-jarigen zoon, die steeds het beste voor haar
spaarde. Sedert verleden zomer is zij steeds bed
legerig geweest en verkoerde zy in staat van volsla
gen kindschheid. ZC.)
De in hare woning, rue Montaigne
te Parijs, vermoorde juffrouw Regnault behoorde tot
de „monde de la galanterie" en was by de 40
jaren oud. Men vond in eene der kamers, een paar
manchettende knoopen droegen initialen, welke
overeenkomen met do eerste letters van naam en
toenaam, gevonden onder brievenwelke een minnaar
der dame haar schreef.
Wel is de moordenaar nog niet ontdekt, maar
toch gelooft de politie dat zy hem op het spoor is.
Zy kent zijn naam (men noemt althans als zoo
danig zekeren Gaston Geissler) en zyn uiterlijk, en
heeft zijn signalement alom vorspreid. De man was
onlangs uit Nancy naar Parys gekomen en kwam
meermalen by zyne slachtoffers aan huis.
De politie te Brussel meent dat de moordonaar
zich daar ophoudt. Een verdacht persoon, wiens
uiterlyk aan het signalement beantwoordt, heeft
reeds te Brussel de aandacht getrokken, maar
de politie is zyn spoor byster geraakt. De „Indé-
pendance Beige" acht daarom het vermoeden, dat
de man zich te Brussel bevindt, zeer onwaarschynlyk.
De vermoorde dame was zeer ryk, doch hare
papieren, ter waarde van meer dan 200,000 fr.,
bevonden zich in een brandkast, die de moorde
naar niet kon openen. Daarom heeft hy zich tevre
den moeten stellen met een paar duizend franken
en de enkele kostbaarheden, welke hy kon vinden.
De moordenaar schynt ook daardoor een bekende
te zijn geweest, omdat de hond niet heeft geblaft.
By eene sneeuwbui van korten duur,
die in de nabyheid van Chepstow (Engeland) onlangs
viel, werden zeer groote sneeuwvlokken waarge
nomen. Op één oogenblik waren de vlokken meer
dan 6 centimeters groot. Later bereikten zy eene
grootte van 7 centimeters; een der vlokken was 7
centimeters lang by 6'/, breed en was 7'/, milli
meters dik. Eenige oogenblikken daarna namen hunne
afmetingen nog in grootte toe en hunne lengte
werd van 9 tot 10 centimeterser waren ook nog
grootere. Elk dezer overgroote vlokken bevatte na
de smelting 14 tot 16 droppels water. Zy waren
samengesteld uit honderden kristallen met de on-
denkbaarste hoeken, maar meer in de richting van
de lengte der vlokken dan in de dikte.